
[Twaalfde aflevering van een zestiendelige reeks rond Chanoeka; het eerste deel was hier.]
De twijfelachtige legitimiteit van de Hasmoneeën, waarover ik gisteren schreef, verklaart waarom 1 Makkabeeën en 2 Makkabeeën, geschreven in het laatste kwart van de tweede eeuw, de nadruk zo sterk leggen op de hoogstaande levenswandel van Judas, Jonathan en Simon, op de perfide voosheid van alle andersdenkenden en op de volksbrede consensus dat de macht moest worden overgedragen aan de Hasmoneeën. Deze voorstelling van zaken verdoezelt veel. Toen de Makkabeeën ten strijde trokken om een einde te maken aan het decreet van Antiochos IV Epifanes, had Judas nog kunnen claimen te staan voor iets waarover velen het eens waren: dat alleen op een bepaalde wijze mocht worden geofferd aan de ene, ware God.
Vervolgens had Judas echter een vete uitgevochten met de hogepriester en daarna had hij gestreden om de vraag wie het in religieuze zaken voor het zeggen had. Nadat de rebel door de legitieme heersers was verslagen, had zijn broer Jonathan de strijd voortgezet: eerst als bandietenleider en vervolgens als partij in de Seleukidische burgeroorlogen. Vaak hadden de Makkabeeën gevochten tegen dezelfde landgenoten die nu hun onderdanen waren. Er viel een hoop op het feitelijke gedrag van het drietal aan te merken.
Geen assimilatie
Daarom was het nodig de strijd anders te definiëren. De aanleiding mocht dan de cultus zijn geweest, de diepere oorzaak was het behoud van de Joodse identiteit in een steeds Griekser wordende wereld. Een Jood mocht niet assimileren. Het is geen toeval dat de teksten op de Hasmonese munten zijn geschreven in Hebreeuwse letters van een soort die al enige tijd in onbruik was geraakt maar wel kon gelden als een “eigen”, Judees lettertype.
Claims dat gebeurtenissen uit de Oudheid wereldhistorische betekenis hebben, zijn doorgaans overdreven, maar de herdefiniëring van de opstand van de Makkabeeën is een uitzondering. Deze heeft grote betekenis gehad. Tot dan toe had de Griekse cultuur in Judea weinig weerstand opgeroepen. Zou verzet tegen assimilatie niet tot thema zijn verheven, dan zou Judea, net als de staatjes in de omgeving, uiteindelijk zijn identiteit hebben verloren in de wijdere Mediterrane cultuur. Net als bijvoorbeeld de Grieken zouden de Judeeërs zich ergens in de tweede eeuw na Chr. zijn gaan aanduiden als “wij Romeinen”.
Doordat de Hasmoneeën echter, althans met de mond, assimilatie afwezen, bleef de Joodse identiteit bestaan. Het is een van de weinige punten waar de oude wereld nog actualiteit bezit.
Of toch wel?
Het is wat ironisch dat de twee Makkabeeënboeken zijn geschreven in het Grieks, dat ze het Seleukidische dateringssysteem benutten en dat verschillende verondersteld anti-Griekse strijders door-en-door Griekse namen dragen. Wat we weten van de materiële cultuur uit het Judea van de Hasmoneeën, suggereert ook al geen principiële afkeer van de Griekse cultuur. De hierboven afgebeelde mausolea die in deze tijd zijn gebouwd aan de voet van de Olijfberg ten oosten van Jeruzalem, staan in dezelfde Griekse traditie als het graf van Apollofanes in Maresha dat ik noemde in het eerste blogje in deze vijftiendelige reeks. De omstreden sportschool in Jeruzalem lijkt niet te zijn gesloopt.
Opvallend is ook de zevenarmige kandelaar die Judas heeft laten vervaardigen voor de tempel. De meest gedetailleerde afbeelding daarvan, het reliëf op de ereboog van de Romeinse veldheer Titus in Rome, illustreert dat de edelsmeden Griekse voorbeelden hadden voor de zeven armen en voor de decoratie van de sokkel vol zeemonsters, gevleugelde paarden, kransen en adelaars.

Simons successen
Simon kon de kritiek negeren en deed wat elke heerser in die tijd deed: hij trok ten strijde om nieuwe steden aan zich te onderwerpen en de staatsschatkist te spekken. Volgens 1 Makkabeeën beschikte zijn leger over ingenieurs, die bij de belegering van de stad Gezer belegeringstorens construeerden. Dit bewijst dat het leger inmiddels professioneler begon te worden. Ook Bet-Sur en de havenstad Joppa vielen, maar zijn grootste triomf boekte Simon in Jeruzalem, waar de Akra capituleerde. Hij sloopte de burcht en omgaf de stad door een nieuwe stadsmuur, waarvan vandaag de dag nog delen zichtbaar zijn in de archeologische tuin in de Citadel.
De Hasmonese successen waren mogelijk doordat het Seleukidische Rijk ten prooi was gevallen aan dynastieke conflicten. Juist toen Demetrios II Nikator een rebelse factie rond Antiochos VI Dionysios had verslagen en de eenheid hersteld leek te worden, namen de Parthen hem gevangen. De macht viel nu toe aan zijn broer Antiochos VII Sidetes, die zijn aanspraken op de troon versterkte door te trouwen met koningin Kleopatra Thea en door zijn laatste tegenstanders te isoleren in Dor, een havenstad ten noorden van Judea. Om de steun te krijgen van Simon, gunde de nieuwe koning hem het recht eigen munten te slaan. Deze droegen overigens als symbool het anker dat ook op de Seleukidische munten stond en hadden hetzelfde gewicht: nog altijd werd lippendienst bewezen aan het idee dat Judea behoorde tot het Seleukidische rijk.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.