
Het is de Week van de Klassieken. Dat klinkt als ouwe meuk en ouwe grijze mannetjes en dat is wel een béétje waar. Het vakgebied heeft immers vorm gekregen in de negentiende eeuw en draagt daarvan nog wel wat sporen. Terwijl archeologen in de twintigste eeuw hun deelgebied voortdurend vernieuwden, deden de classici het wat rustiger aan. Momenteel worden echter ook deze oudheidkundigen de eenentwintigste eeuw in gekatapulteerd.
De filologie valt traditioneel uiteen in twee delen. Het eerste daarvan is het vaststellen van de precieze tekst. Daarbij kun je denken aan de papyrologie (voor teksten die in de Oudheid zijn geschreven) maar ook aan de bestudering van middeleeuwse handschriften. De andere tak is de uitleg van de teksten, waaraan zowel een talig als een literair aspect zit. Al deze activiteiten zijn momenteel in beweging. Met digitale technieken, waarover ik al eerder blogde (een, twee) is het mogelijk de beperkingen van de menselijke geest te overwinnen en meer informatie uit oude manuscripten te distilleren. Morgen zal ik nog eens bloggen over een heel speciaal geval. De DNA-revolutie heeft de hermeneutische buitengrens doen wegvallen, waardoor enerzijds een schat aan vergelijkingsmateriaal is vrijgekomen en anderzijds een nieuwe taak is ontstaan: zinnige en onzinnige vergelijkingen zullen op een andere manier moeten worden gescheiden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.