Joodse literatuur (4): de Romeinse tijd

Nogal wat Joodse literatuur gaat over de cultus in de tempel in Jeruzalem (Israel Museum, Jeruzalem)

Het vierde deel van dit chronologisch overzicht van de joodse literatuur (waarvan het eerste deel hier was te lezen), is eigenlijk ook het lastigste. Al vóór de komst van de Romeinen in 63 v.Chr. was het jodendom versnipperd geraakt. Er waren verschillende canons van religieuze literatuur, waarin recente innovaties zijn gedocumenteerd als messianisme en apocalyptiek. Na de regering van koning Herodes (40-5/4 v.Chr.) meende menigeen dat de tijd was aangebroken waarop de messias Israël zou herstellen. Tot de kandidaten behoorde ook Jezus van Nazaret, de stichter van een nieuwe joodse stroming.

De verwoesting van de tempel in 70 na Chr. betekende het einde van het pluriforme Tempeljodendom. Hierop volgde de harde incassering van de Fiscus Judaicus. Het jodendom viel door deze gebeurtenissen uiteen in twee groeperingen: enerzijds diverse groepen die meenden dat het aloude jodendom zijn voleinding had bereikt met Jezus van Nazaret en die zijn terugkeer verwachtten, anderzijds de groepen die het onderricht in de Wet centraal stelden en werkten aan de voltooiing daarvan. Beide groeperingen, die we nu kennen als christendom en rabbijns jodendom, wortelen dus in het Tempeljodendom.

Lees verder “Joodse literatuur (4): de Romeinse tijd”

De crematie van Pompeius

Pompeius (Museo Nazionale, Rome)

We zullen het nog hebben over Caesars reactie op de moord op Pompeius. Het verhaal van Ploutarchos oogt betrouwbaar maar laat wel wat vragen onbeantwoord. Als Pompeius met vier begeleiders aan boord was gegaan van de vissersboot, waarin verder alleen Achillas, twee Romeinse officieren en drie of vier anderen zaten, is het toch wat vreemd dat er geen gevecht was. Je zou hebben verwacht dat Pompeius’ begeleiders hun wapens zouden hebben getrokken.

Ploutarchos (die ik zoals steeds citeer in de vertaling van Hetty van Rooijen) beschrijft de reactie aan boord van Pompeius’ schip. Dit gaat terug op het ooggetuigenverslag van Theofanes van Mytilene.

Bij het zien van de moord slaakten de opvarenden een jammerkreet die te horen was tot op het land. Vervolgens lichtten ze snel het anker en sloegen op de vlucht. Een krachtige wind hielp hen bij het uitvaren naar zee, zodat de Egyptenaren, die hen wilden achtervolgen, omkeerden. (Pompeius 80)

Lees verder “De crematie van Pompeius”

“De wetteloze mens”

Pompeius (Museo Nazionale, Rome)

Een opvallend trekje van de joodse literatuur is het gebruik van bijnamen. In de Dode-Zee-rollen is bijvoorbeeld sprake van een Leraar der Gerechtigheid. Die heeft het aan de stok met een Leugenspuier en een Goddeloze Priester. De auteur die bekendstaat als Trito-Jesaja introduceert een Lijdende Dienstknecht, Daniël voorspelt een Gruwel der Verwoesting en de evangelist Johannes belooft de komst van een Pleitbezorger. De oorspronkelijke toehoorders wisten wel naar wie (of wat) werd verwezen; wij kunnen er hooguit een slag naar slaan.

De vaagheid verhoogde natuurlijk de toepasbaarheid van zo’n tekst. De Gruwel der Verwoesting kan Antiochos IV Epifanes zijn, die de tempel in Jeruzalem betrad en ontheiligde, maar de uitdrukking is op talloze manieren geïnterpreteerd. De Pleitbezorger is wel uitgelegd als Jezus zelf, als de Heilige Geest en als de profeet Mani. Rabbijnen zien in de Lijdende Dienstknecht een verwijzing naar het volk van Israël, christenen herkennen er de messias in. Zonder cynisch te willen zien: de multi-interpretabiliteit van zulke teksten vergrootte de kans dat een toekomstige generatie er iets relevants in herkende, maakte dat men ze diepzinnig vond en droeg bij aan hun status als heilige literatuur.

Lees verder ““De wetteloze mens””

Joodse literatuur (4)

Pompeius (Louvre, Parijs)

[Dit is het vierde van vijf stukjes over de bronnen van mijn komende boek Israël verdeeld; het eerste is hier.]

In de tussentijd had Alexander de Grote een einde gemaakt aan het Perzische Rijk en was Judea, na een eeuw Ptolemaïsche heerschappij, in handen gekomen van de Seleukiden. Een deel van de Joden zag in de Griekse beschaving een verrijking, zocht naar aansluiting en benutte een Griekse Bijbelvertaling, de Septuagint. Daarnaast ontstonden filosofisch-getinte teksten als de Wijsheid van Jezus Sirach, geschiedwerken, toneelstukken, gebeden, hymnen, biografieën, briefliteratuur en roman. Ook Joodse groeperingen die de Griekse beschaving later zouden afwijzen, hebben er elementen aan ontleend: zelfs de sektariërs wier opvattingen zijn gedocumenteerd in de Dode Zee-rollen, aanvaardden dat de mens een ziel zou hebben.

Lees verder “Joodse literatuur (4)”