
Zoals zoveel zaken in de hellenistische tijd, was de gewoonte steden te stichten een voortzetting van een eerdere praktijk. De vader van Alexander de Grote, Filippos, was de stichter van Filippoi, terwijl drie Fenicische moedersteden Tripoli hadden gesticht. Dit zijn geen koloniën – sowieso een lastig begrip – want Filippoi en Tripoli verrezen niet overzee. Het waren volksplantingen in eigen land.
Het was, zoals zo vaak, Alexander die radicaliseerde. Het lijstje begint met Iskenderun in Turkije, Alexandrië in Egypte en Edessa in Turkije. In Afghanistan liggen Alexandrië in Arië (Herat), Proftasia, Alexandrië in Arachosië (Kandahar) en Alexandrië in de Kaukasos (Begram bij Kabul). Alexandrië aan de Oxos is identiek aan Kampyr Tepe in Oezbekstian. Het Verste Alexandrië is vermoedelijk Khojand. Nikopolis, Boukefala en Alexandrië aan de Akesines (Uch) liggen in de Punjab. Er lijken stadstichtingen te zijn geweest rond Karachi. Charax ligt in zuidelijk Irak. We ronden af met Alexandrië in de Troas in Turkije en Alexandrië in Margiana (Gyaur Kala in Turkemistan). Dit waren compleet nieuwe steden of sterk vergrote oudere dorpen.
Altijd waren de nieuwstichtingen de woonplaatsen voor Alexanders gedemobiliseerde veteranen. Vaak kregen zij de onderworpen bevolking er als horigen bij. Later, in de hellenistische tijd, kregen huurlingen en andere gedemobiliseerden landgoederen in ontginningsgebieden, zoals de Fayyum in Egypte. Zulke landtoewijzingen aan veteranen kennen we ook uit Babylonië en ook de Romeinen beschouwden een boerderij als een mooi pensioen.
Hellenistische steden, oud en nieuw
Alexanders opvolgers zetten de praktijk voort. Halos in Thessalië, een Nederlandse opgraving, is gebouwd door Demetrios de Stedendwinger, die later even verderop Demetrias bouwde. Na de slag bij Ipsos stichtte Seleukos in het pas verworven Syrië de havenstad Seleukeia, het naar zijn vader vernoemde Antiochië en de naar zijn moeder vernoemde havenstad Laodikeia. Apameia, waar veel Belgische archeologen hebben gewerkt, lag even in het binnenland aan de Orontes en was vernoemd naar Seleukos’ echtgenote Apama. Samen heetten deze steden de Tetrapolis.
Al deze nieuwe steden kenmerken zich door een monumentale hoofdstraat (voor Apameia: zie de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel), een aparte citadel en een schaakbord van woonblokken. De gesteldheid van het terrein bepaalde het verloop van de stadsmuur. Niet zelden was er een heiligdom voor de koning-stichter. De Tychè van Antiochië zal wel in zo’n tempel hebben gestaan.
Wat ook gebeurde: oude steden die zich omvormden tot Grieks of Macedonisch ogende steden. Over Jeruzalem heb ik vorige maand al geschreven maar Amman zou ook hebben gekund. Die stad heette Filadelfeia, naar koning Ptolemaios II Filadelfos; Jeruzalem heeft zich even Antiochië genoemd. U moet denken aan de bouw van typisch Griekse gebouwen als sportscholen en theaters.
Vrij en autonoom
Voor de dynasten vormden de steden, waar aanvankelijk Macedonische en Griekse veteranen woonden, machtsbases waarmee ze veroverde gebieden beheersten. Het betekende wel dat de bevolking herkenbaar moest zijn en Grieks moest spreken. Dat wil overigens niet zeggen dat iemand voorouders in Europa moest hebben. De Jeruzalemse hogepriesters Jason en Menelaos waren Joods maar spraken Grieks. Over hen had ik het al. Grieks-zijn werd
een geprivilegieerde status, wat niet wil zeggen dat deze ‘Grieken’ hun afkomst konden terugvoeren naar Griekenland,
zoals De Blois en Van der Spek schrijven in hun handboek, Een kennismaking met de oude wereld. Ze denken vooral aan Egypte. Zoals ik al eens vertelde was de Griekse identiteit in Ai Khanum de rol die je aannam in je contact met de overheid, terwijl je thuis Baktriër kon zijn of Macedoniër.
Evengoed wilden deze Grieken behandeld worden als Grieken. Een van Alexanders opvolgers, Antigonos Eénoog, bedacht de formule dat hij de steden “vrij en autonoom” zou laten, als waren ze klassiek-Griekse poleis. Het was een mooie politieke slagzin die ook latere dynasten hebben gebruikt, maar we moeten het niet te letterlijk nemen. Net als de latere status van de Romeinse civitas libera betaalden zulke steden gewoon belasting, al heette dat geen tribuut maar contributie.
De vrije en onafhankelijke steden sloten zich niet zelden aaneen tot bondsstaten. Te denken valt aan de Aitolische Bond in het westen van Griekenland, de Nesotische Bond van de eilanden in de Egeïsche Zee en de Dekapolis in het huidige Jordanië. Deze bondsstaten waren anders van aard dan eerdere samenwerkingsverbanden. Toen de Peloponnesische Bond en de Delische Zeebond in 445 v.Chr. een verdrag sloten, tekende Sparta namens zijn bondgenoten en Athene namens de zijne. In de hellenistische tijd was meer gelijkwaardigheid.
Burgerrecht
Ik wijs nog even op Thebe, dat met de steden van Boiotië een dubbel burgerrecht introduceerde. Dus van je eigen stad en van het grotere geheel. Dit zou een voorbeeld worden voor het Romeinse Rijk, waarin een Italiaan én burger was van een gemeente (aangeduid met woorden als civitas, oppidum of municipium) én burger was van Rome. Later gold dit voor het hele Rijk, maar daarmee loop ik wel erg op mijn verhaal vooruit. De hellenistische steden zijn zo bezien een tussenschakel tussen klassiek Thebe en het Romeinse Rijk.
Tot slot nog even iets over de autonomie van de hellenistische steden. Menige stad zei dat zijn wetten democratisch tot stand kwamen. Helemáál gelogen is het niet, want er was een volksvergadering waarin burgers stemden. Maar het stemrecht was ingeperkt tot degenen die financieel onafhankelijk waren en, zo dacht men, niet omgekocht konden worden. Feitelijk waren de steden dus oligarchische eenheden in een grote monarchie. Ik had, in een handboek dat de lezer bladzijde na bladzijde uitleg geeft over de ontwikkeling richting Atheense democratie, evenveel willen lezen over de nabloei. De norm dat je eigenlijk democratisch behoorde te zijn, bleef immers wel degelijk intact.
In later tijden was de vraag wat beter was, democratie of monarchie, een spelletje voor de redenaarsscholen. Het favoriete antwoord was niet zelden dat de vraag onzinnig was omdat een monarchie eigenlijk een democratie was. Immers, de vorst had het beste voor met het volk en gaf het alles wat het wilde. De monarch was dus alleen maar de allergrootste democraat, q.e.d.
“Dit zou een voorbeeld worden voor het Romeinse Rijk, waarin een Italiaan én burger was van een gemeente (aangeduid met woorden als civitas, oppidum of municipium) én burger was van Rome.” Het is beslist niet hetzelfde, maar het doet denken aan het Nederlandse censuskiesrecht in de negentiende eeuw. Er waren twee drempels wie onder de eerste grens van de belasting viel mocht alleen bij de gemeenteraad stemmen. boven die drempel mocht iemand ook bij de Tweede Kamer stemmen. Boven de tweede drempel waren de hoogstaangeslagenen die hadden ook nog het actief en passief kiesrecht bij de Provinciale Staten en daarmee zorgden ze voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Alleen mannen hadden stemrecht.