Wagenmenner uit het Circus Maximus (Palazzo Massimo, Rome)
[Laatste van drie stukjes over het Circus Maximus in Rome. Het eerste was hier.]
Keizer en volk
Zelfs keizers en gladiatoren waren minder populair dan wagenmenners. Gezien hun populariteit deed een keizer er goed aan zich te vertonen in zijn loge in het Circus. Iets van de populariteit van de sportlieden straalde dan op hem af. Bovendien kon de vorst, door openlijk te delen in de emoties die de races opriepen, tonen dat hij niet van zijn onderdanen verschilde. Zo bezien deed keizer Marcus Aurelius het verkeerd:
Hij had de gewoonte tijdens de Circusvoorstellingen te lezen, te luisteren en te signeren, en het verhaal gaat dat de menigte hem daarover dikwijls schertsend heeft gekapitteld. (Historia Augusta, Marcus Aurelius 15.1)
Inscriptie van Antistius Adventus (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)
Een half jaar geleden was ik op reis door Algerije en hoewel ik veel mooie dingen heb gezien, was er ook een mini-teleurstelling: terwijl ik wél de grafsteen vond van Adiutor, iemand uit Nederland die belandde in Algerije, vond ik niets over Antistius, een Romeinse bestuurder uit de tweede eeuw na Chr. die de omgekeerde reis maakte. Er zijn in Algerije minstens twee inscripties (deze EDCS-13100076 en EDCS-16300167) maar ik heb die niet gezien. Een derde inscriptie is gevonden bij de Muur van Hadrianus (EDCS-07801373) en een vierde – hier boven – komt uit Vechten, even onder Utrecht. Die staat bekend als EDCS-11100902 en als u denkt dat ze slecht leesbaar is, heeft u gelijk, maar zie hieronder.
De jonge bestuurder
Quintus Antistius Adventus Postumius Aquilinus is rond 128 geboren in een senatoriële familie uit de Numidische stad Thibilis, halverwege Cirta en Hippo Regius, en profiteerde van het netwerk van Afrikaanse bestuurders dat in de loop van de tweede eeuw steeds meer invloed kreeg in Italië en uiteindelijk een keizer zou leveren, Septimius Severus. Uit de vier inscripties kennen we Antistius’ loopbaan, die hem kort voor 150 moet hebben gebracht naar Rome, waar hij een van de leden was van het college der vigintiviri, de beginnende magistraten, meest senatorenzonen, die ieder jaar werden benoemd. Hij was een van het viertal dat samen verantwoordelijk was voor het onderhoud van de straten in Rome.
Een vierde-eeuwse triomftocht (Boog van Galerius, Thessaloniki)
Terwijl u dit op leest, ben ik in het Nationaal Museum in Beiroet, het mooiste museum in het Midden-Oosten. Omdat ik met zoveel moois echt geen tijd ga vrij maken voor het dagelijkse blogstukje, bied ik u in tien afleveringen de tekst aan van de inleiding die ik schreef voor de vertaling die Vincent Hunink maakte van de Korte geschiedenis van Rome van de laat-Romeinse auteur Eutropius. Als alles goed gaat, verschijnt die medio november. Het eerste deel van deze reeks vindt u hier.
De regering van keizer Augustus vormt een breuk in Eutropius’ schets. Was het verhaal tot dan toe een betoog over de Romeinse expansie, weg vanuit Centraal-Italië, naar Sicilië en de Povlakte en uiteindelijk naar Spanje en Syrië en Egypte en Germanië, ineens beperkt het verhaal zich tot één plek: het keizerlijk hof. De Korte geschiedenis van Rome is vanaf dit punt een reeks keizerbiografietjes en reduceert een imperium met tientallen miljoenen inwoners tot één man. De onderwerpen die Eutropius in die biografietjes aansnijdt tonen wat een voorname hoveling in de vierde eeuw van zijn vorst verwachtte. De boodschap is dubbelzinnig: aan de ene kant somt Eutropius een hele reeks keizerlijke deugden op, aan de andere kant is er ook een zekere stekeligheid.
[Vandaag twee jaar geleden overleed Simone Mooij-Valk. Voor het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 2016/2017 mocht ik haar levensbericht schrijven. Het aardige van zo’n tekst is dat je, meer dan in een necrologie in een krant, ruimte hebt om iets over iemand te vertellen. Bij dezen een iets aangepaste digitale versie, waarvan het eerste deel hier is.]
Stoïcijnen en epicureeërs
Alle antieke Griekse en Latijnse literaire teksten bij elkaar, dat is ongeveer twee of drie boekenkasten vol. Iedereen zal daarin selecteren en Simone koos na haar pensioen niet voor de teksten die ze op school met haar leerlingen had gelezen. Haar eerste liefde was het Latijn en ze was voornemens Boëthius’ Vertroosting van de filosofie te gaan vertalen. Omdat net in die jaren echter een andere Nederlandstalige uitgave verscheen kwam dit plan te vervallen, maar nu viel haar oog op het Griekstalige werk van Marcus Aurelius, die van 161 tot 180 na Chr. keizer was van het Romeinse Rijk. Ivo Gay, destijds directeur van uitgeverij Ambo, wilde haar vertaling graag uitgeven en nadien verschoof haar belangstelling steeds verder naar ander Griekse proza uit de Romeinse keizertijd. ‘De tweede eeuw’, zou ze later zeggen, ‘dat is mijn eeuw.’
Marcus Aurelius (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)
Meestal word ik uit mezelf wakker, zo rond een uur of negen. Vandaag was het de wekker die me om tien uur uit mijn slaap haalde. Ik bleef even liggen, bladerde door wat nog ongelezen weekendsupplementen van de krant en ineens schoot me, zomaar vanuit het niets, een gedachte te binnen. “Bedenk, als je met tegenzin wakker wordt, wat je vandaag voor anderen kunt gaan doen.”
Dat staat tussen aanhalingstekens, want het is een citaat. Het zijn woorden van Marcus Aurelius, de Romeinse keizer die ik onlangs ook eens aanhaalde. Ik ken het citaat al zo’n vijfendertig jaar en het is bij me blijven hangen omdat ik het destijds zo gênant braaf vond.
Dit kun je wel zeggen van de mens en zijn leven: de duur ervan is een stip, de materie veranderlijk als stromend water; zijn waarneming is vaag, zijn lichaam bestemd om uit elkaar te vallen en tot ontbinding over te gaan, zijn ziel dolend, zijn lot ondoorgrondelijk, zijn reputatie niet op een redelijk oordeel gegrond. Kortom, al het lichamelijke is als een rivier, al het geestelijke droom en illusie. Het leven is een strijd en een verblijf in een vreemd land, en roem bij het nageslacht is vergeten worden.
Wat kan ons dan een veilige doortocht geven? Enkel en alleen de filosofie. En die bestaat erin de god in je binnenste ongeschonden en ongedeerd te bewaren, boven gevoelens van genot en pijn te staan, niets zomaar te doen, niet te liegen en te huichelen, het niet nodig te hebben dat een ander iets doet of laat. En verder, wat je overkomt en toebedeeld wordt te aanvaarden, omdat je weet dat het daarvandaan komt, vanwaar je zelf gekomen bent.
En bovenal, de dood in vredige gezindheid af te wachten, in de overtuiging dat die niets anders is dan het uiteenvallen van de elementen waaruit ieder levend wezen is samengesteld. Als er voor de elementen zelf niets angstaanjagends is in het voortdurend overgaan van de ene toestand in de andere, waarom zou je dan opzien tegen de verandering en het uiteenvallen van het geheel? Dat is toch volgens de natuur en wat volgens de natuur is, is nooit slecht.
Marcus Aurelius, Persoonlijke notities 2.17; vert. Simone Mooij
Keizer Marcus Aurelius, die vandaag 1836 jaar geleden in Wenen overleed, is de spreekwoordelijke filosoof op de keizertroon. Hij behoorde, zoals wel meer rijke Romeinse heren, tot de Stoa, een wijsgerige school die die rijke Romeinse heren onder meer het volgende voorhield:
De kosmos is redelijk
Mensen zijn redelijke wezens en fundamenteel goed
Veel van het kwaad is slechts schijn en met rustig nadenken herken je dat
Laat je daarom niet leiden door je emoties
Omdat alle mensen redelijk en goed zijn, zouden ze ook gelijk moeten worden behandeld; ga als meester daarom goed om met je slaven, behandel je echtgenote met respect
Er is iets wonderlijks met het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius op het Capitoolplein. Ik beken dat ik het pas de tweede keer herkende, wat ermee te maken zal hebben dat ik het voor het eerst zag toen het werd gerestaureerd. Eigenlijk kon ik toen niet goed zien dat het beeld vol contrasten zit. Het eerste: we zien een keizer in militair tenue, maar hij draagt geen wapens en heeft de hand opgeheven in een gebaar dat vrede beduidt. Het is dat je beter weet, want anders zou je denken dat hier iemand capituleerde.
Ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius (Capitolijnse Musea, Rome)
De eerste keer dat ik in Rome was, in oktober 1982, wachtte me op het Capitoolplein een teleurstelling: het ruiterstandbeeld van keizer Marcus Aurelius was weg. Een lege sokkel, daarmee moesten we het doen. Het monument was zwaar aangetast door luchtvervuiling en moest worden geconserveerd – iets wat geen volk ter wereld zo goed kan doen als de Italianen.
Aangetast: in feite was het een wonder dat het beeld überhaupt de twintigste eeuw had gehaald. Terwijl we letterlijk tienduizenden marmeren beelden hebben uit de oude wereld, zijn er nauwelijks beelden van brons. Ze moeten er destijds echter ook bij duizenden zijn geweest: een aardige aanwijzing bood de expositie “Van hun voetstuk” vorig jaar in het Nijmeegse Valkhof, waarbij in kaart werd gebracht welke bronzen standbeeldresten er benoorden de Alpen waren – en dat waren er, zo ontdekten de betrokkenen, verbluffend veel. De meeste beelden zijn echter verloren: we hebben slechts fragmentjes over of kennen alleen de sokkel. Het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius is een unicum, dat we uitsluitend te danken hebben aan het feit dat de Middeleeuwers dachten dat dit beeld de christelijke keizer Constantijn voorstelde. Daarom werd het niet omgesmolten om er bommen en granaten van te maken.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.