
Bovenstaande foto nam ik in het amfitheater van Uthina en ik zal niet beweren dat dit het soort afbeeldingen is waarvoor prijzen worden gegeven. Het is de ingang. Na het ochtendprogramma, dat meestal bestond uit wildedierengevechten, en na de executies rond het middaguur stelden wat later in de middag de gladiatoren zich hier op. Ze maakten dan een parade door de arena, keerden hier terug en wachtten op wat er komen zou. Of ze tot de dood zouden vechten of tot er bloed vloeide, was afhankelijk van de kapitaalvernietiging waarmee de sponsor zijn stadsgenoten wilde imponeren. Die reageerden met acclamaties. Een mozaïek in het museum van Sousse vermeldt de enthousiaste kreten: Hoc est habere, hoc est posse (“Dat is pas rijk zijn, dat is pas vermogend zijn”).
Voor zover mij bekend is er maar één antieke tekst die de intocht der gladiatoren beschrijft vanuit hun eigen perspectief: een tekstje van Pseudo-Quintilianus. (Die curieuze naam wil overigens alleen maar zeggen dat de tekst is overgeleverd met het werk van de hoogleraar in de welsprekendheid Quintilianus, maar dat het geen werkstuk is van die auteur.) Pseudo-Quintilianus suggereert de spanning die de mannen moeten hebben gevoeld. De verhitte metalen platen die hij noemt, dienden om de strijders in de arena te houden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.