De Synode van Arles

De “Dame de Carthage”: zomaar een mooi mozaïek uit laatantiek Karthago (Musée de Carthage)

Lactantius’ De dood van de vervolgers is een van de meest hatelijke teksten uit de Oudheid. De auteur heeft de christenvervolgingen overleefd en vertelt in geuren en kleuren hoe de vervolgers om het leven zijn gekomen. De woede druipt van elke pagina en ik denk dat iedereen die weleens een traumatische ervaring heeft gehad, daar begrip voor kan opbrengen.

Vermoedelijk speelden trauma’s als deze op de achtergrond mee in een affaire die begon in 311. Ongeveer op het moment waarop keizer Galerius de vervolging had beëindigd, was bisschop Mensurius van Karthago overleden en opgevolgd door zijn medewerker Caecilianus. Deze was niet slechts bisschop, maar ook primaat van Afrika, dat wil zeggen dat hij voorzitter was van de vergadering van bisschoppen in zijn provincie. Hij was een gematigd man die in het verleden had aangegeven geen voorstander te zijn van de verering van martelaren die de dood hadden opgezocht, bijvoorbeeld door de autoriteiten te provoceren.

Lees verder “De Synode van Arles”

Sinterklaas, de ketterpletter

Sinterklaas in actie

Sommige dingen veranderen nooit. Wie ervaring heeft met de opdringerige “runners” die in Istanbul toeristen aanspreken om ze naar een hotel of restaurant te loodsen, zal iets herkennen in de volgende beschrijving van Constantinopel.

Overal – op de openbare pleinen, op de kruispunten, in de straten en in de lanen – houden mensen je aan voor een volstrekt willekeurig gesprek over de Drie-eenheid. Je loopt binnen bij het wisselkantoor en de bankier begint over het veroorzaakte en het niet-veroorzaakte. Vraag de bakker wat het brood moet kosten, hij antwoordt dat de Vader groter is en dat de Zoon aan hem ondergeschikt is. Je wil een bad nemen, de badmeester heeft het oordeel klaar dat de Zoon is geschapen uit het niets.

Dit fraais komt uit de Preek over de goddelijkheid van de Zoon en de Heilige Geest van Gregorios van Nyssa, die hekelt dat in de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk iedereen je een oordeel opdrong over zaken die Gregorius beschouwde als zijn eigen specialisme. Hoewel dit ongetwijfeld overdreven is, konden de gemoederen inderdaad hoog oplopen.

Lees verder “Sinterklaas, de ketterpletter”

Byzantijnse krabbel (2): Twee naturen

rila_councils_1_nicaea_i
De discussie over de twee naturen van Christus tijdens het Concilie van Nikaia (325) op een schildering in het Bulgaarse Rila-klooster. In het centrum, vooraan, staat Nikolaas van Myra klaar om een apostolische oplawaai te verkopen aan een ketter.

Christus was een god onder de goden en zelfs de tegenstanders van het christendom erkenden dat deze godheid bestond en ten tijde van keizer Tiberius op aarde had geleefd. Of je hem ook vereerde, en op welke wijze, was een persoonlijke keuze. Toch was er voor menigeen ook iets afstotends aan deze eredienst: wie Christus vereerde, kwam fanatiekelingen tegen die meenden dat je andere goden moest afzweren.

Dat was een gevaarlijke mening. Als zo’n exclusivist een openbaar ambt bekleedde, kon hij niet aan de stadsgoden offeren en zou hij hun wrok afroepen over de gemeenschap. Het vervolgingsdecreet waarmee keizer Decius rond 250 de vervolging gelastte is niet overgeleverd, maar wat we wél weten, suggereert dat hij iets eiste dat vooral voor exclusivisten lastig was. Van de vervolging door keizer Valerianus, enkele jaren later, staat vast dat hij deze groep op de korrel nam. Gewone Romeinse gelovigen, die niet exclusivistisch waren, liepen geen gevaar. Het vernieuwende van Constantijn de Grote is niet dat hij christen werd, maar dat hij het exclusivistische christendom de wind in de zeilen gaf en binnen die radicale stroming ook nog sympathiseerde met de groep die meende dat er een orthodoxie was.

Lees verder “Byzantijnse krabbel (2): Twee naturen”

Byzantijnse krabbel (1): Constantijns stad

De zuil van Constantijn, centrum van Constantinopel, centrum van het Byzantijnse Rijk

In 324 versloeg Constantijn zijn medekeizer en zwager Licinius, met wie hij aanvankelijke bevriend was geweest maar van wie hij in de loop der jaren vervreemd was geraakt. Constantijn verwierf nu het bevolkingsrijke Klein-Azië, het oeroude en welvarende cultuurgebied Syrië alsmede Egypte, de spreekwoordelijke graanschuur van de antieke wereld. De organisatie van de nieuwe provincies vergde ’s keizers persoonlijke aandacht en dus verplaatste hij zijn residentie naar het oosten.

Dat was niet ongebruikelijk. Zijn vader Constantius had eerst zijn residentie gehad in Aquileia, later in Trier en zijn laatste regeringsjaren verbleef hij vaak in Londen, hoewel hij overleed in York. Zijn collega Galerius hield hof in achtereenvolgens Antiochië, Sirmium en Thessaloniki en stierf in Sofia. Het idee dat er één hoofdstad was, was de Romeinen vreemd: de regering zetelde waar de keizer was en die was eigenlijk voortdurend op reis. Dat neemt niet weg dat er steden waren waar zo’n vorst graag terugkeerde en waar mensen heen kwamen die hem moesten spreken. Daar verrezen dan een werkpaleis, een woonpaleis, een ontvangstzaal (basilica in jargon), een badhuis en een hippodroom. Zo ook in de stad die Constantijn, na te hebben geresideerd in Trier, Milaan en Thessaloniki, in de zomer van 324 uitzocht: Byzantium.

Lees verder “Byzantijnse krabbel (1): Constantijns stad”

Archeologie en het grote publiek

De slag bij de Milvische Brug (Reliëf op de boog van Constantijn)

Dankzij het wonder der mobiele telefonie kreeg ik onlangs een filmpje toegestuurd waarop een beginnend amateur-archeologe (“bijna zeven”) me een steen toont die ze heeft gevonden tijdens haar vakantie. Was dit iets van vroeger?

Met mijn goede vriend Richard werk ik nu aan een heus rapport waarin we uitleggen wat je dankzij één stuk beschilderde baksteen zoal kunt weten. Dat moet nog in kindertaal worden gesteld, maar u weet wel ongeveer waar het heen gaat. De temperatuur waarop de steen is gebakken vertelt iets over het technologisch peil: wie bakstenen kan maken, kan ook ijzer bewerken en glas maken. De chemische samenstelling van de klei zegt iets over de rivier waaruit deze is gewonnen, vermoedelijk in het stroomgebied van de Rijn, en aangezien dat niet de klei is van de regio waar de beginnende amateur-archeologe op vakantie is, is er een aanwijzing voor handel. Een scheikundige kan naar de synthetische verf kijken en zo voort en zo verder.

Lees verder “Archeologie en het grote publiek”

Dagvisioen, nachtelijke droom

Een voorbeeld van een apsismozaïek (Sant’ Apollinare in Classe, Ravenna)

Misschien hadden Vincent en ik ons boekje wel De visioenen van Constantijn moeten noemen, meervoud. Er circuleerden namelijk heel veel verhalen over ’s mans waarneming van een hemels teken. Dat was te verwachten: in de Oudheid werd vrijwel alle informatie mondeling overgedragen en daardoor was wildgroei de gewoonste zaak van de wereld. Het visioen van Constantijn is alleen uitzonderlijk omdat de oudheidkundige én de oorspronkelijke gebeurtenis kent uit de Lofrede van 310 én beschikt over diverse bronnen om de verdere verspreiding te documenteren.

Om te beginnen is er dus de Redenaar van 310, die Constantijn eraan herinnert dat deze heeft gezien hoe Apollo en Victoria hem kransen presenteerden. Hierop lijkt een tweede verhaal: dat van Eusebios, die in het Leven van Constantijn schrijft dat de keizer op een ongespecificeerd moment, maar enige tijd vóór de slag bij de Milvische Brug in 312, een lichtend kruis had waargenomen en daar vervolgens over had gedroomd. Deze tekst, waarin het beroemde “in dit teken zul je overwinnen” voorkomt, vormt het begin van de legende.

Lees verder “Dagvisioen, nachtelijke droom”

De colossus van Nero

Hoewel hij meer lijkt op Sylvester Stallone, is dit toch echt Constantijn de Grote (Capitolijnse Musea, Rome)

Na de brand van Rome van het jaar 64 na Chr. – berucht van een door Tacitus beschreven christenvervolging – liet keizer Nero zijn hoofdstad herbouwen. In het oosten kwam een kolossale villa, het Gouden Huis, waarin hij zelf zijn intrek nam. In de vestibule stond de “colossus van Nero”: een gigantisch beeld van wel dertig meter hoog. Het verrees achter de tempel voor Caesar, die de oostelijke afsluiting vormde van het Forum Romanum. Wie vanaf dit plein naar die tempel keek, zag altijd het portret van Caesars afstammeling boven het heiligdom van zijn voorvader uitsteken. (Dat Nero alleen via adoptie afstamde van Caesar, deed voor de Romeinen niet ter zake.)

Nadat Nero in 68 zelfmoord had gepleegd en toen met keizer Vespasianus een nieuwe dynastie was aangetreden, werd het beeld aangepast: voortaan stelde het de zon voor. Ook werd het voorzien van een nieuw portret: dat van Titus, de beoogde troonopvolger. Een halve eeuw verplaatste keizer Hadrianus het beeld van de zonnegod over de achterliggende heuvel naar het amfitheater. De auteur van de Historia Augusta schrijft:

Met hulp van de architect Decrianus verplaatste Hadrianus de colossus – rechtopstaand! – vanaf de plaats waar nu de tempel van Roma staat, ook al was het gevaarte zo zwaar dat hij voor het karwei vierentwintig olifanten moest inzetten.

Lees verder “De colossus van Nero”

Waarom geschiedenis?

De Boog van Constantijn in Rome

Zomaar een vraag bij de mail: waarom zou je je bezighouden met geschiedenis? (Eigenlijk stond er “met de Romeinen”, maar ik neem het wat breder.) Het simpele antwoord is natuurlijk dat geschiedenis leuk is. Je kunt genieten van een boek, van een website, van een Napoleontisch Weekend in Archeon of van een bezoek aan een museum. Ik heb wel vaker de vergelijking gemaakt met een boswandeling, een concert, een computerspelletje, strandbezoek: niemand vraagt wat dáárvan het nut is.

“Je kunt van het verleden genieten” is dus een prima antwoord maar het is wat lastig als er geld rondgaat. Als geschiedenis er immers uitsluitend was om van te genieten, zou financieel bezien de bizarre consequentie zijn dat u en ik betaalden om anderen te laten genieten, zoals de mensen van een universiteit, een gesubsidieerde stichting of een museum. Gelukkig is het zo bizar niet. We betalen omdat we er iets voor terug (zouden moeten) krijgen: inzicht.

Lees verder “Waarom geschiedenis?”

Twee dromende keizers

De slag bij de Milvische Brug: Constantijns soldaten doden hun verslagen tegenstanders, die liggen in het water van de Tiber.

Wie een antieke tekst leest, zelfs als het gaat om een rationele auteur als pakweg Plinius de Oudere, wordt altijd geconfronteerd met zaken die domweg niet kunnen. Als een vorstin haar lokken offert voor de behouden terugkeer van haar man van het front, verschijnen die kort daarna als ster aan de hemel: het sterrenbeeld Hoofdhaar van Berenice. Elke belangrijke gebeurtenis wordt aangekondigd door betrouwbare voortekens. Van Jezus van Nazaret wordt verteld dat hij de lammen liet lopen en blinden deed zien en van keizer Vespasianus wordt precies hetzelfde verteld. Keizer Marcus Aurelius had een regenmaker in dienst die het Twaalfde Legioen Fulminata redde van de ondergang. En keizer Constantijn zag hoe de goden Apollo en Victoria hem lauwerkransen presenteerden.

Ik citeer nog eens de vertaling van de redevoering die voor dat visioen de eerste documentatie vormt. Deze dateert uit de zomer van 310.

U was afgebogen naar de mooiste tempel op aarde, of nee: naar de reëel aanwezige Godheid, zoals U hebt gezien. Want ja, U hebt gezien, geloof ik, hooggeachte Constantijn, hoe uw Apollo onder begeleiding van Victoria U lauwerkransen presenteerde, stuk voor stuk goed als voorteken van dertig jaren. … Maar wat zeg ik “geloof ik”? U hébt gezien. (vert. Vincent Hunink)

Lees verder “Twee dromende keizers”

Grand

Langs de weg naar Grand, waar Constantijn zijn visioen zou hebben gehad.

De trouwe lezers van deze blog herinneren zich dat ik al een paar keer heb geschreven over een reisje dat mijn zakenpartner en ik in september hebben gemaakt langs Bastenaken, de Titelberg, Trier, Hermeskeil en Straatsburg. Ons werkelijke doel was echter Grand in Lotharingen.

Waarom? Een tijdje geleden speelde ik met de gedachte een boek te schrijven over de Franken en dat onderwerp bracht me bij de Panegyrici Latini, een verzameling antieke lofredevoeringen op de Romeinse keizer. Eén daarvan, gehouden in de zomer van 310 na Chr., bleek aardig genoeg om een apart boekje aan te wijden. Stof te over. Niet alleen kwam in die toespraak de Frankenoorlog van een bekende keizer, Constantijn, aan de orde, maar de redenaar behandelde ook enkele bouwprojecten aan de Rijn én Constantijns visioen. Zich richtend tot de keizer haalde de spreker herinneringen op:

U was afgebogen naar de mooiste tempel op aarde, of nee: naar de reëel aanwezige Godheid, zoals U hebt gezien. Want ja, U hebt gezien, geloof ik, hooggeachte Constantijn, hoe uw Apollo onder begeleiding van Victoria U lauwerkransen presenteerde. (vert. Vincent Hunink)

Lees verder “Grand”