Bijbel met bijdragen

bijbel

Toen Leo Oppenheim in 1964 zijn beroemde boek Ancient Mesopotamia publiceerde, gaf hij het een programmatische ondertitel: Portrait of a Dead Civilization. Daarmee gaf hij aan dat de Oudheid voor ons wezensvreemd is en dus ten diepste onkenbaar. Dat geldt niet alleen voor Mesopotamië. Een andere bekende oudheidkundige, Moses Finley, typeerde het oude Griekenland als “desperately foreign”.

Het is allebei een tikje overdreven. Emoties als geluk, woede, weerzin, angst, verdriet, verrassing en minachting zijn universeel. Uitingen daarvan zijn dus te begrijpen. Dat gezegd zijnde, het is makkelijk de afstand tussen ons en de Oudheid te onderschatten. Levend in een postindustriële samenleving herkennen wij nauwelijks welke grenzen de landbouw stelt aan de economie – en dus aan elke menselijke activiteit. Hongersnood is ons vreemd. Al even vreemd is het voor ons dat informatie destijds nauwelijks controleerbaar was. Wij snappen niet waarom religie draait om geofferde dieren. Wat een zuigelingensterfte van tegen de 35% is, weten we gelukkig ook niet. Allemaal onkenbare zaken die het rechtvaardigen de Oudheid te typeren als dead civilization.

Lees verder “Bijbel met bijdragen”

De stad: een onbruikbaar concept

De Wetten van Gortyn (Louvre, Parijs)

Eén van de grote thema’s van de Archaïsche Periode is de opkomst van de polis. Maar wat is dat? Een definitie is moeilijk te geven. In het handboek waarover ik geregeld schrijf, Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek, lees ik dat veel nederzettingen uit de Vroege IJzertijd zich ontwikkelden tot “zelfstandige, autonome stadstaten”. Maar wat is dan een staat, wat is een vroege staat, wat is een stad? En zo we die laatste konden definiëren, wat is dan een polis?

Ik ben niet de eerste die de vraag stelt. De Amerikaans-Britse historicus Moses Finley probeerde eens een analyse aan de hand van de ideaaltypische vormen van gezag die Max Weber had geformuleerd. De polis, constateerde Finley, was geen belichaming van charismatisch, van traditioneel of van legaal gezag. Ik ga het probleem vandaag ook niet oplossen. Ik denk dat ik wel een deelprobleem kan benoemen: onze fixatie op steden, Romeins of Grieks of anders.

Civitas, colonia, municipium?

Er zijn twee moeilijkheden. De eerste is onze notie dat een stad betrekkelijk groot moet zijn en een belangrijke sociaal-economische functie moet hebben. De tweede moeilijkheid is dat ergens de notie blijft meespelen van de middeleeuwse stad. Die

  1. valt concreet op de landkaart aan te wijzen (bijvoorbeeld omdat ze een stadsmuur had),
  2. had een juridische status die voor het ommeland niet gold en
  3. bracht op één plek religieuze, politieke, culturele en economische functies samen.

Lees verder “De stad: een onbruikbaar concept”

De oosterse redistributie-economie

Contract uit Sippar uit de tijd van Xerxes (Louvre, Parijs)

Eerlijk is eerlijk: de antieke economie is niet mijn eerste belangstelling. In de tijd dat ik studeerde, de jaren tachtig, was wel duidelijk dat de discussies neerkwamen op een herhaling van zetten. Ik begon het interessanter te vinden toen ook de archeologen zich ermee bezig bleken te houden. Ik blogde al over Heinrich Dressel. Het was echter opvallend dat de Moses Finley waar alle oudhistorici het voortdurend over hadden, boordevol vooroordelen zat over archeologie. Dat inspireerde niet echt.

Ik heb het onderwerp niet werkelijk bijgehouden en was blij verrast met het handboek waarover ik doorgaans op donderdag blog, Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek. Het blijkt tussen de eerste en de zevende druk sterk te zijn veranderd, uitgebreid, verbeterd. De voornaamste uitbreiding is een tweetal kaders, waarvan de een is gewijd aan onvrije arbeid en de ander aan de vraag of de economie van het oude Nabije Oosten valt te vangen in één model.

Lees verder “De oosterse redistributie-economie”

MoM | Artifact & Artifice

Petrus en Paulus op een glazen penning van bisschop Damasus (Vaticaanse Musea, Rome)

Daar zaten we dan als studenten, te luisteren naar een docent archeologie die ons voorhield dat de Atheense democratie na de Peloponnesische Oorlog niet langer functioneerde. Terwijl wij wisten dat de belangrijkste teksten juist daarna waren geschreven: de redevoeringen van een Demosthenes, de analyse van een Aristoteles, de aanvallen van een Plato. Ons respect voor zo’n docent werd er niet groter op. Omgekeerd hadden we college van een oudhistoricus die ons adviseerde over archeologie vooral de essays van Moses Finley te lezen, terwijl wij al diens redenatiefouten moeiteloos konden uittekenen. Ook dat droeg niet bij aan ons respect voor de docenten.

Ik weet tot op de dag van vandaag niet – en ik schrijf dat zonder ironie – waar het wederzijdse onbegrip vandaan kwam, want de teksten van de oudhistorici en de vondsten van de archeologen documenteren dezelfde cultuur. Wie zich tot één bewijscategorie beperkt, is als een pianist die alleen de witte of alleen de zwarte toetsen bespeelt. Je krijgt weliswaar muziek, maar ontzegt je de volle rijkdom. Wat onderzoekers bewoog deze beperking te aanvaarden, weet ik dus niet, wél weet ik dat de Deetman-kaalslag het probleem vergrootte: de studieprogramma’s werden bekort tot vier jaar, zodat studenten geen tijd meer kregen belangrijke collega-vakken te leren kennen.

Lees verder “MoM | Artifact & Artifice”