De slavernij uit de oude wereld lijdt als onderzoeksthema een beetje onder de slavernij uit het recentere verleden. Daarmee bedoel ik dat de plantage-slavernij uit de zuidelijke Verenigde Staten en het Caraïbische gebied helpen bepalen hoe wij kijken naar antieke onvrije arbeid. Zoiets is natuurlijk onvermijdelijk: onze belangstelling voor het verleden is nu eenmaal een afgeleide van wat we ervaren in het heden. Soms is dat verhelderend, soms is het juist misleidend.
Eén belangrijk verschil is dat het product dat de negentiende-eeuwse (en hedendaagse) slaven produceerden, was bedoeld voor een kapitalistische, door innovatie gedreven wereldmarkt. Ze was er zelfs een gevolg van. De spinmachine viel aan te drijven met een stoommachine – anders gezegd: het spinnen werd gemechaniseerd – maar dat ging beter met katoen dan met wol, zodat de vraag naar het eerste product steeg. Aangezien katoen niet mechanisch viel te oogsten maar van de bomen moest worden gehaald door mensenhanden, bloeide de plantageslavernij op. Zo’n integratie van de diverse wereldmarkten bestond in de Oudheid niet. De voortgaande innovatie van de negentiende eeuw, die slavernij uiteindelijk inefficiënt maakte, was er in de oude wereld evenmin.
In het eerste deel van dit stuk legde ik uit dat het gangbare idee dat de opkomst van het christendom een einde maakte aan de antieke seksuele moraal, empirisch zwak is. Zowel voor de reconstructie van de antieke moraal als voor de christelijke ideeën zijn de bronnen te schaars, terwijl we ook niet voldoende begrijpen wat ze nu eigenlijk representeren. We weten onvoldoende wat mensen feitelijk deden en dachten, en nog minder hoe ze zich lieten beïnvloeden door de (in elk geval inconsistente) christelijke ideeën.
We krijgen pas duidelijkheid over het feitelijk gedrag van mensen vanaf de elfde, twaalfde eeuw. Vanaf dat moment beschikken we over de zogenaamde boete- of biechtboeken. Wanneer iemand aan een priester een zonde opbiechtte, moest deze de zogeheten penitentie vaststellen, een aardse straf die werd geacht de straf in het Hiernamaals overbodig te maken. In de biechtboeken staan, om het wat badinerend uit te drukken, de tarieven. Het aardige is nu dat er verschillende edities bestaan, steeds uitgebreid met nieuwe zonden. Het gros is ontstaan doordat gelovigen met vragen bij de pastoor kwamen. Hiermee hebben we dan voor het eerst een historisch equivalent voor het Vivaforum.
Dat lijkt, voor wie wil weten wat het feitelijk seksueel gedrag was, een stap vooruit, maar zonder complicaties zijn de biechtboeken niet. De auteurs zijn namelijk minder geïnteresseerd in seksualiteit dan in de inperking van het groeiende kapitalisme (volgens het Nieuwe Testament kon een overspelige vergeving krijgen, maar was er voor de rijken uitsluitend hoop als ze hun aardse goederen opgaven). Seksualiteit was voor de samenstellers van de biechtboeken geen hoofdthema. Dat kan zowel betekenen dat ze te weinig aandacht gaven aan iets wat voor gelovigen wél belangrijk was (zodat de waarde van het geschrevene gering is) maar het kan ook betekenen dat ze zonder eigen agenda een oordeel gaven (zodat de biechtboeken een redelijke afspiegeling zijn van de gangbare ideeën). Omdat we de informatie niet hebben waarmee we tussen deze twee opties kunnen kiezen, blijven de biechtboeken een lastige bron.
Niettemin, het is beter dan wat we hebben voor de tijd daarvoor: we weten tenminste zeker dat het gaat om mensen die een moreel oordeel zochten over reële situaties. Daardoor heeft het lezen van de biechtboeken iets voyeuristisch. Ik herinner me iemand die in spirituele nood verkeerde omdat hij en zijn echtgenote gemeenschap hadden gehad in een kerk. Hij zal opgelucht adem hebben gehaald toen de priester hem vertelde dat dit geen zonde was.
Pas in de boeteboeken uit de Late Middeleeuwen vinden we iets dat lijkt op de seksuele moraal die de christelijke kerken later zouden uitdragen. Zo wordt masturbatie pas in de veertiende eeuw vermeld als een zonde, terwijl homoseksuele handelingen vanaf de dertiende eeuw worden geproblematiseerd. Dit zegt – het wordt eentonig – niets over het feitelijk gedrag, maar bewijs wel dat de geestelijke autoriteiten een ontwikkeling in hun denken hebben doorgemaakt.
Het is bekend welke: ze waren Aristoteles gaan lezen. Eén van de principes in zijn denken is dat de natuur doelmatig is. Zo kan uit een eikel een eik ontstaan, en kan uit het mannelijk zaad een mens groeien. Wat bij de Macedonische filosoof een middel was om de veranderingen in de werkelijkheid te beschrijven, werd door de scholastieke filosofen echter opgevat als voorschrift, en zij keurden handelingen af die de doelmatigheid van de natuur doorkruisten. Het gevolg is dat homoseksualiteit, masturbatie en abortus voortaan golden als zonde.
Het veelgehoorde idee dat de opkomst van het christendom een einde maakte aan de niet-repressieve moraal van de oude wereld, is dus veel te kort door de bocht. Zeker, de nieuwe religie had enkele nieuwe seksuele regels, maar de bisschoppen konden ook verschillende standpunten innemen, want de Kerk had tot ver in de Middeleeuwen andere prioriteiten. En voor zover er een eenduidige moraal was, is de vraag of deze invloed heeft gehad op de praktijk. Het enige wat met zekerheid valt te zeggen, is dat we over de seksuele praktijk vóór de twaalfde eeuw onvoldoende weten om (veronderstelde) veranderingen te kunnen verklaren, en dat we na de dertiende eeuw alleen de verandering begrijpen in het denken van de geestelijkheid. Wat de mensen verder deden of laten, blijft verborgen.
Een prostituee en haar klant. De fresco is afkomstig uit een bordeel in Pompeii; hier is de afbeelding seksueel bedoeld. Maar dat is niet altijd het geval.
[Steeds weer lees je dat de Europese cultuur is gebaseerd op de antieke, maar dat is op één punt in elk geval niet zo: de seksualiteit. De westerse seksuele moraal is eeuwenlang totaal anders geweest dan die van de oude Grieken en Romeinen. Op de vraag hoe dat kon veranderen, wordt wel geantwoord dat dit kwam door de opkomst van het christendom. Het leek me aardig een oud artikel uit het ter ziele gegane tijdschrift Momentum af te stoffen. Bij dezen.]
***
Vanaf het moment waarop de Sumeriërs hun eerste spijkerschrifttekens in de klei krasten tot het moment waarop de antieke Mediterrane cultuur instortte, verstreken ruim zesendertig eeuwen. Omdat de bevolking van de oude wereld ongeveer honderd miljoen bedroeg, het generatievernieuwingsniveau rond de tweeëntwintig jaar lag en slechts één derde van de mensen geslachtsrijp werd, moeten er al met al ruim vijf miljard meningen hebben bestaan over de vraag hoe het op seksueel gebied nu eigenlijk hoorde.
Een prostituee en haar klant. De fresco is afkomstig uit een bordeel in Pompeii; hier is de afbeelding seksueel bedoeld. Maar dat is niet altijd het geval.
De negentiende-eeuwse romanschrijvers wisten wel hoe ze een seksscène in hun boeken moesten opnemen. Als een man en een vrouw de nacht doorbrachten in een verlaten landhuis en er een storm opstak, dan wist de lezer wel hoe laat het was. Op soortgelijke wijze hadden de cinematografen van de jaren vijftig een beeldentaal om te suggereren of de vriendschap tussen twee mannen een seksuele component had: als ze de nacht doorbrachten in een motel, gaf een nachtkastje tussen de bedden de mate van fysieke intimiteit aan. Generaties romanlezers en bioscoopgangers zijn getraind seks te zien als het niet wordt getoond.
Wij kunnen ons het omgekeerde moeilijk voorstellen: dat expliciet getoonde seks symbool staat voor iets anders. Toch moet een deel van het repertoire van antieke erotische afbeeldingen op deze wijze worden uitgelegd: ook al tonen ze iets seksueels, ze staan voor iets anders.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.