Poëzie: de vos en de raaf

De vos en de raaf op een Arabische miniatuur.

De vos en de raaf

Een vos zag op een dag een raaf
In het zoete land van Waas en Bavel
Hoog gezeten op een tak
Een sappig hapje in zijn snavel

Zijn vossentong likkebaarde tussen zijn kaken
Zijn pluimstaart zwaaide zwierend heen en weer
Het water liep hem uit de bek
De raaf keek spottend op hem neer

Heer Raaf, sprak de vos met zachte stem
Mag ik u vragen wie u bent?
De raaf omklemde sprakeloos zijn buit
Hij keek wel wijzer uit

Beste raaf, wat bracht u hier?
Uw vleugels zijn zo mooi en fier
Uw blik zo teder en voornaam
De raaf vertrok geen spier

U, met uw wijs en alziend oog
Wijdverbreid dunkt mij uw faam
Ebbenhouten vogel, met uw glanzend zwarte toog
Vertel mij alstublieft uw naam

De raaf boog zich wat naar voren
Om de vos beter te kunnen horen
Hij sloeg zijn ogen neer
En dacht, dit en dit en dat nooit meer

Zolang u niets zegt, zei de vos, lijkt aangetoond
Dat u bang bent om te falen
Kwotnon, dacht de raaf
En zweeg in alle talen

Het ga u goed, heer Raaf
Wij zijn nooit vrienden van elkaar geweest
Arme vos, dacht de raaf
Hij kreeg haast meelij met het beest

Ik moet nu gaan, zei de vos
En verdween fluks achter een heg
Dag dag, zei de raaf
En kraste naamloos weg

[Een gastbijdrage van Hans Koonings. Dank je wel Hans!]