De Bergrede (8): het zout der aarde

Haliet (Museum van Kleef)

Een nieuwe zondag, een nieuw stukje over de Bergrede, en wel over de regels die volgen op het stukje van vorige week. Daarin ging het over de vervolging die voor de toehoorders van dit evangelie maar al te herkenbaar moet zijn geweest. Nu staat daar iets tegenover: de zoutmetafoor. In de Nieuwe Bijbelvertaling van Matteüs 5.13:

Jullie zijn het zout van de aarde.

Dit is op het eerste gezicht duidelijk. Jezus zegt dat zijn volgelingen het leven, ook voor anderen, smaak geven. Daaraan verbindt hij een inspanningsverplichting: zijn volgelingen moesten zich onderscheiden door goede daden. Dit is geen bijzondere gedachte. Joden waren Gods uitverkoren volk en dat schiep verantwoordelijkheden. Daarna wordt de passage echter ronduit vreemd.

Lees verder “De Bergrede (8): het zout der aarde”

Zout en wijn

Zout, zoals het wordt gewonnen uit zeewater

Ik gebruik mijn blog even om een aan mij voorgelegd vraagje met u te bespreken. Die vraag gaat over een passage uit Cato’s De agricultura, een traktaat over de exploitatie van een boerderij. Het gaat om deze passage.

(24.1) Vinum Graecum hoc modo fieri oportet. Uvas Apicias percoctas bene legito. Ubi delegeris, in eius musti culleum aquae marinae veteris Q. II indito vel salis puri modium; eum in fiscella suspedito sinitoque cum musto distabescat.

Griekse wijn moet op de volgende manier gemaakt worden. Pluk met zorg volrijpe Apicische druiven. Wanneer je ze geplukt hebt, doe dan bij de most daarvan twee quadrantal oud zeewater of een schepel puur zout. Hang dat in een zakje erin en laat het oplossen in de most. (Vincent Hunink)

Lees verder “Zout en wijn”