
Gisteren bood ik op deze plaats een overzicht van een kleine veertig dingen die mensen zouden moeten weten over geschiedvorsing. Aangezien de historische canon van Van Oostrom / Kennedy geschiedenis presenteert als het ene feit na het andere, wilde ik toch eens benadrukken dat geschiedenis ook een wetenschap is.
Een van de trouwste lezers van deze blog, CK uit het archeologisch en historisch zo rijke Nijmegen, wees me erop dat een archeologiecanon ook niet zou bestaan uit een lijst van losse opgravingen, maar uit een lijst van methodische en technische vernieuwingen. In een telefoontje bespraken we dat archeologen, doordat ze de wetenschappelijke dimensie almaar niet benoemen en zich verschuilen achter de monumentenwetgeving, zélf de reden zijn waarom een staatssecretaris van Cultuur zich afvraagt wat hij aan moet met musea vol opgegraven potten en pannen, waarom de limesvoorlichting zo verrekte contraproductief is, waarom een hoogleraar publiek begrip van wetenschap de raarste dingen kan vertellen over het Rijksmuseum van Oudheden en waarom De Volkskrant archeologie te onbelangrijk vindt om iets te rectificeren. Een Nijmegenaar herinnert zich natuurlijk ook de aquaductenaffaire en de affaire in de buurgemeente Cuijk.
Mensen: archeologie is een wetenschap. Hier is een minimumoverzicht van wat je er eigenlijk van behoort te weten als je erover wil meepraten. Inclusief de zwarte bladzijden die de minister zo graag in een canon wil.
De Vroege Nieuwe Tijd
- Antiquarisme: de grote verzamelingen waarin voor het eerst het materiële aspect van het verleden werd verkend
- Johan Picardt en de ontdekking dat er een kenbaar verleden was waarover geen geschreven bronnen bestonden
- Johann Joachim Winckelmann, het filhellenisme en het ontstaan de klassieke archeologie
- Etnografische parallellen, de Stufentheorie en het ontstaan van de prehistorische archeologie
De negentiende eeuw
- De grote musea: het Louvre en het British Museum
- Seriaties
- Austen Henry Layard en de ontdekking van het Midden-Oosten
- Charles Lyell en de ontdekking van de “diepte” van het verleden
- Heinrich Schliemann en de stratigrafische methode
- Oscar Montelius en de empirische onderbouwing van de vooruitgangsgedachte
De vroege twintigste eeuw
- Het diffusionisme ter verklaring van culturele verschillen (en het hyperdiffusionisme)
- De Sovjet-archeologie, die voorbij het materiële aspect keek naar de samenleving als geheel
- Luchtfotografie
- Toetanchamon en de doorbraak naar het grote publiek
- Het functionalisme als principe om oude samenlevingen te beschrijven
- Gordon Childe of: waarom het bizar is dat de Nobelprijs voor de Letteren nooit is toegekend aan een archeoloog
Na de Tweede Wereldoorlog
- Koolstofdateringen
- De survey
- Dendrochronologie
- Lewis Binford en de Nieuwe Archeologie (vgl. Redmans Rise of Civilization)
- Anthony Snodgrass en de Mediterrane Archeologie
- Het maximalisme-debat over de relatie tussen tekst en vondst
- De postprocessuele archeologieën
- Archeologie en taal
- De technologische vernieuwing (GIS-systemen e.a.)
- Het verdrag van Malta en (in Nederland) het ontstaan van het archeologisch bedrijfsleven
De eenentwintigste eeuw
- Publieksarcheologie
- Klimaatonderzoek
- Isotopenonderzoek en de DNA-revolutie
Zwarte pagina’s
- De politisering van de archeologie
- Onvoldoende professionele uitleg (het ontbreken van een tweede en derde lijn)
- Onvoldoende controle op de erfgoedsector (“presenteïsme”)
PS
Een canon voor de filologie ga ik niet maken, omdat ik eerst deze reeks wil voltooien én al eens een overzicht heb gegeven van tien invloedrijke teksten.
Lijst ” van een kleine veertig dingen die mensen zouden moeten weten over geschiedvorsing.”
Welke mensen? Iedereen? Iedereen van elk vak een dergelijke lijst? Iedereen die mee wil praten over een onderwerp? Leraren op een school voor journalistiek?
Dergelijke lijsten als giseren en bovenstaande in het basisonderwijs?
Ik bedoel deze lijst voor iedereen die wil meepraten over het verleden.
Lijkt me voor nog minder discussie vatbaar dan je lijst van gisteren.
Dank voor dit overzicht ! Het mij onbekende vul ik aan en het geheel print ik uit.
Meestal is zo’n invul-oefening voldoende om mijn geheugen te resetten :-]
O ja, Johann Joachim krijgt als enige archeoloog geen voornaam in deze canon.
Doe toch maar bij deze ‹ founding father ›.
JJ krijgt zijn naam, terecht!
Ik vind dat Albert Eggers van Giffen (1884-1973) in deze opsomming niet mag ontbreken.
Deze Nederlandse archeoloog ontwikkelde de kwadrantenmethode (of taartpuntmethode), waarbij een plek van archeologisch onderzoek in zowel verticale als horizontale sleuven wordt afgegraven. Op deze manier verkrijg je een maximum aan gegevens met een minimale verstoring.
Met deze methode kunnen zowel kleine sites als grafheuvels, maar ook grotere structuren zoals terpen en wierden worden onderzocht.
En wat doen we met zaken die -mogelijk- geen blijvertjes zijn, zoals de Harris-matrix of (voorspelling) het Deventer-systeem?
Een canon is niet voor de eeuwigheid, dus ik zou zeggen: eruit gooien zodra hun tijd gekomen is.
Zou je onder zwarte bladzijden ook niet de grootschalige ‘diefstal’ van cultuurgoed uit de vorige eeuwen naar de grote musea moeten noemen? Ik denk bv aan de Elgin marbles.
Valt een beetje onder “grote musea”, vind ik.
Maar ook onder een bepaalde schatgravers-mentaliteit en een koloniaal soort overtuiging. Aan de andere kant weet je natuurlijk niet of bv. de voornoemde marbles niet juist daardoor overleefd hebben.
En ik ben het helemaal met Rob eens: van Giffen mag niet ontbreken.
en weer een informatieve blog!
Net als gisteren is dit weer een “methodologische canon”, een canon voor de “geschiedeniswetenschap” resp. de “archeologische wetenschap”.
Dit klopt in de zin dat een canon volgens mijn van Dale een regel, richtsnoer, maatstaf is. Maar het wordt de laatste jaren toch vooral gepresenteerd als “de basis wetenswaardigheden binnen een wetenschapsgebied”. Zo vat ik van Oostroms canon van de geschiedenis op, en ik had gehoopt dat er een alternatief geformuleerd zou worden voor de geformuleerde canon die vooral op personen en gebeurtenissen gebaseerd is. Ik zou de geschiedenis liever vatten in 50 significante “uitvindingen’ of “ontwikkelingen’ die hun stempel op het beloop van de geschiedenis hebben gedrukt: te beginnen met “uitvindingen” als gebruik van instrumenten, domesticeren van dieren, conserveren van bederfelijke waar als melk om verder te kunnen trekken, via koper en ijzerbewerking naar irrigatie, uitvinding van de stijgbeugel in China en via de Avaren naar Europa, toepassing van het wisselstelsel in de landbouw, uitvinding van kruisboog en buskruit, ontginning van veengebieden (mooie stukken van Jona of Dirk III, (het was geloof ik III), etc.
Ik denk dat de archeologie voor het begin hiervan ijkpunten kan beschrijven, en nodig blijft zolang de geschreven bronnen ontbreken.
Met die uitvindingen als basis zouden misschien de bredere verbanden wat zichtbaarder kunnen worden. Al met al blijft de Oostromse canon toch een kralensnoer met nadruk op de kralen, terwijl juist de verbinding ertussen zo essentieel is.
Ik denk dat er nog wel wat namen toe te voegen zijn aan dit lijstje. Ten eerste: Napoleon Bonaparte. Zijn expeditie naar Egypte was het begin van de Egyptologie. Volgende: Jean François Champollion, die de hiërogliefen wist te ontcijferen.
En de ontdekking van het graf van koning Toet is natuurlijk een tweesnijdend zwaard: aan de ene kant wekte het de belangstelling van het grote publiek, aan de andere kant was het de start van allemaal wilde verhalen over de Vloek van de Farao.
Waar is de invloed van Indiana Jones?