Het zestiende hoofdstuk van het handboek van De Blois en Van der Spek zou beter in tweeën gesplitst kunnen worden.noot De eerste helft van hoofdstuk zestien zou dan kunnen gaan over de Crisis van de Derde Eeuw tot en met Constantijn, en de tweede helft zou dan de Late Oudheid behandelen.
Periodisering
Een eerste punt is hier dat van de periodisering. De geleerden van de Renaissance introduceerden een drieslag: eerst was er de Oudheid (goed), toen waren er de Middeleeuwen (niet goed) en tot slot was er de Nieuwe Tijd, waarin men aansluiting zocht bij de Oudheid. Die verdeling is sindsdien grotendeels gehandhaafd, maar is uiteraard problematisch. Elke begrenzing schept grensgevallen. De laatste tijd leggen historici vooral de nadruk op de continuïteit van Constantijn tot Karel de Grote en schuiven ze de late Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen ineen tot een nieuw tijdvak, de Late Oudheid. Daarna beginnen de Arabische en Latijnse bronnen even rijk te stromen als de Griekse en is er definitief een einde gekomen aan de Oudheid, die we definiëren als de tijd waarin we naast de archeologie wel bronnen hebben maar onvoldoende voor echte geschiedschrijving.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.