Eén van de meest historisch interessante en intrigrerendste maar tegelijkertijd ontroerendste romans die ik ken is een minder bekend werk van Louis Couperus: De ongelukkige (1915). Het verhaal speelt zich af in het Spanje aan het einde van de vijftiende eeuw tijdens de regering van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië , het katholieke koningsechtpaar dat met hun huwelijk Spanje verenigde en vervolgens in 1492 de laatste Arabisch-islamitische machthebber op de knieën dwong. Die heerser, vorst van Granada, heette Mohammed XII Abu-Abdallah (ca 1459 – ca 1533), de laatste Moorse koning uit de Nasriden-dynastie van het Koninkrijk Granada, wiens naam door de Spanjaarden verbasterd werd tot ‘Boabdil’.
Eén van zijn bijnamen luidde El Zogoybi, de Ongelukkige. Boabdil is in het boek een immer weifelende koning die steeds tussen twee vuren zit. Enerzijds heeft hij zijn macht te danken aan het Spaanse koningspaar waarvan hij in feite de vazal is en dat zijn enige zoon in Córdoba gegijzeld houdt. Anderzijds komt hij voortdurend in conflict met zijn islamitische geloofsgenoten die hem verwijten dat hij zijn hoogste opdracht, het verslaan van de Ongelovigen, verzaakt. Boabdil ziet zich voortdurend als speelbal van het Noodlot, als de Ongelukkige. De plek waar Boabdil een laatste blik geworpen zou hebben op Granada heet nog steeds El último suspiro del Moro (De laatste zucht van de Moor). Daarbij zou zijn moeder hem sarcastisch hebben toegevoegd: ‘Huil als een vrouw om wat je als een man niet kon verdedigen.’
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.