Toen in de negentiende eeuw de nationale staten – ik kan het populaire anglicisme “natie-staten” niet uit mij pen krijgen – vorm kregen, moest nog aan de mensen worden uitgelegd dat ze voortaan één volk waren in één staat. Koningsdag, het volkslied, een vlag, een taal van vreemde smetten vrij, feestdagen, monumenten voor nationale helden, een gestandaardiseerde geschiedschrijving en natuurlijk ook nationale historische musea. Hoe succesvol dit programma was, blijkt wel uit het feit dat we nauwelijks meer herkennen hoe artificieel de nationale staten eigenlijk zijn.
Nieuwe perspectieven
De Dekolonisatie bracht verandering. Wilden de Europese economieën het wegvallen van de voormalige koloniën compenseren, dan moest men een grotere interne markt scheppen. Dat is dan ook gedaan. Generaties politici hebben het wegnemen van belemmeringen als prioriteit gehad. Er ontstonden supranationale instellingen, met als bekendste voorbeeld de reeks EGKS, EEG, EG en EU, die begon als orgaan voor permanent intergouvernementeel overleg en inmiddels is te beschouwen als een semidemocratische semistaat.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.