Christenvervolging in de derde eeuw

Offerverklaring (Neues Museum, Berlijn)

In het vorige blogje vertelde ik dat er twee visies zijn op het Romeinse religieuze leven in de derde eeuw: enerzijds waren er continuïteiten, anderzijds innovaties. De beruchtste daarvan was de christenvervolging. Het handboek waarover ik op donderdag blog, Een kennismaking met de oude wereld van Luuk de Blois en Bert van der Spek, meldt dat er een aantal grote vervolgingen was en dat de christenen niet wensten te bidden tot heidense goden en de keizer.

Het is altijd complexer dan het handboek meldt. Het is immers een handboek, een basis die iedere student van A tot Z behoort te kennen voordat hij op college leert hoe we weten wat we weten en ontdekt hoe we de gebeurtenissen óók kunnen lezen. Maar in dit geval is er geen sprake van andere interpretaties. Volgens mij is wat De Blois en Van der Spek schrijven over christenvervolging incompleet en deels gewoon fout.

Incompleet: persoonlijk zou ik niet alleen hebben vermeld dat de Romeinse overheid in crisissituaties zondebokken zocht, maar ook hebben verteld dat de christenen niet de enige slachtoffers waren. Er waren ook maatregelen tegen joden, Isisaanhangers en astrologen; later ook tegen manicheeërs. In een recent proefschrift heeft Renske Janssen dat nog eens onderstreept door te kijken naar juridische procedures. Procedures waarin begin derde eeuw iets van systeem begon te ontstaan.

Decius’ christenvervolging

In 250 na Chr., toen de Crisis van de Derde Eeuw al behoorlijk ernstig was, gelastte keizer Decius echter dat alle inwoners van het rijk een eed van trouw moesten afleggen. De tekst van het edict is verloren, maar oudheidkundigen staan ook niet helemaal machteloos: uit Egypte zijn ruim veertig op papyrus geschreven getuigschriften overgeleverd, waaruit duidelijk wordt dat iedere ingezetene van het Romeinse Rijk geacht werd voor het welzijn van de vorst tot de voorouderlijke goden te bidden. Dus niet, zoals De Blois en Van der Spek schrijven, tot de heidense goden. Christenen konden gewoon bidden tot de voorouderlijke god die ook de joden aanbaden.

Er waren allerlei soorten christenen. Voor één groep was het problematisch. Die staat bekend als de “exclusivisten” of de “proto-orthodoxen”. Zij stelden dat een geloof in Christus de verering van andere machten uitsloot, zagen overal afgoderij en weigerden daaraan concessies te doen. Concessies die andere Christusvereerders niet beschouwden als concessies. Alleen iemand die de Bijbel heel letterlijk nam,noot Matteüs 5:33-37. zou moeite hebben met een eed van trouw. Diverse proto-orthodoxe bisschoppen zijn gearresteerd en ter dood gebracht, zoals die van Rome, Antiochië, Jeruzalem en Parijs. Maar de proto-orthodoxen waren bepaald de enige christenen niet. Bisschop Cyprianus van Karthago ging gewoon even weg uit de stad. Wat hem door proto-orthodoxen kwalijk werd genomen.

De kerk zou nog lang verdeeld zijn over de vraag wat te doen met gelovigen die toch een eed van trouw hadden afgelegd. Dat deze discussie plaatsvond bewijst dat velen meenden dat een geloof in Christus prima viel te combineren met verering van de keizer. We kennen enkele discussiepunten, zoals de status van heidens offervlees en het onderscheid tussen verering en aanbidding. Ze hebben allemaal parallellen in het jodendom, dat met dezelfde vragen moet hebben geworsteld. De proto-orthodoxe christenen beschouwden offeraars als lapsi, “gevallenen”, en zouden uiteindelijk de discussie domineren, maar in de derde eeuw was dat geen uitgemaakte zaak.

Valerianus’ christenvervolging

Decius overleed in 251. Zijn opvolgers waren te druk met het vestigen van hun macht om veel te doen aan de vervolging. Pas toen keizer Valerianus in 257 stevig in het zadel zat, eiste hij dat vooraanstaande christenen zouden offeren aan de oude goden. De Blois en Van der Spek schrijven dat hij de ontmanteling van de christelijke gemeenten voorstond. Volgens mij is dit gewoon fout.

Het beleid van Valerianus bewijst wel dat er al snel na Decius christenen waren op invloedrijke posities, wat de twijfel versterkt aan de intensiteit van de eerste vervolging. Ook Valerianus verbood het christendom niet: het lijkt er meer op dat hij vooral proto-orthodoxen wilde treffen die meenden dat een geloof in Christus andere erediensten uitsloot. Dat was overigens ernstig genoeg: opnieuw vielen er doden, waaronder de genoemde Cyprianus. Valerianus’ zoon en opvolger Gallienus beëindigde deze vervolging in 260.

Het is al met al mogelijk het belang te overschatten van de christenvervolging in de derde eeuw. Als dit correct is, is er een aanwijzing minder voor een diepe spirituele crisis in het Romeinse Rijk.

Regionale variatie

En dan: we moeten rekening houden met lokale variatie. Ons beeld van het religieuze leven in de derde eeuw is vooral gebaseerd op bronnen uit Italië, Griekenland, Klein-Azië, Syrië en de omgeving van Karthago. Deze vreedzame, dichtbevolkte gebieden waren belangrijk, maar het is moeilijk vast te stellen of ze ook representatief zijn voor het imperium als geheel. Uit de grensprovincies langs de Rijn, Donau, Eufraat en noordelijke Sahara zijn minder teksten beschikbaar, maar talloze archeologische vondsten wekken de indruk dat het heidendom bepaald niet op zijn retour was.

In een stad als Straatsburg zijn in de tweede helft van de derde eeuw meer afbeeldingen van heidense goden gemaakt dan ooit daarvoor. Dit is des te opvallender omdat de stad, zoals vrijwel alle steden, in deze tijd in omvang afnam. Waren de bewoners traditioneler in hun opvattingen? Wat zouden oudheidkundigen hebben geconcludeerd als ze over evenveel geschreven teksten beschikten uit de grensgebieden als uit de dichtbevolkte centra van het wereldrijk? We weten het allemaal niet.

Wat wel duidelijk is, is dat de proto-orthodoxen, die in de vierde eeuw de wind in de zeilen kregen, hun eigen geschiedenis gingen presenteren als de geschiedenis van “het” christendom. Dat ze een minderheid waren geweest en dat de lapsi de meerderheid waren geweest, werd verzwegen. De Blois en Van der Spek hebben deze gelijkstelling van orthodoxie aan christendom overgenomen.

 [Een overzicht van de blogjes over het handboek oude geschiedenis is hier.]

Deel dit:

15 gedachtes over “Christenvervolging in de derde eeuw

  1. “De Blois en Van der Spek hebben deze gelijkstelling van orthodoxie aan christendom overgenomen.” En van deze zelfbedachte eenzijdigheid heeft de kerk ’tot op den huidigen dag’ nog last. Orthodoxie spreekt altijd vanzelf en hoeft dat nooit te verantwoorden.

    1. Ik hoef over het verleden professioneel geen mening te geven; ik constateer wat er is gebeurd en gedacht, en dat is dat. Maar ook een historicus heeft weleens een opinie. En ik denk weleens dat Constantijn beter in zee had kunnen gaan met mensen die de verering van Christus combineerbaar achtten met die van andere goden. Dat moet de meerderheid zijn geweest.

      1. Ben ik helemaal met je eens, maar Constantijn wilde één rijk, één keizer en derhalve ook één (orthodoxe) religie. In de kerkgeschiedenis noemen we de 4e eeuw niet toevallig ‘de zondeval van het christendom’.

      2. Fried Deelen

        Mensen die de verering van Christus combineerbaar achtten met die van andere goden moeten de meerderheid zijn geweest -dat kan een heel sympathieke gedachte zijn, maar ik vraag me toch af waar het op stoelt. Ik zie daar weining aanwijzingen voor.

        1. In mijn herinnering zat De lapsis nu juist gelaagder in elkaar dan een simpele afwijzing. Maar het is veertig jaar geleden dat we dat zaten te vertalen en mijn herinnering kan inmiddels onderhevig zijn aan leeftijdsslijtage…

  2. Ben Spaans

    ‘Proto-Orthodoxen’….
    Er zullen de nodige christenen zijn geweest die zichzelf ervan overtuigd hebben dat ‘lapsen’ wel (een keer) kon etc. (Angst en zo meer.) Maar dat er echt een meerderheidsstroming bestond die geen enkel probleem had met het vereren van andere goden naast Christus en God (de Vader)…echt…?

    1. Monotheïsme was in de eerste eeuwen lang niet zo monolithisch als tot recent werd aangenomen. Voor de meeste Joden en christenen betekende het niet dat er naast de God uit hun heilige geschriften geen andere goden waren, die ook enige eerbied toekwamen, maar dat de bijbelse God de enig ware was. Dat is een stuk veelkleuriger dan het moderne begrip van monotheïsme waarin naast de ene God gewoon geen aqndere goden of machten kunnen bestaan. Zie bv. dit artikel: Alexander Smarius, ‘Another God in the Gospel of John?‘.

        1. Zodra macht, en de spiegel daarvan, angst, mee gaan spelen worden gelovigen, seculier of religieus, dat maakt niet uit, inderdaad ‘preciezen’. Wellicht vindt iemand nog eens het verantwoordelijke gen…

      1. Ben Spaans

        Sorry, maar hier ga ik niet in mee. Leerstellig is er nooit onduidelijkheid over geweest.
        Hoe individuele christenen het invulden is een tweede. Hoe meer greep de ‘orthodoxe’ gezaghebbers kregen, Hoe minder ruimte er voor dit soort geschipper kwam.

        1. Het punt is dat dat leerstellige pas later kwam, vanaf de 3e eeuw. Tot die tijd was er een behoorlijk grote variatie. En jodendom is nooit erg leerstellig geworden. ‘Geschipper’ kun je vooral (menen te) zien vanuit een orthodoxe leerstelligheid, maar de praktijk was in de eerste eeuwen gewoon erg veelkleurig. Vandaar dat Cyprianus zo relativerend kon schrijven in De lapsis.

          1. Fried Deelen

            Cyprianus relativerend over de gevallenen? Nee hoor, hij ging daar juist fel tegenin. In 250 hield hij zich verborgen maar als goed ‘proto-orthodox’ schipperde hij niet. Niettemin kreeg hij van zijn christelijke gemeenschap de wind van voren -wat niet gebeurd zou zijn als de meerderheid daar vond dat naast Jezus ook Isis of Hercules of de keizer best op het altaar konden staan. Hoe dan ook, de volgende keer, enkele jaren later, ging hij wel voor de bijl. Jammer, want als hij dat niet gedaan had dan hadden we nu meer geschriften van hem.

  3. Ben Spaans

    Denkt u nou echt dat Paulus b.v. zou hebben gezegd dat eer betonen aan Zeus of Isis uiteraard in orde was, of zoiets…?
    Of waar kunt u vinden dat Farizeeën zich konden vinden in offers aan andere goden…?

    1. Merit

      Misschien werd bedoeld dat er aanvankelijk meer van henotheisme sprake was, hetgeen m.i. betekent dat men erkende dat er voor andere mensen andere goden waren.

Reacties zijn gesloten.