De gesel Gods (6)

Een Frankische krijger: de Heer van Morken (Johnny Shumate)

[Voorlaatste deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en behandelde het begin van de veldslag op de Catalaunische Velden.]

De anekdote over de stroom bloed waarmee het vorige stukje eindigde oogt onwaarschijnlijk, maar zwaardwonden zijn over het algemeen vrij groot en antieke veldslagen lijken buitengewoon bloedig te zijn geweest. Als er ook nog paarden zijn doodgebloed, is er geen enkele reden om te twijfelen aan Jordanes’ macabere beschrijving.

Het landschap is licht glooiend en toen de Visigotische en Romeinse ruiters hun tegenstanders achternazetten, raakten ze het contact met de Hunnen kwijt, bijvoorbeeld door aan de andere zijde langs een heuvel te rijden. Bij het vallen van de avond bleken ze het kamp van de Hunnen te zijn gepasseerd. Thorismund, de zoon van de gesneuvelde Visigotische koning Theodorik, reed in de nacht argeloos het kampement van zijn vijanden binnen en werd maar met moeite door zijn volgelingen bevrijd. Het woord is opnieuw aan Jordanes (in de vertaling van Hein van Dolen).

Lees verder “De gesel Gods (6)”

De gesel Gods (5)

Catalaunische Velden, waar Aetius het opnam tegen Attila

[Vijfde deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en ik was gekomen tot Attila’s inval van Gallië in 451 na Chr. Hij had niet al zijn doelen kunnen bereiken en zocht een plaats om slag te leveren tegen een coalitie van de Romeinen en hun Germaanse bondgenoten, geleid door generaal Aetius.]

Attila meende dat hij een goed slagveld had gevonden op de eindeloze grasvlakte tussen het huidige Troyes en Châlons-sur-Marne: de Catalaunische Velden. Alles draaide om het bezetten van een heuvelrug. Als de soldaten van de Romeinse coalitie die als eersten bezetten, zouden hun bogen een draagwijdte krijgen waarmee ze gelijk kwamen aan de Hunnen; omgekeerd, als Attila’s krijgers de heuvelrug bezetten, dan restte de tegenstanders niets anders dan de aftocht. Jordanes, die in de zesde eeuw een Geschiedenis van de Goten schreef, doet verslag van de veldslag die hier op 20 juni 451 plaatsvond. De fragmenten zijn vertaald door Hein van Dolen.

Theodorik bezette met de Visigoten de rechtervleugel en Aetius met de Romeinen de linker. Ze lieten Sanguibanus in het midden plaatsnemen (hij was de aanvoerder van de Alanen). Dat gebeurde uit strategische voorzorg om de man in wiens moed zij weinig fiducie hadden door een massa getrouwen te omringen. Immers, wie nauwelijks kans krijgt te vluchten, strijdt noodgedwongen mee.

Lees verder “De gesel Gods (5)”

De gesel Gods (4)

Bourgondische gesp (Musée d’Archéologie nationale, Saint-Germain-en-Laye)

[In dit vierde deel van deze zevendelige reeks over Attila de Hun maakt hij dan eindelijk zijn opwachting. Het eerste deel was hier. Ik behandelde de geleidelijke desintegratie van het West-Romeinse Rijk tot 444.]

Dat de afstammelingen van de Germaanse migranten die zich in Gallië hadden gevestigd, merendeels loyaal waren, bleek in 451, toen ze mede in het krijt traden om de Romeinse wereld te verdedigen tegen de Hunnen. De kern van deze stammenfederatie was door Oekraïne en Roemenië naar het westen getrokken, had aanvallen uitgevoerd op het Oost-Romeinse Rijk en had zich gevestigd in het gebied dat eeuwen later, toen de Magyaren dezelfde route aflegden, werd vernoemd naar hun vijfde-eeuwse voorgangers: Hunnenland ofwel Hongarije.

Door isotooponderzoek is bevestigd hoe fluïde deze etnische groep was. Daar waren al aanwijzingen voor, zoals een anekdote van de Byzantijnse auteur Priscus over een bewoner van een stad aan de Donau die erkend werd als Hunse krijger, maar nu zijn er dus ook laboratoriumresultaten die bevestigen dat mensen met een akkerbouwersvoedingspatroon hun sedentaire bestaan inruilden voor een leven als nomadische ruiter, en vice versa. Het is hoe het eeuwenlang is gegaan op de Centraal-Euraziatische steppe.

Lees verder “De gesel Gods (4)”

De vijfde eeuw (7)

Zegelring van Childerik (replica; Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

[Een tijdje geleden blogde ik enkele keren over de Late Oudheid. Een van degenen die reageerden, John Messemaker, zegde toe zijn gedachten over het onderwerp op een rijtje te zetten. Van dat stuk verscheen het eerste deel hier.]

Na de dood van Honorius in 423 werd in het Westen Ioannes de nieuwe keizer, maar deze werd niet erkend in het Oosten. Daar wilde men de zesjarige Valentinianus III op de troon plaatsen, een neef van de Oost-Romeinse keizer Theodosius II.

Een kleine burgeroorlog tussen Oost en West was het gevolg. De Oosterse commandant Aspar versloeg Ioannes, die werd gedood. Drie dagen later trok een leger Hunnen onder leiding van de West-Romeinse generaal Aetius Italië binnen en viel daar de Oost-Romeinse troepen aan. Na verschillende onbesliste gevechten kwam Galla Placidia, de moeder en regentes van Valentinianus III, tot een schikking met Aetius, die werd benoemd tot opperbevelhebber van Gallië en zijn Hunnen naar huis stuurde.

Lees verder “De vijfde eeuw (7)”