Jarig

guust

Zonder u  te willen beledigen: de kans is groot dat u straks, zoals honderdduizenden anderen, vanuit kantoor (waar u uw mooie jeugdjaren verprutst) naar huis gaat, daar dineert, dan de TV aanzet en vervolgens de hele avond blijft kijken in de hoop dat er iets wordt uitgezonden dat de moeite waard is. U kunt natuurlijk ook uw stapel Guust Flaters uit de kast halen en een avond onbedaarlijk lachen.

Vandaag is het zestig jaar geleden dat Guust Flater voor het eerst verscheen. Er is meer hier en daar.

Democratie

democracy

“Door de makers van Logicomix” staat er op het omslag van het stripverhaal Democratie, en die aanbeveling was genoeg om het mee te nemen. Het is niet onwaar: Alecos Papadatos tekent opnieuw, Annie Di Donna kleurt opnieuw. Wie van het oorspronkelijke team ontbreken zijn Apostolos Doxiadis en Christos Papadimitrou, die het brein vormden achter Logicomix en het tot een prachtig, terecht geprezen boek maakten. Tekenaar Papadatos werkt dit keer samen met Abraham Kawa en helaas pakt het, ondanks het boeiende thema, slecht uit.

Het verhaal zelf is boeiend genoeg. Aan de vooravond van de slag bij Marathon, waarin een Atheens leger een Perzische overmacht versloeg die de Atheense alleenheerser Hippias wilde terugbrengen, vertelt een zekere Leander het verhaal van het ontstaan van de democratie. Het voortbestaan daarvan is de inzet van het conflict met de Pers. Leander heeft meegemaakt hoe twintig jaar daarvoor de gedegenereerde heerschappij van Hippias ten einde was gekomen, deels door een Spartaanse ingreep, deels doordat de Atheense staatsman Kleisthenes (getekend als een blauwogige Demosthenes) had aangestuurd op een democratisch systeem.

Lees verder “Democratie”

Nou moe?!

guust_berlijn

Kijk, dat is nou leuk: Almere heeft een stripheldenbuurt. Er is een Lucky-Lukestraat, een Obelixstraat en een Willie-Wortelstraat. Enkele striptekenaars hebben een straatnaam gekregen – Marten Toonder heeft zelfs een laan én een pad naar zich vernoemd gekregen – en verder zijn er algemene namen zoals de Weg-van-het-beeldverhaal. Mijn favoriet is de Hendrik-IJzerbrootlaan en ik vind het geruststellend dat deze Vinexwijk een Familie-Doorzonstraat heeft. Zelfspot ontbreekt de Almeerse ambtenaren niet: er is een Dorknoperlaan. Hier vindt u het hele lijstje.

Uiteraard zal iedereen wel iets vinden dat zijns of haars inziens ontbreekt. Dat er geen straat is vernoemd naar de hoofdpersoon van Peter Pontiacs Kraut (een journalist die fout was in de Tweede Wereldoorlog) is alleen maar logisch, al had Pontiac zelf van mij wel een weggetje mogen hebben. Persoonlijk zou ik wel hebben willen wonen aan de Labradorstraat 26, persoonlijk zou ik het plein tegenover de openbare bibliotheek hebben vernoemd naar het tijdschrift Pep en voor De Generaal dacht ik persoonlijk aan een plantsoen met uitzicht op Fort Pampus. Allemaal persoonlijke meningen. Maar wat ik, om zo te zeggen, objectief erg vind: Guust Flater moet genoegen nemen met een bruggetje. Niemand in Almere, helemaal niemand, kan trots de post laten sturen naar een Flateradres.

Gretverdegretver.

Lees verder “Nou moe?!”

De Rode Ridder

[Tijd voor een bijdrage van een gastschrijver: Dirk Zwysen, een van degenen die wel eens op deze blog reageert, schreef een wat langer stukje over de manier waarop het Roelandslied doorklonk in stripverhalen.]

Als geschiedenisliefhebber, germanist van opleiding en onderwijzer van beroep (vijfde leerjaar, groep zeven ) volg ik vanuit het zonnige zuiden (Antwerpen) dit blog met veel plezier. Recent werd hier de vraag gesteld of de stereotypering uit het Roelandslied invloed had op de beeldvorming over moslims in middeleeuws Europa, waar zeer weinigen persoonlijk moslims kenden.

Ik besefte toen dat die hypothese ook op mij toegepast kon worden: als kind kende ik persoonlijk geen enkele moslim, maar ik had wel de strips van De Rode Ridder verslonden, waaronder album 54 – De kluizenaar van Ronceval (sic). Voor wie niet zo vertrouwd is met de Vlaamse stripwereld: De Rode Ridder is een reeks begonnen door Willy Vandersteen (de geestelijke vader van Suske en Wiske) over Johan, de Rode Ridder, een blonde held die het opneemt voor weduwen, wezen en rondborstige dames die niet noodzakelijk weduwe of wees zijn. De verhalen spelen zich af in gefingeerde en magische middeleeuwen, waarbij Johan zowel koning Arthur bijstaat als de Vikingen bestrijdt, deelneemt aan de kruistochten en in 1302 de Guldensporenslag beslist. Het hoofdpersonage is zeer losjes gebaseerd op de protagonist van de gelijknamige jeugdboeken van Leopold Vermeiren.

Lees verder “De Rode Ridder”

Cartoon

comedian

“Je klinkt bitter. Je bent een vreemde man, Blake. Je kijkt vreemd tegen het leven aan.”

“Vreemd? Kijk… als je eenmaal door hebt dat het allemaal één grote grap is, is de rol van komiek het enige wat betekenis heeft.”

“De afgebrande dorpen, de jongens met halssnoeren van mensenoren… is dat jouw idee van een grap?”

“Hé, ik heb nooit gezegd dat het leven een goede grap is! Ik speel alleen maar mee in de sketch.”

De cynische dialoog is afkomstig uit een van de beste stripverhalen aller tijden: Watchmen. Geschreven door Alan Moore en getekend door Dave Gibbons. De sprekers zijn twee superhelden, die door het leven gaan onder de namen “Doctor Manhattan” en Blake, ofwel “The Comedian”. Ze hebben ervoor gezorgd dat Amerika de Vietnamoorlog heeft gewonnen, maar hebben nogal uiteenlopende interpretaties van het leven: terwijl Manhattan mensen niet langer begrijpt, doet The Comedian het leven af als een grap.

Lees verder “Cartoon”

Apostata, gebundeld

Dit boek moet u dus lezen. Of beter: u moet ze alle drie de bundels lezen. Het stripalbum dat er onder ligt is trouwens ook alleszins de moeite waard.

Toen de Amerikaanse schrijver Gore Vidal een roman publiceerde over de Julianus die ook de held is van Ken Broeders’ reeks Apostata, constateerde hij dat de Romeinse keizer “in Europa altijd iets van een verborgen held is geweest”. De overwegend christelijke geschiedenis van het oude continent heeft inderdaad weinig ruimte gehad voor deze heerser, die tussen 361 en 363 als laatste heeft geprobeerd de cultus voor de oude goden te herstellen.

Dat wil niet zeggen dat het leven van de keizer slecht is gedocumenteerd. In tegendeel. Hij heeft zelf het een en ander geschreven, er is de fenomenale geschiedenis van de Romeinse officier Ammianus Marcellinus, er zijn toespraken van Julianus’ voor- en tegenstanders. Hij speelt een rol in drie kerkgeschiedenissen. Bovendien is de vierde eeuw, de laatste bloeitijd van het Romeinse Rijk, archeologisch heel redelijk gedocumenteerd. We kennen de landschappen waardoor Julianus reisde, we kennen zijn persoonlijke gedachten, we kennen de impact die hij had op zijn tijdgenoten.

Lees verder “Apostata, gebundeld”

Julianus de Afvallige

(klik=groot)

Het is vandaag op de kop af 1702 jaar geleden dat even ten noorden van Rome, bij de zogeheten Milvische Brug, twee legers op elkaar stuitten. De verdediger van de eeuwige stad was Maxentius, de aanvaller en overwinnaar is de geschiedenis ingegaan als Constantijn de Grote. Zijn zege maakte hem tot alleenheerser in het westelijke deel van het Romeinse Rijk, maar de legende heeft de betekenis van zijn zege nog vergroot: de keizer zou vlak voor de veldslag een visioen hebben gehad dat hij had uitgelegd als een oproep christen te worden.

Historisch klopt daarvan weinig, maar het is wel waar dat Constantijn het christendom begunstigde, zeker nadat hij ook de oostelijke, meer christelijke provincies had veroverd. Zijn zoons zetten het beleid voort en in 382, zeventig jaar na de veldslag bij de Milvische Brug, kwam een einde aan de subsidiëring van de heidense gebedsplaatsen.

Eén keizer heeft geprobeerd de oude erediensten nieuw leven in te blazen: Julianus de Afvallige. In 355 werd hij benoemd tot bestuurder van de westelijke gebiedsdelen, waar hij spectaculaire militaire successen boekte. In 360 kwam hij in opstand en hij had geluk: zijn tegenstander overleed. Nu hij alleenheerser was, kon Julianus zich richten op de heropening van de oude tempels. Zijn tijdgenoten – zowel heidenen als christenen – keken verbijsterd naar de enorme aantallen offerdieren die naar het altaar werden geleid en waren onthutst over de schoolwet waarmee de keizer de christenen uit het onderwijs weerde. Aan deze poging het heidendom te herstellen, dankt hij de bijnaam Apostata, ‘de afvallige’.

Nu er een keizer aan de macht was die de heidenen een goed hart toedroeg, zagen lokale leiders hun kans schoon. Er vloeide christelijk martelarenbloed, maar de keizer zelf ging subtieler te werk, bijvoorbeeld door de joden toestemming te geven hun tempel te herbouwen. Zou dat zijn gebeurd, dan was Christus’ voorspelling gelogenstraft dat de tempel ‘een woestenij zou blijven’ en was zijn goddelijke alwetendheid ter discussie gesteld.

Het is een leuk tijdverdrijf te bedenken hoe de geschiedenis zou zijn verlopen als Julianus zijn programma had kunnen uitvoeren, maar hij sneuvelde al in 363 in een oorlog tegen de Perzen, tweeëndertig jaar oud. Hij is echter ‘something of an underground hero’ gebleven, zoals Gore Vidal het raak formuleert in zijn roman over deze keizer. Hij trekt nog altijd de aandacht en toevallig zijn er net twee boeken verschenen die zijn loopbaan belichten.

Het eerste is de vertaling van het geschiedwerk dat de Romeinse officier Ammianus Marcellinus wijdde aan de jaren tot 378. Vertaler Daan den Hengst gaf het de titel Julianus, de laatste heidense keizer mee. Het is een serieus boek dat ook serieus is uitgegeven, maar laat dat u niet afschrikken. Ammianus is een van de meest lezenswaardige auteurs uit de Oudheid, streeft naar objectiviteit en biedt een prachtig panorama van de nazomer van het Romeinse Rijk. Hij heeft deelgenomen aan Julianus’ Perzische campagne en bewonderde de jonge keizer, maar dat weerhield hem er niet van kritische kanttekeningen te maken.

Van een heel andere orde is het stripalbum dat vorige week in de boekhandel belandde: een nieuw deel in de Apostata-reeks van de Antwerpse tekenaar Ken Broeders. Speelden de eerste vier delen in het westen, in het vijfde grijpt Julianus de macht en trekt hij naar het oosten. Beestachtig mooi getekend, goed gedocumenteerd en verontrustend: van harte aanbevolen.

[Ik post mijn wekelijkse religie-column doorgaans enkele dagen nadat deze op Sargasso is verschenen, maar dit stukje hangt net iets teveel met de datum samen. Dus voor één keer plaats ik het op dezelfde dag.]

The Dark Knight Returns

Ze moet al twee jaar uit zijn, Ger Apeldoorns vertaling van The Dark Knight Returns, het stripverhaal waarmee Frank Miller midden jaren tachtig de Batman-reeks nieuw leven inblies. Dus het stukje dat ik er nu aan wijd, is wat aan de late kant. Gelukkig is het een klassieker, en voor klassiekers is het nooit té laat om erover te schrijven.

Ook in het Nederlands is dit een van de meest duistere stripverhalen die ik ken. Weliswaar eindigt het op een noot van optimisme, maar in feite zegeviert het kwaad op alle fronten en ik realiseerde me pas dit weekend hoe totaal die overwinning is.

Lees verder “The Dark Knight Returns”

De Generaal

macht
Enkele momenten voor de fatale afloop.

Lopen twee mannen over straat, zegt de een “Mag ik in het midden lopen?”

Je kunt deze mop vanzelfsprekend uitbreiden door de locatie te veranderen in de Kalverstraat of door de betrokkenen Sam en Moos te noemen, maar dat maakt hem niet leuker. Karaktertekening en andere achtergrondinformatie is, anders dan in een roman, voor een grap niet noodzakelijk. Je kunt alle franje achterwege laten.

Peter de Smet (1944-2003) deed dat in de stripverhalen over De Generaal, die hij tekende in de jaren zeventig: de gags zijn gereduceerd tot precies dat wat nodig is om je in de lach te doen schieten. Al het andere ontbreekt. Het is overigens ook steeds dezelfde mop: de generaal wil de macht grijpen en moet daartoe een fort veroveren, een activiteit waarbij hij de hulp krijgt van een professor die geniale uitvindingen doet, terwijl een motoragent ongewild het onverbeterlijke optimisme van de generaal fnuikt.

Lees verder “De Generaal”

Blake en Mortimer

Uit
Blake en Mortimer in “De valstrik”

Aan het begin van het stripalbum De valstrik van Edgar P. Jacobs ontvangt de held, professor Mortimer, een brief van zijn aartsvijand, Miloch, die hem het geheim toevertrouwt van een fantastische uitvinding. Hij verklaart het curieuze aanbod als volgt:

U was mijn vijand, maar U was een loyale vijand. Uw karakter beviel me, evenals uw kennis, die zeer uitgebreid is. U bent waardig mijn erfgenaam te zijn.

Mortimers beste vriend, kapitein Blake, suggereert de professor om te wachten alvorens het geschenk aan te nemen, en de lezer weet dat dit de beste raad is, maar Mortimer stort zich onvervaard in het avontuur. Gelukkig maar, want het levert een buitengewoon onderhoudend stripverhaal op, zelfs al dateert het uit 1962 en is het ruim een halve eeuw oud.

Waarom blijven de stripverhalen over Blake en Mortimer – die in feite vooral over de laatste gaan – zo boeiend? Waarom zijn allerlei Belgische stripkunstenaars na de dood van Edgar P. Jacobs, doorgegaan met de reeks?

Lees verder “Blake en Mortimer”