
We zullen het nog hebben over Caesars reactie op de moord op Pompeius. Het verhaal van Ploutarchos oogt betrouwbaar maar laat wel wat vragen onbeantwoord. Als Pompeius met vier begeleiders aan boord was gegaan van de vissersboot, waarin verder alleen Achillas, twee Romeinse officieren en drie of vier anderen zaten, is het toch wat vreemd dat er geen gevecht was. Je zou hebben verwacht dat Pompeius’ begeleiders hun wapens zouden hebben getrokken.
Ploutarchos (die ik zoals steeds citeer in de vertaling van Hetty van Rooijen) beschrijft de reactie aan boord van Pompeius’ schip. Dit gaat terug op het ooggetuigenverslag van Theofanes van Mytilene.
Bij het zien van de moord slaakten de opvarenden een jammerkreet die te horen was tot op het land. Vervolgens lichtten ze snel het anker en sloegen op de vlucht. Een krachtige wind hielp hen bij het uitvaren naar zee, zodat de Egyptenaren, die hen wilden achtervolgen, omkeerden. (Pompeius 80)
De crematie van Pompeius
Het vervolg kan niet teruggaan op dit ooggetuigenverslag. Het is zinvol erop te wijzen dat een andere bron, Lucanus, de rol van Pompeius’ metgezel Filippos toewijst aan een zekere Kodros. In elk geval hakte men Pompeius’ hoofd af. Ploutarchos:
Filippos bleef bij hem totdat de toeschouwers verzadigd waren. Toen waste hij het lichaam in zeewater en hulde het in een tunica van hemzelf, bij gebrek aan iets anders. Rondkijkend op het strand vond hij de resten van een kleine boot, wel oud, maar toereikend voor een brandstapel die groot genoeg was voor een naakt en onvolledig lichaam.
Terwijl hij het hout verzamelde en opstapelde, kwam er een Romein naar hem toe die al bejaard was, maar als jonge man in de eerste veldtochten van Pompeius had gediend. Hij zei: “Beste man, wie bent u, dat u van plan bent Pompeius de Grote te begraven?”
Filippos antwoordde dat hij diens vrijgelatene was, waarop de man zei: “U zult die eervolle taak niet voor uzelf alleen hebben: laat mij delen in dit vrome privilege. Dan hoef ik me niet in alle opzichten te beklagen over mijn leven in den vreemde, wanneer ik in ruil voor veel narigheid tenminste de kans heb gekregen om met mijn handen de grootste Romeinse imperator aan te raken en hem de laatste eer te bewijzen.” Zo verzorgden ze het lichaam van Pompeius. (Pompeius 80)
Het klinkt te mooi om waar te zijn en riekt naar de eervolle uitvaart die een held volgens de antieke opvattingen diende te krijgen. Ik heb weleens geblogd over de Spartaan Klearchos.
Nog een te mooi verhaal
De Grieks-Romeinse auteur Cassius Dio, die bijna drie eeuwen na de gebeurtenissen leefde, heeft ook nog een mooie anekdote. Een orakel zou Pompeius hebben gewaarschuwd op te passen voor Cassius. Daarom zou de oude generaal altijd hebben uitgekeken als hij te maken kreeg met mensen die zo heetten, maar het sloeg natuurlijk op de berg Kasios.
De anekdote is in allerlei vormen bekend. De Perzische koning Kambyses zou sterven in Ekbatana, vermeed die stad in het Zagrosgebergte, en ontdekte te laat dat ook in Syrië een stad lag met die naam. Van keizer Julianus de Afvallige vertellen de auteurs van onze bronnen hetzelfde. Het is een vast motief uit de volksvertellingen en het misverstand over Cassius/Kasios zal iemand die zelf Cassius Dio heette, zeker hebben aangesproken. Het vertelt iets over zijn historische methode maar bewijst ook dat Pompeius een populaire figuur was geworden in de mondelinge tradities.
Tot slot
Over een paar dagen – aanstaande vrijdag, om precies te zijn – zullen we zien hoe Caesar reageerde op het nieuws dat Pompeius was vermoord. Ik wil eindigen met een onverwachte bron, die ik hier citeer omdat ik zo snel niet weet waar ik die anders moet behandelen.
Het gaat om de Psalmen van Salomo, een kleine verzameling in Jeruzalem geschreven teksten. De auteur van de tweede psalm klaagt erover dat de “zonen van Jeruzalem” (de tempelautoriteiten) het heiligdom hadden geprofaniseerd met onreine offers en wetteloze gedragingen. God had daarom Pompeius gestuurd die de stad had ingenomen en de bevolking gedeporteerd. Dit gebeurde in 63 v.Chr. De psalmist kan een zekere tevredenheid niet ontveinzen, maar vindt de bestraffing te streng, want de ontheiliging van de tempel was natuurlijk ook een ontering van God zelf.
En inderdaad: God bestrafte Pompeius. Die werd tentoongesteld op de bergen van Egypte, dieper geminacht dan het kleinste schepsel op aarde of in zee. De golven droegen zijn lijk en er was niemand om hem te begraven.
Het is niet helemaal precies zo gegaan, maar is een van de weinige keren dat we horen wat een door de Romeinen verslagen volk ervan denkt. Vijftien jaar na de val van Jeruzalem zaten de ressentimenten nog diep. De Joden zouden maar al te graag Caesars partij kiezen – en dat zou hem het leven redden.
[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]
“Een krachtige wind hielp hen bij het uitvaren naar zee, zodat de Egyptenaren, die hen wilden achtervolgen, omkeerden. ”
Jaa, maar maar..
Hoe zat het dan met die ‘snelle galeien’ die ‘ontsnappen onmogelijk maakten’?
Kortom, ook hier is iets verzonnen – blijkbaar had men toch iets minder door wat er aanstaande was.