
Deze week was ik even in Nagorno Karabach, een Armeense exclave binnen de grenzen van Azerbaijan. In de verwarde laatste jaren van de Sovjet-Unie streefde dit gebied naar aansluiting bij Armenië en toen Azerbaijan zich in 1991 onafhankelijk verklaarde van de Sovjet-Unie, riep Nagorno Karabach de onafhankelijkheid uit. De officiële naam is Republiek Artsakh. In de daarop volgende oorlog, die duurde tot 1994, veroverden de Karabachers het gebied dat hen scheidde van Armenië, zodat er nu twee Armeense staten naast elkaar liggen, met een grens die ze allebei liever kwijt zijn, maar die er nog wel even zal liggen omdat er geen vredesverdrag is en geen land ter wereld de onafhankelijkheid van Nagorno Karabach erkent, laat staan de veroveringen.
Er wordt aan de grenzen nog weleens geschoten en soms laait het geweld nog op: in 2016 is er nog vier dagen hard gevochten. De laatste vier maanden zijn er echter geen schietincidenten gemeld en vorige maand was er politiek overleg over de blauwdruk voor een door de OVSE voorgesteld vredesverdrag. Dat liep op niets uit, maar ik heb me laten vertellen dat veel Armeniërs menen dat de eigen regering sinds de democratische revolutie van vorig jaar geen behoefte meer heeft aan een buitenlandse vijand en daarom bereid zal zijn tot concessies. Ik vond dat interessant, want het illustreert dat de Armeniërs erkennen dat de Azeri’s niet de enige agressor zijn.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.