Oxyrhynchos (1)

Een bewoner van Oxyrhynchos, afgebeeld met schrijfgerei (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Nou blog ik afgelopen laatst over de Kopten en noem ik in dat stukje Oxyrhynchos, maar ik heb nog nooit over Oxyrhynchos geblogd! Tijd voor wat background repair.

Geschikte plek

Ik noemde al dat de Oxfordgeleerden Bernard Grenfell (1870-1926) en Arthur Hunt (1871-1934) er vanaf 1896 een soort noodopgraving deden. Ze wilden, voordat plunderaars het materiaal unprovenanced op de markt gooiden, papyri bergen. Unprovenanced papyri hebben immers geen wetenschappelijke waarde. Papyri zijn eenvoudig te vervalsen – ik schreef er elders meer over – en zulk materiaal kan dus vals zijn. De waarde ervan is even groot als die van een laboratoriumproef waarvan de opstelling niet is genoteerd.

Lees verder “Oxyrhynchos (1)”

De Galaten

De Stervende Galliër (eigenlijk een van de Galaten) (Capitolijnse Musea, Rome)

Zoals ik al heb aangegeven, zit het hoofdstuk over het hellenisme in het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, aanzienlijk beter in elkaar dan het hoofdstuk over het klassieke Griekenland. Het hoofdstuk illustreert bovendien leuk hoe lastig het is een handboek te schrijven. Ik licht er een punt uit waar de auteurs alleen maar in de problemen konden raken: de invasie van de Galaten. De Blois en Van der Spek vertellen dat de Macedoniërs in de derde eeuw v.Chr. nogal wat te stellen hadden met

agressieve volkeren uit het noorden. Tegen een van die volkeren waren ze niet bestand: de Galaten, een Keltische stam, die in 279 dwars door Macedonië naar Midden-Griekenland doordrong tot bij Delfi, een jaar later overstak naar Klein-Azië en daar de Seleukiden en Attaliden tot zware militaire acties dwong. Uiteindelijk vestigden zij zich blijvend in het midden van Klein-Azië (Galatië).

U leest over die zware militaire acties hier meer.

Lees verder “De Galaten”

Het Pre-Grieks

“Saura”, “hagedis”, is een Pre-Grieks woord.

[Vandaag een gastbijdrage van Gert M. Knepper over de voor-Indo-Europese taal in Griekenland.]

Wat vooraf ging

Omstreeks 2000 v.Chr. moeten Griekssprekende mensen vanuit het noorden het gebied van het huidige Griekenland zijn binnengetrokken. Daar valt natuurlijk veel over te vertellen (hoe kun je bijvoorbeeld je uit archeologische vondsten afleiden wat voor taal de dragers van de betreffende cultuur spraken?) – maar dat valt buiten het onderwerp van vandaag. Waar het nu om gaat is dat we die Griekssprekende mensen voor het gemak ‘Proto-Grieken’, d.w.z. ‘eerste Grieken’ noemen, en hun taal ‘Proto-Grieks’.

Dat Proto-Grieks had zich ontwikkeld uit het Proto-Indo-Europees, een taal (en allengs een verzameling dialecten) die in het vierde en derde millennium v.Chr. gesproken moet zijn in het Pontisch-Kaspische steppegebied van Oekraïne en Zuid-Rusland. Na hun aankomst in Griekenland hebben de Proto-Grieken zich in de daaropvolgende eeuwen verspreid over Griekenland en de kust van Klein-Azië. Ten gevolge van die verspreiding viel het Proto-Grieks in dialecten uiteen.

Lees verder “Het Pre-Grieks”

Ecokritiek

Ecokritiek is de naam van een literatuurwetenschappelijke stroming die zich concentreert op de wijze waarop een tekst het fysisch milieu presenteert. “Kritiek” slaat hier niet op activisme, maar op kritisch lezen. Kritisch lezen dus waarbij je speciaal let op de wijze waarop de natuur aan de orde komt. Een simpel voorbeeld is de wildernis, die in oude teksten een plek is vol gevaren, terwijl die in de hedendaagse literatuur juist positief wordt getypeerd. Die verandering komt uiteraard voort uit een veranderende appreciatie van de natuur.

Business as usual

Ik vertelde al eens over twee korte lezingen die ik in Gent bijwoonde. Marco Formisano toonde toen hoe de dichter Claudianus in De schaking van Proserpina de schrik evoceerde van de waaghalzen die als eersten de zee bevoeren – en dus ingrepen in de natuur. Leila Williamson vertelde bij die gelegenheid dat Venantius Fortunatus in zijn gedicht over De rivier de Gers bevreemding bewerkstelligde: vissen die in de zomer op het droge kwamen te liggen en de oogst die bij hoog water was omspoeld door golven.

Lees verder “Ecokritiek”

Bijbel met bijdragen

bijbel

Toen Leo Oppenheim in 1964 zijn beroemde boek Ancient Mesopotamia publiceerde, gaf hij het een programmatische ondertitel: Portrait of a Dead Civilization. Daarmee gaf hij aan dat de Oudheid voor ons wezensvreemd is en dus ten diepste onkenbaar. Dat geldt niet alleen voor Mesopotamië. Een andere bekende oudheidkundige, Moses Finley, typeerde het oude Griekenland als “desperately foreign”.

Het is allebei een tikje overdreven. Emoties als geluk, woede, weerzin, angst, verdriet, verrassing en minachting zijn universeel. Uitingen daarvan zijn dus te begrijpen. Dat gezegd zijnde, het is makkelijk de afstand tussen ons en de Oudheid te onderschatten. Levend in een postindustriële samenleving herkennen wij nauwelijks welke grenzen de landbouw stelt aan de economie – en dus aan elke menselijke activiteit. Hongersnood is ons vreemd. Al even vreemd is het voor ons dat informatie destijds nauwelijks controleerbaar was. Wij snappen niet waarom religie draait om geofferde dieren. Wat een zuigelingensterfte van tegen de 35% is, weten we gelukkig ook niet. Allemaal onkenbare zaken die het rechtvaardigen de Oudheid te typeren als dead civilization.

Lees verder “Bijbel met bijdragen”

Vragen rond de jaarwisseling (6)

Een van de vragen ging over stijgbeugels. Het klassieke antwoord van Winckelmann: “Steigbügel der Alten”

Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Eerdere afleveringen hier, hier, hier, hier en hier.

27. Vraag via Twitter: Waarom gebruikten de Romeinen lood in hun waterbuizen terwijl ze wisten van het gevaar voor gezondheid?

Voor zover ik weet wisten ze niets over het gevaar van loodvergiftiging. Dus het antwoord op de vraag is: onwetendheid.

Lees verder “Vragen rond de jaarwisseling (6)”

Hanno de Zeevaarder (3): Ontdekkingsreis

Hanno de Zeevaarder ontmoette mensen van de Nok-beschaving. Die maakten terracottabeeldjes zoals deze. Ze zijn te zien in Kurá Hulanda, Willemstad.

Had het eerste deel van de onderneming van Hanno de Zeevaarder bestaan uit stadstichtingen en het tweede deel uit een tocht naar de goudrivier Senegal, het derde deel was een echte ontdekkingsreis. Opnieuw in de vertaling Floris Overduin en Vincent Hunink, met commentaar gebaseerd op Lacroix’ Africa in Antiquity (1998).

De Golf van Guinea

Hanno voer eerst langs westelijk Afrika, boog naar het zuidoosten en bereikte de noordkust van de Golf van Guinea. Het is waar nu landen als Ivoorkust, Ghana en Nigeria liggen. De mensen spraken (en spreken) hier Atlantische Congo-talen.

Lees verder “Hanno de Zeevaarder (3): Ontdekkingsreis”

Herculaneum en Pompeii in Assen

Silenos en Pan (Parco archeologico, Herculaneum)

Als ik zeg dat ik bovenstaand reliëf mooi vind, wat is er dan mooi? Bedoel ik het kunstwerk zelf of de afgebeelde mannen? Of bedoel ik dat het knap is gemaakt? En nog iets. Als we van mensen constateren dat ze mooi zijn, is dat dat een objectief gegeven, is dat dan pure subjectiviteit of is dat iets daar tussenin? Gegeven het feit dat mensen die er goed uitzien makkelijker een baan vinden, betere evaluaties krijgen en meer geld verdienen, is de vraag “Wat is schoonheid?” niet onbelangrijk.

Wat heet mooi?

De expositie “Sterven in Schoonheid” in het Drents Museum stelt zulke vragen centraal. Voor de Griekse en Romeinse denkers, zo lezen we, was schoonheid geen kwestie van subjectieve smaak, elck wat wils. De schoonheid van een voorwerp was een afspiegeling van iets groters en echters, en het was belangrijk.

Voor de klassieke filosoof Plato zit schoonheid bijvoorbeeld niet alleen in de dingen die je kunt zien of ervaren, maar ook in wat je doet. Zo kunnen wetten “mooi” zijn, en mensen die geen oog hebben voor schoonheid zouden automatisch ook onrechtvaardig zijn. Sterker nog, het kijken naar iets aantrekkelijks als kunst zou ervoor zorgen dat je ook mooiere gedachten denkt en mooier spreekt.

Lees verder “Herculaneum en Pompeii in Assen”

Het misverstand Receptiegeschiedenis

Al ontleende de architect van de Brandenburger Tor inspiratie aan de Propyleeën op de Atheense akropolis, het gebouw vertelt echt meer over Pruisen dan over de klassieke Oudheid..

Ik heb nog nooit geblogd over receptiegeschiedenis en dat moet toch eens gebeuren. Eerst een herinnering uit mijn studietijd aan de Amsterdamse Vrije Universiteit. We hadden een vak “Nachleben”: zeg maar de Oudheid na de Oudheid. Gastdocenten vertelden over pakweg de Pléiade of Leopolds Cheops. Er is niets mis met die poëtische onderwerpen, laat dat vooropstaan. Maar hoe mensen na de Oudheid omgingen met de Oudheid is iets anders dan de Oudheid.

Receptiegeschiedenis in het onderwijs

Er was geen reden om dit aan te bieden aan studenten die hadden gekozen voor een oudheidkundige studie. Een student mag, nee moet, natuurlijk iets weten over de ontwikkeling van het vakgebied en over de wijze waarop mensen naar dat vakgebied kijken. Daarvoor zijn colleges wetenschapsleer en historiografie. De Nachleben-reeks bood simpelweg de verkeerde stof.

Lees verder “Het misverstand Receptiegeschiedenis”

Vragen rond de jaarwisseling (3)

Boeddha (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Ik beantwoordde in het eerste stukje de eerste vier vragen en in het tweede stukje de vragen vijf tot en met tien. We gaan vandaag verder.

11. Vraag via de mail: Wanneer kozen de Romeinen ervoor om de Griekse godenwereld over te nemen en wat dreef hen daartoe?

Business as usual. Elk volk in de Oudheid nam de goden van de buren over. De Romeinen deelden goden met de Sabijnen (zoals Janus), met de Etrusken (zoals Minerva), met de Grieken (zoals Hercules). Vaak stelde men goden met bekende namen gelijk aan vreemde goden, zodat de Romeinse Jupiter dezelfde kon zijn als de Etruskische Tinia, de Griekse Zeus of de Babylonische Marduk. De Romeinse Liber Pater was dan weer gelijk aan de Griekse Dionysos, aan de Indische Vishnu en aan de joodse Jahweh. Ik noem dit voorbeeld omdat de Grieken de naam Liber Pater weer overnamen van de Romeinen en hun Dionysos zo gingen noemen. De vakterm voor de gelijkstellingen is syncretisme.

Lees verder “Vragen rond de jaarwisseling (3)”