
[Vandaag een gastbijdrage van Rob Duijf.]
Nederland zucht onder extreem hoge temperaturen. Sinds de hittegolven van 1975 en 1976 is het in ons land niet meer zo warm geweest. Eén ding is zeker: wie de zon aanbidt, hoeft dezer dagen geen verre oorden op te zoeken om lui-lurkend aan een zomercocktail een kleurtje op te doen en vitamine-D bij te tanken.
Al dat zonnegenot heeft echter ook keerzijden. De natuur verdroogt en op de Veluwe creperen de zwijnen. De zeugen hebben te weinig melk voor hun biggen en omdat de beuken en eiken geen nootjes en eikels maken, wordt het een slecht “mastjaar” voor de dieren. Ónder de grond – en dus buiten ons blikveld – lijkt zich tevens een ramp van andere aard te voltrekken: door de lage grondwaterstand dreigt ons archeologisch bodemarchief te verdrogen. Water heeft immers een conserverende werking; het voorkomt dat organische resten (zoals hout, dierlijk en menselijk botmateriaal) aan de lucht worden blootgesteld.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.