
Een van de beroemdste verhalen uit de Oudheid is dat van de Tienduizend: de terugtocht van een groep Griekse huurlingen die had gestreden in een Perzische burgeroorlog en nu probeerde thuis te komen. De naam is een beetje raar: van de 14.000 die op pad gingen, keerden er 6.000 terug. Tienduizend is slechts een ongewogen gemiddelde. Eén van de commandanten, Xenofon, schreef een prachtig verslag waarin vooral de passages over de tocht door Armenië boeiend zijn. Zo beschrijft hij de levenswijze:
De woningen bevonden zich onder de grond; ze hadden een nauwe toegang, net als de opening van een waterput, maar beneden waren ze ruim. Voor het vee waren er ingangen als tunnels uitgegraven, maar de mensen daalden af langs ladders. In die woningen trof men geiten, schapen, ossen en pluimvee aan, samen met hun jongen; al die dieren werden binnenshuis gevoederd. Men trof er ook tarwe, gerst, peulvruchten en gerstebier in vaten. De gerstkorrels dreven tot aan de rand van de vaten en er staken rietstengels zonder knopen in, grote en kleine. Wanneer men dorst had, moest men een rietstengel in de mond nemen en eraan zuigen. De drank was zeer sterk als men er geen water bij voegde; maar wanneer men eenmaal de smaak te pakken had, was hij zeer aangenaam.(Xenofon, Anabasis 4.5.25-27; vert. Marc Moonen)
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.