Het Teutoburgerwoud: drie perspectieven

Kalkriese, waar sporen zijn gevonden van de slag in het Teutoburgerwoud

Wat er in een antieke tekst staat: het is maar hoe je gewend bent te lezen. Een archeoloog leest anders dan een classicus, die weer anders leest dan een oudhistoricus. Ik bedoel nu niet dat de classicus de tekst leest in de originele taal en nuanceringen herkent die zijn collega’s niet zien. Het gaat me om een wezenlijker punt. Ik zal het illustreren met een voorbeeld uit de Romeinse geschiedschrijver Tacitus.

In zijn Annalen, gepubliceerd rond 120 na Chr., blikt hij terug op de regering van keizer Tiberius, een eeuw daarvoor. Generaal Germanicus was bezig met enkele expedities om de veldtekens te heroveren die de Germanen hadden buitgemaakt tijdens de slag in het Teutoburgerwoud:

Ze waren nu niet ver van het Saltus Teutoburgiensis waar, naar men zei, de overblijfselen van Varus en zijn legioenen nog onbegraven lagen.noot Tacitus, Annalen 1.60.3.

Lees verder “Het Teutoburgerwoud: drie perspectieven”

Aeneas, Augustinus en Augustus

De vlucht van Aeneas (Nationaal Museum, Boedapest)

In zijn blog van 28 augustus over Augustinus schiet deze christelijke auteur volgens Jona Lendering “een stroman omver” omdat Augustinus in De Civitate Dei 3.2 (“Over de Stad van God”) gebruik zou maken van een retorische truc: “zoek een extreem standpunt, maak het belachelijk, en verdoezel dat het niet representatief is”. In 3.2 zou Augustinus de heidense goden via deze truc belachelijk willen maken.

Zo laat Homerus volgens Augustinus de god Neptunus “voor het nageslacht van Aeneas – en Rome is door diens nazaten gesticht – een grote toekomst profeteren.” Jona zegt hierover: “Dat Romulus en Remus afstamden van Aeneas, is natuurlijk nergens bij Homerus te lezen. Het was echter een bekende mythe, die Augustinus bekend kan veronderstellen.”

Lees verder “Aeneas, Augustinus en Augustus”

Herodas

Er gaan dagen, soms zelfs weken, voorbij zonder dat ik denk aan hellenistische poëzie. Terwijl de dichters uit Alexandrië best de moeite waard zijn. Zo was daar Kallimachos, die korte, complexe en – om eerlijk te zijn – elitaire gedichten schreef vol intertextuele verwijzingen. Het beroemde verhaal over de aan de hemel geplaatste haarlok van koningin Berenike, vormt het slot van het gedicht Oorzaken van Kallimachos. Tegenover deze poëzieopvatting stond die Apollonios, die met zijn Argonautika het aloude heldendicht nieuw leven inblies. We weten iets over de poëtische ruzies: Kallimachos vergeleek zijn eigen gedichten met helder water en de epen van Apollonios met een rivier (dus vol modder en kiezels).

Belangrijkste overeenkomst tussen de twee concurrerende visies op de dichtkunst: de torenhoge didactische ambities die de poëzie ooit had gehad, is opgegeven. Berenikes haarlok is een mooi stuk gelegenheidspoëzie, de Argonauten varen door een topografie waarvan de dichter weet dat die niet klopt. “In Alexandrië,” schrijft classicus Ilja Pfeijffer ergens, “ontstond de poëzie zoals ze is op haar best: nutteloos.”

Lees verder “Herodas”

MoM | Topiek (Byzantijnse krabbel 8)

Een achttiende-eeuwse weergave van het Concilie van Chalkedon (451) uit het Rila-klooster in Bulgarije. Let op de duivelse influisteringen van twee ketters rechts.

Severus van Antiochië – die overigens niet kwam uit Antiochië maar in 465 werd geboren in Sozopolis in Klein-Azië – was geen mens maar een natuurkracht. Min of meer eigenhandig zorgde hij ervoor dat de pogingen van de Byzantijnse keizers om alle christenen dezelfde, orthodoxe ideeën te laten hebben, uitliepen op niets.

Het gaat te ver om het hier allemaal uit de doeken te doen, maar het komt erop neer dat keizer Marcianus tijdens het Concilie van Chalkedon door roeien en ruiten was gegaan om één geloofsbelijdenis te laten formuleren waar alle gelovigen het over eens konden zijn. Behalve dan dat niet iedereen het ermee eens kon zijn en dat oosterse monniken er zelfs ronduit tegen waren. Latere keizers streefden ernaar ook hen binnenboord te krijgen en één zo’n poging was de tekst die bekendstaat als Henotikon. Severus, die patriarch was in Antiochië, zorgde ervoor dat dit compromis op niets uitliep, waarvoor hij onder meer keizer Justinianus trotseerde.

De geschriften van Severus vormen de basis voor de theologie van de oosterse kerken die in ons taalgebied bekendstaan als monofysitisch. Hij streefde naar een op die grondslag gebaseerde eenheidskerk, maar in de praktijk had zijn afwijzing van het Henotikon tot gevolg dat de monofysieten verdeeld raakten over bijvoorbeeld de vraag of Christus’ lichaam aan verval onderhevig was geweest. Tegen het einde van Severus’ leven waren er een door de keizer goedgekeurde kerk en minimaal twee monofysitische kerken, elk met eigen priesters en bisschoppen.

Tot zover Severus’ betekenis. Ik wilde het eigenlijk hebben over zijn jonge jaren.

Lees verder “MoM | Topiek (Byzantijnse krabbel 8)”

Bloedbad

Een bevriende mediëvist deed een tijdje geleden een grappige vondst. Het ging om een beruchte passage uit het verslag dat Raymond d’Aguilers, een van de chroniqueurs van de Eerste Kruistocht, deed van de inname van Jeruzalem. Al het bloedvergieten wordt in detail geschetst, inclusief deze constatering:

De mannen in de tempel en het voorhof van Salomo [d.w.z., het plein rond de Rotskoepel] waadden tot aan hun knieën en de teugels van hun paarden door het bloed.

Lees verder “Bloedbad”