Problematische vrijheid (1)

Lange Niezel 25, Amsterdam

Joris Luyendijk had gisteren een aardige column (hier) waarin hij schrijft dat

hoe meer je van de financiële sector begrijpt, hoe beter je doorkrijgt dat het echt niet alleen de banken waren die er een puinhoop van hebben gemaakt.

Vervolgens legt hij uit dat veel mensen met hun hypotheek enorme risico’s hebben genomen en dat het niet aangaat de bankiers de schuld te geven van dat roekeloze gedrag. Als de mensen beter hadden begrepen wat ze deden, zouden we nu aanzienlijk minder problemen hebben.

Lees verder “Problematische vrijheid (1)”

Onbegrepen seksualiteit (2)

Erotisch reliëf (Altes Museum, Berlijn)

In het eerste deel van dit stuk legde ik uit dat het gangbare idee dat de opkomst van het christendom een einde maakte aan de antieke seksuele moraal, empirisch zwak is. Zowel voor de reconstructie van de antieke moraal als voor de christelijke ideeën zijn de bronnen te schaars, terwijl we ook niet voldoende begrijpen wat ze nu eigenlijk representeren. We weten onvoldoende wat mensen feitelijk deden en dachten, en nog minder hoe ze zich lieten beïnvloeden door de (in elk geval inconsistente) christelijke ideeën.

We krijgen pas duidelijkheid over het feitelijk gedrag van mensen vanaf de elfde, twaalfde eeuw. Vanaf dat moment beschikken we over de zogenaamde boete- of biechtboeken. Wanneer iemand aan een priester een zonde opbiechtte, moest deze de zogeheten penitentie vaststellen, een aardse straf die werd geacht de straf in het Hiernamaals overbodig te maken. In de biechtboeken staan, om het wat badinerend uit te drukken, de tarieven. Het aardige is nu dat er verschillende edities bestaan, steeds uitgebreid met nieuwe zonden. Het gros is ontstaan doordat gelovigen met vragen bij de pastoor kwamen. Hiermee hebben we dan voor het eerst een historisch equivalent voor het Vivaforum.

Dat lijkt, voor wie wil weten wat het feitelijk seksueel gedrag was, een stap vooruit, maar zonder complicaties zijn de biechtboeken niet. De auteurs zijn namelijk minder geïnteresseerd in seksualiteit dan in de inperking van het groeiende kapitalisme (volgens het Nieuwe Testament kon een overspelige vergeving krijgen, maar was er voor de rijken uitsluitend hoop als ze hun aardse goederen opgaven). Seksualiteit was voor de samenstellers van de biechtboeken geen hoofdthema. Dat kan zowel betekenen dat ze te weinig aandacht gaven aan iets wat voor gelovigen wél belangrijk was (zodat de waarde van het geschrevene gering is) maar het kan ook betekenen dat ze zonder eigen agenda een oordeel gaven (zodat de biechtboeken een redelijke afspiegeling zijn van de gangbare ideeën). Omdat we de informatie niet hebben waarmee we tussen deze twee opties kunnen kiezen, blijven de biechtboeken een lastige bron.

Niettemin, het is beter dan wat we hebben voor de tijd daarvoor: we weten tenminste zeker dat het gaat om mensen die een moreel oordeel zochten over reële situaties. Daardoor heeft het lezen van de biechtboeken iets voyeuristisch. Ik herinner me iemand die in spirituele nood verkeerde omdat hij en zijn echtgenote gemeenschap hadden gehad in een kerk. Hij zal opgelucht adem hebben gehaald toen de priester hem vertelde dat dit geen zonde was.

Pas in de boeteboeken uit de Late Middeleeuwen vinden we iets dat lijkt op de seksuele moraal die de christelijke kerken later zouden uitdragen. Zo wordt masturbatie pas in de veertiende eeuw vermeld als een zonde, terwijl homoseksuele handelingen vanaf de dertiende eeuw worden geproblematiseerd. Dit zegt – het wordt eentonig – niets over het feitelijk gedrag, maar bewijs wel dat de geestelijke autoriteiten een ontwikkeling in hun denken hebben doorgemaakt.

Het is bekend welke: ze waren Aristoteles gaan lezen. Eén van de principes in zijn denken is dat de natuur doelmatig is. Zo kan uit een eikel een eik ontstaan, en kan uit het mannelijk zaad een mens groeien. Wat bij de Macedonische filosoof een middel was om de veranderingen in de werkelijkheid te beschrijven, werd door de scholastieke filosofen echter opgevat als voorschrift, en zij keurden handelingen af die de doelmatigheid van de natuur doorkruisten. Het gevolg is dat homoseksualiteit, masturbatie en abortus voortaan golden als zonde.

Het veelgehoorde idee dat de opkomst van het christendom een einde maakte aan de niet-repressieve moraal van de oude wereld, is dus veel te kort door de bocht. Zeker, de nieuwe religie had enkele nieuwe seksuele regels, maar de bisschoppen konden ook verschillende standpunten innemen, want de Kerk had tot ver in de Middeleeuwen andere prioriteiten. En voor zover er een eenduidige moraal was, is de vraag of deze invloed heeft gehad op de praktijk. Het enige wat met zekerheid valt te zeggen, is dat we over de seksuele praktijk vóór de twaalfde eeuw onvoldoende weten om (veronderstelde) veranderingen te kunnen verklaren, en dat we na de dertiende eeuw alleen de verandering begrijpen in het denken van de geestelijkheid. Wat de mensen verder deden of laten, blijft verborgen.

De echte Nicolaas van Myra (5)

12_gevelsteen_sinterklaas
Nicolaas van Myra: gevelsteen uit Amsterdam (Dam 2)

[Als contrapunt bij het kapitalisme is de heilige Nicolaas van Myra onverminderd relevant. Het eerste deel van dit artikel is hier.]

Samenvattend zouden we kunnen zeggen dat Nicolaas bisschop is geweest van de havenstad Myra tijdens de regering van Constantijn de Grote. Het is moeilijk in de legenden een historische kern te ontwaren, want veel ervan hebben parallellen in FilostratosLeven van Apollonios en behoren dus tot de verhalen die destijds in Turkije werden verteld over elke charismatische, al dan niet christelijke godsdienstleraar. Zonder parallel in die verhalentraditie is de anekdote dat Nikolaas een bisschop een klap heeft uitgedeeld, en dat kan daarom historisch waar zijn.

Lees verder “De echte Nicolaas van Myra (5)”

Kapitalisme

Een zestiende-eeuwse munt als gevelsteen (Zandhoek 14, Amsterdam)

In de Middeleeuwen gold het maken van winst als zondig. De scholastieke filosofen wezen erop dat het niet te rechtvaardigen is dat iemand die bijvoorbeeld een brood over heeft, aan een hongerende voor dat brood geld vraagt. (Vandaar dat de kerk leerde dat het armen was toegestaan brood te stelen.) Hoe de koopman, die toch weinig kwaads in de zin had, in de hemel kon komen, was een berucht filosofisch probleem.

De grote reformator Johannes Calvijn (1509-1564) negeerde het in zijn moraaltheologische geschriften: hij ging er niet van uit dat handel gerechtvaardigd moest worden, maar zocht naar wegen om de schadelijke effecten te beperken. Dit maakte de weg vrij voor het kapitalisme. Toen het Calvinisme tegen het einde van de zestiende eeuw voet aan de grond kreeg in de Lage Landen, ontstond daar de eerste zuiver kapitalistische economie.

Lees verder “Kapitalisme”