De barre tocht van Orpheus

Batman ruziet weleens met Superman. Arsène Lupin was Sherlock Holmes te slim af. Godzilla streed tegen King Kong. Het is leuk als verhalen die traditioneel gescheiden zijn, contact maken. Dat was in de Oudheid niet anders. Het verhaal van Jason en de Argonauten ontleent een deel van zijn charme aan het gegeven dat allerlei helden ook uit andere verhalen bekend zijn: zo is Herakles een van de opvarenden van ’s werelds eerste schip, samen met zijn geliefde Hylas, zijn vriend Admetos en stalhouder Augeias. Verder de goddelijke tweelingen Kastor en Polydeukes, enkele vaders van helden uit de Trojaanse Oorlog, en ook de zanger Orfeus. Het is een antieke League of Extraordinary Gentlemen.

De oudste bron is een hellenistisch gedicht van Apollonios van Rhodos (in het Nederlands vertaald door Wolther Kassies), die vanzelfsprekend oudere stof bewerkt en daarbij Homeros volgt, maar die ook een nieuw type held neerzet. Zijn Jason is geen rauwdouwer zoals we kennen uit de Ilias. Apollonios’ helden zijn weleens onzeker en bang. Moreel gaat het van kwaad tot erger: ze doden weleens de verkeerde, ze geven zich over aan piraterij, ze stelen het Gulden Vlies, ze doden onschuldige mensen. De stof is verder behandeld door de Romeinse dichter Valerius Flaccus, in twee mythologische uittrekselboeken en in een laatantieke tekst die Piet Gerbrandy onlangs in het Nederlands heeft vertaald als De barre tocht van Orpheus.

Lees verder “De barre tocht van Orpheus”

Latijnse, heidense literatuur

Manuscript van Caesars Gallische Oorlog (Biblioteca Nazionale, Napels)

Als u iets wil weten over een antieke auteur, pakt u uw telefoon of tablet en zoekt het op. De Wikipedia biedt u een eerste inleiding tot Ploutarchos en als u wil  weten wat de Wijze van Chaironeia dacht over vleesconsumptie, vindt u zijn essay met een paar klikken in het Grieks, Engels of Frans. Simpel. Nog geen kwart eeuw geleden was het zo makkelijk nog niet en moesten geïnteresseerde lezers zich behelpen met boeken. Er bestonden destijds diverse kennismakingen met de antieke literatuur; zo herinner ik me dat er eens twee tegelijk verschenen, een van Hein van Dolen en een van Ilja Pfeijffer. Allebei niet meer leverbaar want zulke werkjes zijn inmiddels even overbodig als een stoker op een elektrische trein.

Dat wil niet zeggen dat het boek helemaal geen bestaansrecht meer heeft. Voor de tweede lijn van de wetenschapsvoorlichting, waarin we uitleggen hoe we weten wat we weten en tonen waarom een wetenschappelijke opleiding zin heeft, zullen we vooralsnog boeken nodig hebben. Een fijne vorm is de persoonlijke selectie, waarin een ervaren lezer aangeeft wat hij of zij mooi vindt én – en dat is cruciaal – waarom. (Concreet voorbeeld: ik heb net een 842 pagina’s tellend monster over het Aramees liggen; een dunner boek waarin een professor Gzella uitlegt waarop ik moet letten, zou ik minder angstaanjagend vinden.)

Lees verder “Latijnse, heidense literatuur”

Synesios

dans

Als er één classicus is van wie ik had verwacht dat hij nooit vroegchristelijke poëzie zou vertalen, dan is het Piet Gerbrandy, de auteur van het door mij bewonderde boek Het feest van Saturnus. In de inleiding tot dit overzicht van de Latijnse literatuur vraagt Gerbrandy zich af wat van dat onderwerp de grenzen zijn: wat rechtvaardigt dat de auteur van een Latijnse literatuurgeschiedenis stopt in de zesde eeuw na Chr.? Is er niet méér Latijn geschreven ná de Oudheid dan in het Romeinse Rijk? Gerbrandy antwoordt hierop dat de Romeinse literatuur heidens van karakter is. De latere Latijnse teksten, zo schrijft hij, hebben meer raakvlakken met middeleeuwse theologen dan met klassieke auteurs als Lucretius, Horatius en Tacitus. Gerbrandy noemt ook een persoonlijk argument: hij voelt zich bij die heidense auteurs meer op zijn gemak. Godsdienst is een “interessant maar bedenkelijk atavisme”.

Hij staat hiermee in de beste humanistische traditie en ik neem aan dat hij over de Griekse literatuur hetzelfde zou betogen: “geef mij maar de schrijvers uit de klassieke, hellenistische en Romeinse tijd, een ander mag schrijven over de Byzantijnse literatuur of de kerkvaders”. Vandaar dat het me verbaasde dat Gerbrandy onlangs een mooi boekje publiceerde met zijn vertaling van negen christelijke hymnen van de Griekse auteur Synesios van Kyrene, Dans die het heelal omkranst.

Lees verder “Synesios”

Klassieken & communicatie (2)

Een deel van de Elgin Marbles (British Museum, Londen)

[Dit is het tweede van vijf stukjes over het belang van een uitgedachte communicatiestrategie voor de oudheidkundige disciplines. In het eerste deel wees ik erop dát deze ontbreekt.]

Voor ik inga op de genegeerde ontwikkelingen, wil ik wijzen op wat wél goed gaat. In de eerste plaats: er zijn classici als Vincent Hunink, die antieke teksten vertalen voor een breed publiek. Er zijn historici als Gé de Vries, die met Pogrom in Alexandrië een standaard heeft gezet. Er zijn steeds meer infrastructurele projecten waarbij de archeologische vondsten een plaats hebben, zoals het drive-in-museum dat Hazenberg Archeologie heeft ontworpen voor de gemeente Woerden. En ik wil Piet Gerbrandy noemen, die met Het feest van Saturnus een van de mooiste boeken schreef die ik ken. Het kán dus, maar als er een goed boek kan bestaan over de Romeinse literatuur, valt des te meer op dat er geen boek bestaat over de Romeinse geschiedenis of de Griekse literatuur.

Lees verder “Klassieken & communicatie (2)”