Babylonische astronomie

Een beroemd voorbeeld van de Babylonische astronomie is dit dagboek met een vermelding van de komeet van Halley in september 164 v.Chr. (British Museum, Londen)

Ik had bij de vragen rond de jaarwisseling een stuk beloofd over de Babylonische sterrenkunde. Dat moest er toch eens van komen. Dus waarom niet vandaag? Ik denk dat we moeten beginnen met een citaat uit de Geografie van de Grieks-Romeinse aardrijkskundige Strabon, die een beschrijving geeft van de astronomen van Babylonië. Hij noemt hen Chaldeeën, wat eigenlijk, zoals Strabon ook aangeeft, de naam is van een bevolkingsgroep.

In Babylon is de verblijfplaats van de lokale filosofen. De Chaldeeën, zoals ze worden genoemd, houden zich voornamelijk bezig met astronomie, maar sommigen van hen, die door de anderen niet helemaal serieus worden genomen, beweren horoscopen te kunnen opstellen. (Er is ook een stam van de Chaldeeën, en een gebied dat door hen wordt bewoond, in de buurt van de Arabieren en van de zogeheten Perzische Golf.) Er zijn ook verschillende groepen Chaldese astronomen. Zo worden sommigen de Orcheni genoemd [die van Uruk], anderen de Borsippeni [die van Borsippa], en zo zijn er nog verschillende groepen met verschillende namen, alsof ze zijn verdeeld in verschillende sekten met verschillende dogma’s over dezelfde onderwerpen. De wiskundigen vermelden enkele namen van deze mannen, zoals Kidenas, Naburianus en Sudines.

Lees verder “Babylonische astronomie”

Het Antikythera-mechanisme

Delen van het Antikythera-mechanisme (Nationaal Archeologisch Museum, Athene)

In het voorjaar van 1900 ontdekten sponzenduikers een scheepswrak bij het Zuid-Griekse eilandje Antikythera. Het zat tjokvol standbeelden. Een jaar later volgde wetenschappelijk onderzoek en al snel was er de theorie dat het schip was volgeladen met buit die de Romeinse generaal Sulla in 88 v.Chr. had meegenomen na de plundering van Athene. Dit bleek onjuist toen Jacques-Yves Cousteau in de jaren vijftig en de jaren zeventig munten opdook uit 67 v.Chr.

Wat de reden ook was om een schip vol sculptuur te laden en wanneer het ook gebeurde: de vondsten zijn er niet minder om. Naast een bronzen portretkop en een mooi bronzen beeld van een jongeling, waren er niet minder dan veertig marmeren standbeelden (waaronder Herakles met spillebenen). Daarvan zijn er negenendertig heelhuids boven water gekomen.

Lees verder “Het Antikythera-mechanisme”

MoM | Er is geen jaar nul (en dat doet ertoe)

Als keizer Trajanus net zo leergierig was geweest als Alexander de Grote had ik dit blogstukje vandaag niet hoeven schrijven. Toen Alexander de stad Babylon veroverde, liet hij zijn wetenschappelijk adviseur (vrijwel zeker Kallisthenes) inventariseren wat daar in de bibliotheken lag aan interessante informatie. Daarbij behoorde een grote hoeveelheid astronomische waarnemingen en de beste benadering van het zonnejaar die de wereld tot dan toe had gezien. Binnen een jaar had Alexander de Griekse kalenders laten aanpassen: ze waren niet langer gebaseerd op de Cyclus van Meton maar op die van Kallippos. Ook de Canon van Ptolemaios gaat op deze culturele roofbuit terug. En het idee van een wereldbibliotheek, zoals later toegepast in Alexandrië.

Trajanus was niet zo leergierig. Zo kwam het dat een belangrijke uitvinding die de Babylonische geleerden in de tussentijd hadden gedaan, de nul, niet bekend werd in het westen totdat Gerbert van Aurillac en Fibonacci die in de Volle Middeleeuwen introduceerden. Onze jaartelling, die vorm kreeg in de zesde eeuw na Chr., telt daardoor zowel vooruit (het jaar één, het jaar twee, het jaar drie…) als achteruit (één voor Christus, twee voor Christus…). De ellende is dat als je vlot wil rekenen, optellen en aftrekken dus, een jaar nul wel makkelijk zou zijn. Astronomen hebben dan ook een alternatieve jaartelling waarin ze wel een nul hebben. Het jaar dat u en ik kennen als één voor Christus is dus het astronomische jaar nul en het jaar 480 v.Chr. is min 479.

Lees verder “MoM | Er is geen jaar nul (en dat doet ertoe)”

Schrikkeldagen en schrikkelmanen (2)

Caesar (Archeologisch Museum, Palermo)

De invoering van de nieuwe kalender van negentien jaar, waarvan er zeven een schrikkelmaan hadden, waarover ik zojuist blogde, was een van de grootste wetenschappelijke doorbraken uit de geschiedenis, en dat werd destijds ook erkend. De Joden, die destijds ook in het Perzische Rijk woonden, namen de cyclus meteen over. 235 maanmaanden (6940 dagen) is inderdaad precies even lang als negentien zonnejaren. Deze schrikkelcyclus staat bekend als die van Meton, naar de Atheense astronoom die haar in de vijfde eeuw in Griekenland introduceerde.

Ondanks de bereikte precisie was er nog ruimte voor verfijning, en rond het midden van de vierde eeuw v.Chr. werd vastgesteld dat als je vier cycli van negentien jaar nam en er één dag uit weg liet, je nóg accurater was. Deze cyclus van zesenzeventig jaar, 940 maanden en 4×6940-1=27759 dagen is vernoemd naar Kalippos, maar de ontdekker is vermoedelijk de astronoom Kidinnu uit Babylon, een tijdgenoot van Alexander de Grote.

Lees verder “Schrikkeldagen en schrikkelmanen (2)”