Van keizer tot keizer (1)

Claudius (British Museum)

De antieke bronnen presenteren de geschiedenis van het Romeinse keizerrijk als het verhaal van zo’n honderd in de regel opeenvolgende heersers en veel hedendaagse oudhistorici schrijven op dezelfde wijze over de eerste vijf eeuwen van onze jaartelling. Zeker, er wordt verwezen naar allerlei andere zaken, maar de structuur is ingegeven door een paar dynastieën en honderd mannen. Heel masculien, heel negentiende-eeuws. Een en ander laat zich als volgt samenvatten.

De Julisch-Claudische keizers

Toen Tiberius in 37 overleed, werd zijn achterneef Caligula keizer. Deze zou krankzinnig zijn geweest en werd vier jaar later vermoord. Daarop schoven de keizerlijke garde (die een betaalmeester nodig had) en minister Callistus (die de bestuurlijke continuïteit wilde garanderen) Claudius naar voren, een neef van Tiberius die de reputatie had zwakzinnig te zijn. Zo werd, in de woorden van Flavius Josephus, “een volslagen idioot op de troon vervangen door een volslagen warhoofd”. Tegen alle verwachtingen bleek dit warhoofd zeer capabel.

Lees verder “Van keizer tot keizer (1)”

Herodes Agrippa I

Het theater van Caesarea, waar Herodes Agrippa I overleed

Ik was bezig met een reeks stukjes over de diverse Herodessen in het Nieuwe Testament: eerst ging het over Herodes de Grote en daarna over zijn zonen Herodes Archelaos, Herodes Antipas en Filippos. Ik heb het al eens eerder gehad over Herodes Agrippa: de enige joodse bijbelse persoon die Nederland heeft bezocht. (Dit blijft een tof weetje voor een quiz.)

Er resteren nog twee andere Herodessen om aan u voor te stellen. De eerste is de Herodes Agrippa uit de Handelingen van de Apostelen, ook wel bekend als Agrippa I. Hij is vernoemd naar een vriend van Herodes de Grote: de Agrippa waarover ik afgelopen donderdag schreef. De laatste Herodes Agrippa, ook wel bekend als Agrippa II, was een zoon van de vorige en speelde een rol in de Joodse Oorlog. De Bijbel noemt hem één keer.

Lees verder “Herodes Agrippa I”

Kybele in de Grieks-Romeinse wereld

Een Romeinse Kybele (Museum Carnuntinum, Petronell)

De cultus van de moedergodin was, zoals ik in het vorige stukje schreef, in Anatolië eeuwenoud en de naam Kybele kwam uit het oosten van die regio. De Frygiërs, die in de IJzertijd Anatolië waren binnengetrokken en zich in het westen van Anatolië hadden gevestigd, namen de cultus over. Zo bezien is het grappig dat de Griekse en Romeinse auteurs de cultus van Kybele typeren als Frygisch. Frygië was echter alleen een halteplaats bij de verspreiding van de cultus naar het westen. Een andere halteplaats kan de Lydische hoofdstad Sardes zijn geweest, waar een tempel stond voor Kubaba.

Griekse godin

De Grieken meenden dat de Anatolische geboortegodin dezelfde was als hun eigen Rhea, de moeder van de Olympische goden en godinnen Hestia, Demeter, Hera, Hades, Poseidon en Zeus. Deze gelijkstelling vergemakkelijkte de verspreiding van de cultus, die al in de zesde eeuw v.Chr. bekend was in Lokroi in Zuid-Italië. De Grieken waren geïntrigeerd door de extatische riten van “de grote moeder van de goden”, maar Kybele werd nooit deel van de gewone Griekse mythische wereld.

Lees verder “Kybele in de Grieks-Romeinse wereld”

Circus Maximus (3)

Wagenmenner uit het Circus Maximus (Palazzo Massimo, Rome)

[Laatste van drie stukjes over het Circus Maximus in Rome. Het eerste was hier.]

Keizer en volk

Zelfs keizers en gladiatoren waren minder populair dan wagenmenners. Gezien hun populariteit deed een keizer er goed aan zich te vertonen in zijn loge in het Circus. Iets van de populariteit van de sportlieden straalde dan op hem af. Bovendien kon de vorst, door openlijk te delen in de emoties die de races opriepen, tonen dat hij niet van zijn onderdanen verschilde. Zo bezien deed keizer Marcus Aurelius het verkeerd:

Hij had de gewoonte tijdens de Circusvoorstellingen te lezen, te luisteren en te signeren, en het verhaal gaat dat de menigte hem daarover dikwijls schertsend heeft gekapitteld. (Historia Augusta, Marcus Aurelius 15.1)

Lees verder “Circus Maximus (3)”

Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (2)

Grafsteen van soldaat Marcus Julius uit V Alaudae (Thermenmuseum, Heerlen)

Ik het vorige blogje beschreef ik de oprichting van het Vijfde Legioen Alaudae en zijn rol in Caesars campagnes in Gallië en de Tweede Burgeroorlog. Daarna streed voor Marcus Antonius en keizer Augustus. De soldaten waren actief in Italië, Macedonië, Syrië en Spanje voordat de eenheid werd overgeplaatst naar Belgica.

De Germaanse Oorlogen

In 12 v.Chr. stationeerde Augustus’ stiefzoon Drusus het Vijfde in Nijmegen of Xanten, waarvandaan het deelnam aan enkele veldtochten in het Overrijnse. De soldaten staken de Weser over en bereikten in 9 v.Chr. zelfs de Elbe. Mogelijk verbleven ze daarna enige tijd in Oberaden of Haltern, de Romeinse bases langs de Lippe.

Lees verder “Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (2)”

De Donau

De bovenloop van de Donau bij Kelheim

Ik heb al geblogd over de Aoos, Elbe, Eufraat, Rijn en Tigris, dus laten we het nu eens hebben over de Donau. De Romeinen noemden de hele stroom Danubius, de Grieken gebruikten die naam alleen voor het westelijke deel. De benedenloop kenden ze als Ister. De mooie blauwe rivier ontspringt in het Zwarte Woud en mondt uit in de Zwarte Zee. Met een lengte van ongeveer 2860 kilometer is de rivier ongeveer even lang las de Eufraat. In Europa is alleen de Wolga langer. De antieke auteurs meenden dat, afgezien van de halflegendarische rivieren van India, alleen de Nijl groter was dan de Donau.

Onder de vele zijrivieren van de Donau – Plinius de Oudere kende er niet minder dan zestig – zijn de Iller, de Lech, de Altmühl, de Naab, de Regen, de Isar, de Ilz, de Inn, de Traun, de Enns, de Morava, de Leitha, de Rába, de Váh, de Drava, de Tisza, de Sava, de Olt, de Siret en de Prut. Dat is nogal wat, maar de rivier is dus lang en stroomt door Duitsland, Oostenrijk, Slowakije, Hongarije, Kroatië, Servië, Roemenië, Bulgarije en schampt zelfs even aan Moldavië en Oekraïne.

Lees verder “De Donau”

III Gallica (1)

De heuvelrug bij Munda; de rechtertop is bestormd door III Gallica

Wie het Romeinse Rijk wil begrijpen – en wie zou dat nou niet willen? – ontkomt niet aan de geschiedenis van de legioenen. Niet omdat de Romeinen krijgszuchtiger waren dan andere antieke volken, want dat waren ze niet, maar omdat de regimentsgeschiedenis toont waar de brandhaarden waren, hoe de Romeinen ermee omgingen en hoe mensen van hot naar haar bewogen. Over het Tiende Legioen Gemina heb ik het al eens gehad. Vandaag behandel ik het Derde Legioen Gallica.

Ontstaan

De nummers één tot en met vier waren traditioneel voorbehouden aan de Romeinse consuls. Het Derde dat wij kennen, gaat terug op het tweede consulaat van Julius Caesar, dat hij had willen bekleden in 49 v.Chr. Zoals ik bij een andere gelegenheid al vertelde, waren er machinaties waardoor hij zich geen kandidaat stellen mocht, zodat hij zich gedwongen zag tot een Tweede Burgeroorlog. De reguliere consuls zetten hun Derde Legioen over naar Albanië en Caesar formeerde het zijne vanaf het moment dat hij consul was, in 48 v.Chr.

Lees verder “III Gallica (1)”

De Rijn

De Rijn bij Koblenz

Er is wat te doen geweest om de lengte van de Rijn, de antieke Rhenus. Iedereen schreef van elkaar over dat de stroom ruim 1330 kilometer lang was. Feitelijk meet de rivier 1233 kilometer. Althans tegenwoordig. Vroeger was de rivier iets langer, want door kanalen zijn er bekortingen geweest. Maar geen 100 kilometer.

De twee bronnen liggen in de Zwitserse Alpen. De daar ontspringende riviertjes komen samen in de omgeving van Chur, het oude Curia. Vanaf hier stroomt de rivier naar het Bodenmeer: 150 kilometer noordelijker en twee kilometer lager. Bij dit meer, ooit bekend als Lacus Brigantinus, buigt de rivier westwaarts en dondert vervolgens naar beneden over de enorme waterval bij Schaffhausen. Nog even verderop, bij Windisch (Vindonissa), mondt de Aare uit in de Rijn en vanaf daar is de stroom voor schepen bevaarbaar.

Lees verder “De Rijn”

Morituri te salutant

Muurschildering van een naumachie uit Pompeii (Nationaal Archeologisch Museum, Napels)

[Bijna iedereen heeft wel een idee van wat gladiatoren waren: Romeinse strijders die in arena’s als het Colosseum vochten om de bevolking te vermaken. Die kennis is meestal opgedaan in stripboeken als Asterix, Hollywoodfilms of tv-series. Daardoor zingen veel misvattingen rond over gladiatoren. Svenja Grosser-Fabian behandelt zes van die misverstanden. Het eerste stukje was hier.]

“Morituri te salutant”

In de Asterix-boeken en in films, maar ook in documentaires, zie je vaak de gladiatoren in een optocht de arena binnengaan en voor de keizer (of de organisator) halt houden om hem te begroeten met de beroemde woorden morituri te salutant (“zij die gaan sterven groeten u”). Deze begroeting staat bij twee antieke auteurs vermeld: bij Suetonius (Claudius 21.6) en bij Cassius Dio (61[60].33.3). Ze verwijzen allebei naar dezelfde gebeurtenis: een door keizer Claudius in het Fucinusmeer georganiseerde naumachia (zeeslag).

Lees verder “Morituri te salutant”

Interview Z.K.M. Claudius

Claudius (British Museum)

Het zal niemand zijn ontgaan dat het eergisteren tweeduizend jaar geleden was dat keizer Augustus overleed. Als oudhistoricus was ik uitgenodigd om de plechtigheden in Rome bij te wonen, en door een gelukkig toeval ontmoette ik daar een van de leden van het keizerlijk huis, Tiberius Claudius Nero Germanicus. De vierentwintigjarige prins zal vanaf heden een rol spelen in de cultus van de vergoddelijkte keizer. Ondanks zijn drukke bezigheden had hij enige tijd voor me.

Dank u wel voor de tijd die u voor me vrij hebt kunnen ma…

Geen dank, geen dank. Het is altijd een genoegen om hier in Rome een collega-historicus t-te ontmoeten. Zeker als hij afkomstig is uit een zo verre provincie als het Rijnland. Ik wist niet dat de Cananefaten al historici opleidden.

Lees verder “Interview Z.K.M. Claudius”