
De antieke bronnen presenteren de geschiedenis van het Romeinse keizerrijk als het verhaal van zo’n honderd in de regel opeenvolgende heersers en veel hedendaagse oudhistorici schrijven op dezelfde wijze over de eerste vijf eeuwen van onze jaartelling. Zeker, er wordt verwezen naar allerlei andere zaken, maar de structuur is ingegeven door een paar dynastieën en honderd mannen. Heel masculien, heel negentiende-eeuws. Een en ander laat zich als volgt samenvatten.
De Julisch-Claudische keizers
Toen Tiberius in 37 overleed, werd zijn achterneef Caligula keizer. Deze zou krankzinnig zijn geweest en werd vier jaar later vermoord. Daarop schoven de keizerlijke garde (die een betaalmeester nodig had) en minister Callistus (die de bestuurlijke continuïteit wilde garanderen) Claudius naar voren, een neef van Tiberius die de reputatie had zwakzinnig te zijn. Zo werd, in de woorden van Flavius Josephus, “een volslagen idioot op de troon vervangen door een volslagen warhoofd”. Tegen alle verwachtingen bleek dit warhoofd zeer capabel.
Claudius overleed in 54 en werd opgevolgd door zijn stiefzoon Nero, die berucht werd om zijn voorliefde voor de luxueuze Griekse levenswijze en de muziek. Staatszaken zouden hem niet hebben geïnteresseerd, en het gevolg was de opstand van gouverneur Galba, die in 68 door de Senaat werd erkend als keizer. Nero pleegde zelfmoord. Een halfjaar later werd Galba door ontevreden soldaten gelyncht en nam Otho het roer over. Zijn leger werd verslagen door dat van generaal Vitellius, die enkele maanden later plaatsmaakte voor Vespasianus. Door het aantal regeringswisselingen staat het jaar 69 bekend als Vierkeizerjaar, hoewel er ook nog een Gallische keizer was geweest, een vrijwel vergeten Julius Sabinus.

De Flavische keizers
Na de verkwistingen van Nero cultiveerde Vespasianus het imago van gierige Italische boer. Hij legde zich toe op het saneren van de overheidsfinanciën, wat niet zo moeilijk was omdat in 70 de joodse tempelschat in Romeinse handen viel. De Fiscus Judaicus waarover ik al had maakte het nog eenvoudiger. Een inscriptie die vermeldt dat het Colosseum is gebouwd “uit de buit” kan evengoed betrekking hebben op de Bataafse Opstand.
Na Vespasianus heersten zijn zonen Titus en Domitianus, in onze bronnen beschreven als engel en duivel. In feite duurde het bewind van de eerste te kort om goed te kunnen worden beoordeeld en was de tweede een van Romes bekwaamste heersers. Hij gedroeg zich echter meer als een autocratische Julius Caesar dan als de “verborgen” Augustus en controleerde de senatoren die als gouverneur dienden bijzonder streng, zodat ze geen gelegenheid kregen de provincies uit te persen. Het gevolg was een verstoorde verhouding met de Senaat en uiteindelijk een bestuurlijke crisis.

De adoptiefkeizers
Domitianus werd vermoord door hovelingen en de macht kwam aan Nerva, een senator die eerder zijn invloed in de stad had gebruikt om een samenzwering tegen Nero te helpen onderdrukken en Vespasianus’ troonsbestijging te bespoedigen. Hij genoot echter geen steun van de legioenen. Anders dan in 69 maakten de generaals nu hun persoonlijke belangen ondergeschikt aan die van de staat. Ze eisten dat Nerva een opvolger adopteerde: Trajanus. In 98 begon Romes sterkste generaal aan een bijna twintig jaar durend bewind.
Anders dan Domitianus wist hij om te gaan met de Senaat – de provincies betaalden de prijs – en anders dan zijn adoptiefvader beschikte hij over militaire steun. Toch eindigde zijn regering rampzalig toen hij probeerde Parthië te onderwerpen. Weliswaar behoorde Irak enkele maanden tot het imperium, maar het gebied bleek niet te consolideren. Een gebroken Trajanus stierf tijdens de terugtocht en zijn opvolger Hadrianus wist niet hoe snel hij de veroverde gebieden moest opgeven.

De nieuwe keizer had een open oog voor andere culturen en bereisde het hele imperium om er kennis mee te maken. Niet dat hij ze gelijkwaardig achtte. Hij dweepte met de levenswijze van de Griekse plutocraten maar probeerde de Joodse beschaving met wortel en tak uit te roeien.
Kort voor zijn dood adopteerde hij Antoninus Pius. De anonieme vierde-eeuwse auteur van de Historia Augusta, een collectie gedeeltelijk fictieve biografieën van tweede- en derde-eeuwse keizers, prijst hem als volgt:
Als een van de weinige keizers leefde Antoninus Pius zonder dat bloed van burgers of vijanden aan zijn handen kleefde, althans voor zover dat binnen zijn mogelijkheden lag. Terecht wordt hij vergeleken met koning Numa, die hij evenaarde in geluk, plichtsgetrouwheid, gemoedsrust en religieuze zin.
Hij was zelfs zó geliefd, dat latere keizers zijn naam gebruikten als troonnaam.
Het blijkt dat ik zelfs samenvattingen van biografieën saai vind zonder context.
Die komt volgende week.
Zo lijkt het bijna of Hadrianus een antisemiet was. Was het niet meer een praktische (toegegeven, hardvochtige) maatregel om voor eens en altijd komaf te maken met opstanden in Judaea? Of nam Hadrianus ook maatregelen tegen de joden in Rome?
Ja wat moesten die vermaledijde negentiende eeuwers dan? De bronnen focussen ook op de keizers.
Masculien, vreselijk hoor…🙄
Er is nu The History of the Roman Empire in Twenty-One Women https://www.theclassicslibrary.com/a-history-of-the-roman-empire-in-21-women-by-emma-southon/