Klassieke literatuur (4): toneel

Het theater van Dionysos in Athene, waar veel van de overgeleverde toneelstukken in première zijn gegaan.
Het theater van Dionysos in Athene, waar veel van het overgeleverde toneel in première is gegaan.

[Bij mijn mail zat een tijdje geleden de vraag welke klassieke teksten en vertalingen ik mensen zou aanraden. In deze onregelmatig verschijnende reeks zal ik een persoonlijk antwoord geven, waarbij leesplezier voorop staat. Wie zich er echt in wil verdiepen, kan het beste aan een universiteit bij een collegereeks. Voor de Latijnse literatuur is er Piet Gerbrandy’s Het feest van Saturnus. Voor de Griekse en christelijke literatuur is zo’n boek er niet. Vandaag behandel ik het toneel.]

De Grieken kenden twee soorten twee toneel: de tragedie en de komedie. De komedies zijn, om redenen die ik zo meteen zal uitleggen, wat vergeten geraakt, maar de tragedies worden nog volop gespeeld. Dat wil zeggen: enkele ervan, want de Rhesos van Euripides is onspeelbaar. Om die reden neemt men ook wel aan dat het stuk niet van die tragicus is: het is zo anders dan de rest van zijn stukken. Maar ja, wat weten we nu eigenlijk over Grieks toneel, als we het moeten doen met tweeëndertig tragedies en elf hele en zes halve komedies?

Er zijn drie “grote tragici”: naast Euripides zijn dat Aischylos en Sofokles. Aischylos stelt – althans in zijn overgeleverde stukken – enkele grote theologische vragen, zoals over de wijze waarop de goden overmoed bestraffen (De Perzen, mijn favoriet), over de onvermijdelijkheid van het noodlot (Zeven tegen Thebe) en of een oppergod én goed én almachtig én alwetend kan zijn (Prometheus).

Sofokles’ stukken zijn thematisch wat gevarieerder, maar stuk voor stuk perfect. Mijn favoriet is Ajax, dat gaat over het onvermogen van een trotse krijger om een vernedering te verwerken. Het zal, nu de leader of the free world lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, binnenkort wel weer op de speellijsten van onze theatergezelschappen staan. Die kunnen het stuk ook gebruiken voor een voorstelling over PTSS, waarna de discussie kan worden herhaald over de toepasbaarheid van moderne psychologische concepten op de oude wereld.

(Uitslag: de een zegt dat de menselijke geest dezelfde is en dat DSM 5 kan worden benut voor de oude wereld, de ander zegt dat reacties cultureel zijn bepaald en dat vergelijkbaarheid dus niet mag. De discussie is sinds de jaren zestig al te vaak gevoerd. Het is interessant dat een Dick Swaab, voor zover ik weet zonder kennis van deze debatten, de eerste positie kiest. Waarom zou je ook denken dat oudheidkundige debatten voor andere wetenschappen belangrijk zijn?)

En dan is er Euripides. Zijn stukken zijn heel exuberant, zoals in de beroemde Medeia: een geïsoleerde, buitenlandse vrouw wordt door haar Griekse man in de steek gelaten en ziet maar één weg om haar zelfrespect te bewaren, namelijk het vermoorden van haar eigen kinderen om zo haar man in elk geval in zijn trots te treffen. Het stuk leent zich voor een feministische interpretatie, of als een commentaar op de positie van buitenlanders, of voor een voorstelling die moet aanzetten tot een discussie over raciale stereotypering. Vandaar dat het een van de meest-gespeelde Griekse stukken is. Mijn favoriet is de Herakles: opnieuw een ouder die zijn kinderen doodt, maar nu is de vraag hoe iemand met zoiets verschrikkelijks omgaat. Ligt de grootheid van Herakles, die al twaalf werken verrichtte en aan wiens grandeur niemand twijfelt, niet in het feit dat hij, terwijl het leven ondraaglijk is, door gaat? [Maak hier zelf uw vergelijking met Camus’ Mythe de Sisyphe.]

Het leuke is dat de Atheners van hun toneel hielden. Het was iets dat ze echt deelden, zoals Nederlanders vaak een zwak hebben voor Dick Bruna. De vertrouwdheid met de stof betekende dat ook komediedichters zich eraan konden vergrijpen. Euripides is bijvoorbeeld een van de favoriete doelwitten van de komediedichter Aristofanes, wiens stukken we het beste kunnen beschrijven als cabaret omdat ze voortdurend inhaken op de toenmalige actualiteit. Dat maakt ze helaas ook moeilijk speelbaar – vandaar mijn opmerking dat de Griekse komedies wat in vergetelheid zijn geraakt. Dat is jammer, want De kikkers, waarin Euripides en Aischylos zitten te ruziën en elkaars dichtregels op de hak nemen, is gewoon geweldig grappig. Alleen: je hebt veel voorkennis nodig om het te begrijpen en ik ken maar één voorstelling van De kikkers. Alleen Aristophanes’ Lysistrata, waarin de vrouwen van Athene in seksstaking gaan tot hun mannen vrede tekenen met de Spartanen, wordt nog geregeld opgevoerd. Begrijpelijk, maar het is niet Aristophanes’ beste stuk.

Tot slot wil ik hier Menandros noemen. De meeste van zijn stukken zijn verloren gegaan, maar wel bekend uit latere bewerkingen. Het gaat om komedies zonder veel politieke actualiteit, geconstrueerd rond realistische scenario’s (als je persoonsverwisselingen en dubbelgangers tenminste beschouwt als realistisch). De personages zijn herkenbaar: de bluffende soldaat, de slimme bediende, de gierigaard. Theater van de lach. Niks mis mee.

Romeinse auteurs als Plautus en Terentius lieten zich door Menandros beïnvloeden, al schreven ze ook originele stukken. Die hadden op hun beurt weer invloed op latere generaties. Een toneelstuk van Plautus over een man die een schat vindt, diende vervolgens als inspiratie voor de Warenar van Hooft en L’Avare van Molière. Dit laatste stuk is weer bewerkt door Louis de Funès terwijl ook Ettore Scola ernaar verwijst (in Brutti sporchi e cattivi). Het zegt iets over de kwaliteit van een plot als die zo vaak weer een publiek weet te vinden. Waarom Plautus niet wat vaker wordt gespeeld, weet ik niet.

De compleetheid zou me dwingen ook iets vertellen over de Romeinse tragedies van Seneca, maar ik vind ze stomvervelend. Seneca’s verdiensten liggen ergens anders.

Rest me nog even de standaardvragen te stellen die in deze serie aan bod komen. Om te beginnen: hoe dit te lezen? Anwoord: HARDOP! Toneel is bedoeld om te worden gereciteerd, dus doe dat ook. Verder moet je toneel zien. Het is eigenlijk niet bedoeld om gelezen te worden (met Seneca als mogelijke uitzondering).

Andere vraag: zijn er goede vertalingen? Antwoord: legio. En het loont om ze te vergelijken. Hein van Dolen vertaalt bijvoorbeeld Aristofanes met het doel dat de stukken weer worden gespeeld. Dat levert een heel ander soort vertaling op dan wanneer de bedoeling is de oude talen zo precies mogelijk weer te geven. Wie zich wil verdiepen in de aard van het vertalersvak, kan op een slechtere manier beginnen dan met het vergelijken van toneelvertalingen.

[Morgen recenseer ik een goed toegankelijk boek over antiek toneel.]

Deel dit:

6 gedachtes over “Klassieke literatuur (4): toneel

  1. Erik Hofmans

    ‘De Antieken’ van Pfeijffer (2000) bevat een zeer leesbaar overzicht van de Griekse literatuur. Niet van het kaliber van ‘Het feest van Saturnus’, maar toch…

  2. Dit artikel deed me denken aan de 3-delige BBC documentaire uit 2013, getiteld “Ancient Greece, the Greatest Show on Earth”, te vinden op YouTube: https://youtu.be/FAkLTWQUbG8

    Ik herinner me daarvan o.a. hoe Dr. Scott verklaart waarom Menandros inderdaad niet meer de kwaliteit had van Sophokles, Euripides of Aischylos

    1. Ik weet niet of ik het voor mijn rekening zou nemen dat Menandros minder kwaliteit bezat. Komedie is gewoon een heel ander genre dan tragedie, en de eisen van Menandros’ publiek waren heel anders dan die werden gesteld aan Aristofanes. Ik zal eens aan een classicus voorleggen of het vakmanschap – het beheersen van metra e.d. – van Menandros minder is dan dat van de vijfde-eeuwse toneeldichters.

      1. Martijn

        Als je ziet hoe vaak Menandros door de eeuwen heen is nagevolgd, en hoe vaak dat is gebeurd met Euripides of Sofokles, is wellicht de komedieschrijver de betere van het spul.
        Als je het stylistisch bekijkt kom je misschien tot een ander oordeel, maar daarvoor is mijn kennis van Klassiek Grieks te slecht. Los daarvan: komedie tot “minder” benoemen komt me voor als heel normatief, en wilden we nu juist een beetje vanaf, toch?

  3. rjvbever73

    Jona, de vraag die je zou beantwoorden was wat voor klassieke toneelstukken je zou kunnen aanraden aan de persoon die jou die vraag stelde. Je stuk is zeer duidelijk en verhelderend. Maar ben je het met me eens dat jouw voorkeuren subjectief zijn?

    Je geeft als leidraad voor goede keuzes van antiek toneel het boek van Piet Gerbrandy aan. Dat is inderdaad een fantastisch boek en ik raadpleeg het vaak, maar het zijn toch weer weer subjectieve keuze, ook al komen ze van een deskundige.

    Iets objectiever zou een keuze zijn van toneelstukken die een duurzame receptiegeschiedenis hebben en die de mens van nu nog aanspreken.

    Ik denk dat wat dat betreft een hedendaagse bewerking beter is dan een vertaling voor het ‘smaken’ van de klassieke toneelstukken. Ik denk bijvoorbeeld aan Mamma Medea van Tom Lanoye. Ik denk ook aan Hugo Claus’ bewerkingen van Seneca (Phaedra, Koning Oidipous, Thyestes). Waar het m.i. om gaat is om de speelbaarheid in deze tijd en de vraag of er voor de hedendaagse mens politieke, morele, maatschappelijke boodschappen in verborgen zitten die hem aanspreken en tot nadenken aanzetten.

    Denk aan Antigone van Jean Anouilh gebaseerd op Sophokles (lazen we cursorisch lezing in de Humaniora). Onze leraar was in staat om de politieke boodschap (Antigone staat voor het verzet tegen de Nazis, Creon staat voor acceptatie van dat gezag, een duidelijke verwijzing naar Pétain en het Vichy-regime) voor ons duidelijk te maken.

    Ik volg momenteel een e-cursus over het klassieke toneel uit de 17e eeuw (edx-Sorbonne), maar op den duur gaan de alexandrijnen toch een beetje vervelen.Je vraagt je dan af wat prevaleert, de vorm of de inhoud/boodschap.

    Wat mij het meest imponeert is dat de receptie van de klassieken nog steeds zo groot is, in alle vormen van kunst. Ik denk dat dat komt doordat de universele normen, waarden, emoties praktisch niet veranderd zijn na ruim 2000 jaar.

    Dit gezegd zijnde, moet ik zeggen dat ik weer genoten heb van je blog.

  4. Peter J.I.

    ‘Voor (…) de christelijke literatuur is zo’n boek er niet’, schrijf je maar zie: A.M. Malingrey en
    J. Fontaine, ‘De oud-christelijke literatuur’, Utrecht/Antwerpen, 1972 (Aula-boeken 476). De Griekse literatuur komt trouwens uitgebreid aan bod in: G.J.M. Bartelink, ‘Klassieke letterkunde’,
    Utrecht/Antwerpen, 1978 (jaar waarin de vierde herziene druk verscheen). Toegegeven: men moet dan wel het in “zo’n” opgesloten waarde-oordeel negeren. Eind 2016 verscheen de lang verwachte nieuwe vertaling van Sophocles’ magistrale ‘Antigone’ van meestervertaler Ben Schomakers, inclusief een mooie inleiding en verhelderende aantekeningen, uitgegeven door Klement in Zoetermeer in de Viator-reeks. ‘De schoonheid van het nee. Essays over Antigone’, onder redactie van M. De Kesel en B. Schomakers, Amsterdam, 2015 past hier vanzelf goed bij. Een ‘must read’ is: G. Steiner, ‘Antigones: how the Antigone Legend has endured in Western Literature, Art, and Thought’, Oxford, 1986. Volgens Aristoteles was/is Sophocles ‘Oedipus’ de tragedie bij uitstek voor dé vertaling waarvan opnieuw Schomakers tekent: Sophocles, ‘Oedipus heerst’, een nieuwe vertaling, gevolgd door essays van Marc De Kesel, Dirk De Schutter en Ben Schomakers, Zoetermeer, 2013. Verder is M. Leezenberg, ‘De vloek van Oedipus. Taal, democratie en geweld in de Griekse tragedie’, Amsterdam, 2006 het lezen meer dan waard.

Reacties zijn gesloten.