Vragen rond de jaarwisseling (5)

Een van uw vragen leidde naar de schat in het Haarlemmermeer (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Eerdere afleveringen hier, hier, hier en hier.

22. Vraag via de mail: Vaak stuit ik op de zin “Frisia non cantat”, en die wordt dan aan een Romein toegeschreven – Tacitus, meestal – maar ik kan die zin zelf nergens vinden. Is het een verzinsel van later datum?

Ja, dat is een verzinsel. De regel is inderdaad niet te vinden bij Tacitus, die wél de Friese Opstand noemt. De beschrijving daarvan eindigt met de opmerking dat sinds deze revolte de naam der Friese naam vermaard is.

Het Latijnse gezegde dat Friesland niet zou zingen, duikt op in de achttiende eeuw. Riemer Reinsma heeft het voor tijdschrift Onze Taal uitgezocht en zijn conclusies vindt u hier.

Lees verder “Vragen rond de jaarwisseling (5)”

De uitvinding van het geld

Torques uit Luristan (Archeologisch Museum van Azerbaijan, Tabriz)

Schreef ik gisteren dat munten in de Griekse wereld weliswaar leken op ons geld, maar niet helemaal hetzelfde functioneerden, vandaag heb ik in zekere zin een vervolg: betaalmiddelen in het oude Nabije Oosten. Het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, attendeert erop dat betaalmiddelen het antwoord vormen op een specifiek probleem. Ruilhandel is op zich een vrij natuurlijk proces, dat archeologen al in de Steentijd kunnen documenteren, maar er zit een addertje onder het gras: de wensen van de partijen, die verschillende dingen aanleveren en nodig hebben, zijn asymmetrisch. Hoe worden ze het eens over de waarde?

Waardebepaling

Op gezag van een Karthaagse bron geeft Herodotos van Halikarnassos een beschrijving van de handel aan de Afrikaanse westkust.

Eerst halen de Karthagers hun handelswaren van boord en stallen de spullen netjes op het strand uit. Vervolgens gaan ze weer naar hun schip en geven met rook signalen. Als de inboorlingen dat zien, dalen ze naar de kust af en leggen naast de goederen een hoeveelheid goud bij wijze van tegenwaarde neer. Daarna blijven ze op een afstand van de koopwaar staan. De Karthagers komen hierop van boord en bekijken het goud. Wanneer het naar hun idee voldoende is, varen ze ermee naar huis, maar is dit niet het geval, dan klimmen ze weer aan boord en wachten geduldig af tot de inboorlingen meer goud zijn komen brengen. Dat gaat zo door totdat de Karthagers tevreden zijn. Het is een kwestie van wederzijds vertrouwen, want het goud wordt pas gepakt wanneer het de waarde van de goederen lijkt te dekken en de inboorlingen raken de koopwaar niet aan voordat het goud door de anderen is meegenomen. (4.196; vert. Hein van Dolen)

Lees verder “De uitvinding van het geld”

Lendering gaat het land uit

Gevelsteen (Oudezijds Achterburgwal, Amsterdam)

Afgelopen zondag plaatste ik hier een oproep voor een crowdsourcing-actie, met als doel een huisje in België te kunnen huren om, far from the madding crowd, aan twee schrijfprojecten te kunnen werken.

Maandag sprak ik erover met mijn zakenpartner, die het geld in de gaten houdt, en die me liet weten dat er al een flink bedrag was binnengekomen. Dat is dinsdag en woensdag behoorlijk toegenomen en toen mijn partner vanmiddag even keek naar de stand van zaken, bleek dat we het streefbedrag van €1500 hadden gehaald en zelfs overschreden.

Lees verder “Lendering gaat het land uit”

Lendering het land uit!

Gevelsteen (Zeedijk 125, Amsterdam)

Zoals u misschien weet, ben ik lid van een vennootschap, Livius, en verdien ik mijn geld met het geven van cursussen, met werk als reisleider en met het schrijven voor onder andere het NRC Handelsblad. De vennootschap is een fijne constructie, want enerzijds ben ik zelfstandig en ongesubsidieerd, anderzijds heb ik een soort financieel vangnet. Ik hoef niet elk project aan te pakken om mijn schoorsteen te laten roken. Met ongeveer twintig uur werk per week kan ik mijn geld verdienen en dat is ook ongeveer het maximum dat ik aankan. Ik heb grote bewondering voor mensen in het onderwijs die vergelijkbaar werk doen en veel langere werkweken maken. Zoveel energie heb ik helaas niet en de verhaaltjes die ik soms schrijf over fietstochtjes, zijn ook de verhaaltjes van iemand die zijn batterijen bovengemiddeld vaak moet opladen. De vennootschapstructuur maakt voor mij echt verschil.

Misschien nog wel belangrijker dan de financiële steun is dat de vennootschap me ook inhoudelijke kansen biedt. Als ik boeken schrijf, hoef ik geen goedverkopende pulp te schrijven, maar kan ik me richten op lacunes in het aanbod, zoals uitleg van hoe een oudheidkundige omgaat met een wonderverhaal. Ook kan ik af en toe een uurtje uittrekken om een journalist advies te geven zonder dat ik daar meteen een prijskaartje aan hoef te hangen. En ik kan een gratis nieuwsbrief uitgeven. Oké, de nieuwsbrief collecteert eens in het jaar (rond 1 september), maar het is goed dat het ding gratis kan blijven. Informatie over de Oudheid moet toegankelijk zijn. Er zijn nog te veel academisch betaalmuren.

Lees verder “Lendering het land uit!”

De jeugd van tegenwoordig

Gevelsteen, Oudezijds Achterburgwal, Amsterdam

Ik word binnenkort vijftig en om me voor te bereiden op het laatste derde van mijn leven heb ik de afgelopen weken mijn pensioen geregeld. Het had wat voeten in de aarde maar een aardige adviseur hielp me op weg en ik heb vanmorgen een stuk of wat handtekeningen gezet. Ik zal er zo om de twee jaar nog wat naar kijken, maar alles is nu in principe geregeld.

In de trein naar huis belandde ik naast twee jonge mensen die een uitgebreid gesprek voerden waarin woorden vielen als “dividendbelasting” en “EBITA”. Aanvankelijk dacht ik nog dat het studenten waren, maar ze bleven na Alkmaar in de trein zitten en het was me al voor Castricum duidelijk dat ze het hadden over hun eigen beleggingen.

Lees verder “De jeugd van tegenwoordig”