Op reis in Griekenland

De tempel van Hefaistos, Athene

De corona is voorbij, we maken weer reisplannen en je zou naar Griekenland kunnen gaan. Dan land je vermoedelijk in Athene en zul je daar ook je eerste hotel wel boeken. Eerlijk is eerlijk, Athene is in de zomer geen aangename plek. De hitte blijft er hangen en er is geen verfrissende zeebries, zoals in Thessaloniki. Toch is het geen straf om in Athene te verblijven.

Attika

De Akropolis is een geweldige plek – hier is wel wat wind. Het spreekt vanzelf dat je ook gaat naar het Akropolismuseum en het Nationaal Archeologisch Museum, maar vergeet niet een bezoek te brengen aan het Numismatisch Museum (in het voormalige huis van Heinrich Schliemann) en aan het museum van de opgraving van Kerameikos. Dit zijn vrij rustige plaatsen. Vergeet de Agora niet, met het museum. O ja, er is ook een Byzantijns museum en een Benakimuseum. En een Romeinse agora.

Lees verder “Op reis in Griekenland”

De verstaanbaarheid van het oudste Grieks

Kokalos

“Kokalos heeft zoveel olijfolie terugbetaald aan Eumedes.” Zo luidt een van de oudste Griekse zinnen, compleet met onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. De woorden (gevolgd door een volume-eenheid en een getal) zijn vastgelegd op een kleitablet uit Pylos op de Peloponnesos (PY Fr 1184, r. 1-2). De Grieken van de tweede helft van het tweede millennium v.Chr. hadden nog geen alfabet, maar gebruikten een lettergrepenschrift dat we Lineair B noemen. Dat is in 1952 op een uiterst ingenieuze wijze ontcijferd (zoals ik in dit filmpje stamelend uitleg of Jona op zijn blog).

Anders dan de meeste andere (ca. 7000) kleitabletten met Lineair B is dit exemplaar goed te begrijpen voor wie een beetje Grieks kent. Als we de lettergreeptekens omzetten naar Griekse letters, zijn er nauwelijks verschillen met het Grieks van Homeros en Plato:

ko-ka-ro a-pe-do-ke e-rai-wo to-so e-u-me-de-i

Κώκαλος ἀπέδωκε ἔλαιϝον τόσσον Εὐμήδει.

Lees verder “De verstaanbaarheid van het oudste Grieks”

De Zeevolken: de problemen

Het door Zeevolken verwoeste paleis van Ugarit

In de stukken die ik tot nu toe wijdde aan de Zeevolken vatte ik samen hoe De Blois en Van der Spek in Een kennismaking met de oude wereld uitleggen wat er aan de hand was. Ze doen dat met alle voorzichtigheid die het onderwerp vereist, want veel is onduidelijk. Wat echter inmiddels wél zeker is, is dat er een klimaatverandering is geweest die het maatschappelijke aanpassingsvermogen te boven ging. Ik keek naar het bewijsmateriaal en wees erop dat dit viel te presenteren als een consistent verhaal: zo rond 1200 v.Chr. was er een klimaatomslag; volken uit het Griekse gebied raakten op drift; er was een noordwest-zuidoost-beweging van Zeevolken; steden werden geplunderd; het Hittitische Rijk ging ten onder; de vraag naar tin nam af; de interregionale handelsnetwerken stortten in; men schakelde over op ijzer. We zouden de migratie van de Frygiërs vanaf het zuidelijke Balkanschiereiland naar Anatolië nog kunnen toevoegen.

Complicaties

Het is mogelijk het bewijsmateriaal zo te presenteren, maar er zijn complicaties. De voorgaande alinea past mooi in een negentiende-eeuws frame dat beschavingen à la het West-Romeinse Rijk ten onder gingen door migraties. Dat was destijds een populaire analyse – om niet te zeggen: een koloniaal angstbeeld – maar het is voor de transitie van Oudheid naar Middeleeuwen achterhaald. Op drift geraakte stammen assimileerden en de veranderingen in het Mediterrane wereldrijk hadden vooral te maken met het feit dat het al van binnenuit verzwakt was. Iets dergelijks kan natuurlijk ook spelen bij de Zeevolken: die werden gevaarlijk doordat de oosterse grootmachten al verzwakt waren, waarbij de klimaatomslag die de Zeevolken het ruime sop deed kiezen, slechts één factor was. Moeten we niet zoeken naar andere factoren?

Lees verder “De Zeevolken: de problemen”

Een zegel uit Pylos

Zegel uit Pylos (foto © Jeff Vanderpool/University of Cincinnati)

Als iets te mooi is om waar te zijn, is het meestal niet waar. En simpele aforismen om informatie terzijde te schuiven, zoals in de vorige volzin, zijn meestal te simpel. Een voorbeeld is de bovenstaande gem: een gesneden steen die gebruikt werd als zegel. Gevonden in Pylos in het graf van iemand die rond 1450 v.Chr. moet zijn overleden.

U leest hier en daar waarom dit te mooi is om waar te zijn. Het lijkt eigenlijk wat te gedetailleerd om met vijftiende-eeuwse technieken te zijn gemaakt. Misschien, zo oppert een van de betrokkenen, had de maker een oogafwijking waardoor hij op korte afstand scherper zag dan andere mensen. Je zou ook kunnen overwegen dat het voorwerp een vervalsing is, ware het niet dat het afkomstig is uit een gecontroleerde opgraving.

Lees verder “Een zegel uit Pylos”

De Trojaanse Oorlog (3)

Mykeense dolk met fotograaf (Nationaal Archeologisch Museum, Athene)
Mykeense dolk, niet per se gebruikt tijdens de Trojaanse Oorlog, met fotograaf (Nationaal Archeologisch Museum, Athene)

[Dit kerstweekend blog ik over de Trojaanse Oorlog. De legendarische expeditie van een coalitie van Griekse krijgers die ergens in de dertiende eeuw v.Chr. de stad Troje innamen vormt een romantisch verhaal en het onderzoek brengt diverse subdisciplines samen: klassieke talen, oude geschiedenis, archeologie, hittitologie. Allemaal redenen om u dit kerstweekend te trakteren op een longread. Het eerste deel vindt u hier.]

Aan het begin van de twintigste eeuw ontdekte de Britse archeoloog Arthur Evans op Kreta het verband tussen het oude Nabije Oosten en Mykeens Griekenland. Het paleis van Knossos dat hij opgroef, leek in weinig op de Mykeense burchten, al was het ruwweg even oud. Het leek weer wél op de paleizen die waren gevonden in de Oriënt. Ook groef Evans kleitabletten op, het oosterse schrijfmateriaal bij uitstek.

Het bleek te gaan om twee soorten schrift, zakelijk aangeduid als Lineair-A en Lineair-B. Ik heb er al eens over geblogd. Aangezien er geen “twee-schriftige” teksten werden gevonden die in zowel zo’n lineair schrift als in een al ontcijferd schrift waren geschreven, bleven de nieuw ontdekte teksten onvertaalbaar. Het raadsel werd niet opgelost toen Carl Blegen, de man die (zoals we al zagen) in Troje had gegraven, in 1939 meer Lineair-B-inscripties vond, dit keer in Pylos op de Peloponnesos.

Lees verder “De Trojaanse Oorlog (3)”

De Trojaanse Oorlog (2)

Zes Mykeense krijgers trekken ten strijde; links worden ze door een vrouw uitgezwaaid. Deze pot is gevonden in Mykene en nu in het Nationaal Archeologisch Museum in Athene.
Zes Mykeense krijgers trekken ten strijde, niet per se naar de Trojaanse Oorlog; links worden ze door een vrouw uitgezwaaid. Deze pot is gevonden in Mykene en nu in het Nationaal Archeologisch Museum in Athene.

[Dit kerstweekend blog ik over de Trojaanse Oorlog. De legendarische expeditie van een coalitie van Griekse krijgers die ergens in de dertiende eeuw v.Chr. de stad Troje innamen vormt een romantisch verhaal en het onderzoek brengt diverse subdisciplines samen: klassieke talen, oude geschiedenis, archeologie, hittitologie. Allemaal redenen om u dit kerstweekend te trakteren op een longread. Het eerste deel vindt u hier.]

Heinrich Schliemann was niet alleen actief in Troje. Hij werkte ook in verschillende steden op het Griekse vasteland, waar hij de enorme burchten onderzocht van wat nu de Mykeense beschaving wordt genoemd: een Bronstijdcultuur die tussen pakweg 1600 en 1200 had bestaan op het Griekse vasteland. De indrukwekkende graven toonden dat de Mykeense vorsten zich graag hadden gepresenteerd als krijgers.

Lees verder “De Trojaanse Oorlog (2)”

Oudheidkundige prietpraat

De riviergod Acheloös; bronsje uit Tarquinia dat verder niet zoveel met dit stukje heeft te maken maar wel uit de juiste stad komt. Nu te zien in de Villa Giulia, Rome.

Twee jaar geleden werd in Tarquinia in Italië een mooi Etruskisch graf gevonden. Het had alles om een goed verhaal te vertellen, zoals een nog bewaard grafmaal (zie foto). Mooi, zou je denken, maar nee, het was nog niet spectaculair genoeg. De opgravers identificeerden het graf meteen als dat van een prins van koninklijke bloede en een familielid, misschien wel een broer, van de vijfde koning van Rome, Tarquinius Priscus.

In Italië wordt namelijk alles wat wordt opgegraven toegeschreven aan een uit de bronnen bekend persoon. Klaarblijkelijk zijn de aannames van de Italiaanse archeologie dat alle personen die ooit hebben bestaan, in onze bronnen staan vermeld, en dat archeologie geen bewijs kan leveren dat onafhankelijk is van geschreven bronnen. Als classici en oudhistorici het potentieel van de archeologie zo slecht begrijpen, lach je erom, maar in Italië zijn het de archeologen zelf en dat is om te huilen.

Lees verder “Oudheidkundige prietpraat”