
In voorhistorische tijden had de Babylonische oppergod god Marduk het monster Tiamat verslagen. Hij had haar huid als een uitspansel gebruikt om de hemel te doen ontstaan en had de andere lichaamsdelen benut om de aarde, de bergen en wat dies meer te maken. Ook had Marduk de zon, de maan en de sterren geschapen, hun banen langs de hemel getrokken en de ritmes vastgesteld die de eindeloze tijd overzichtelijk maken. Alles zou zich vroeg of laat herhalen.
Zodoende konden mensen weten wat hun te wachten stond, mits ze goed registreerden wat er aan de hemel te lezen was en wat er daadwerkelijk gebeurde. En dus klommen de astronomen van Babylon elke nacht naar de top van de tempeltoren Etemenanki (“het huis van het fundament van de hemel op aarde”, de Bijbelse “Toren van Babel”) middenin de stad om te zien wat er gebeurde. Het resultaat is de enorme collectie kleitabletten in het British Museum die bekendstaat als de Astronomische Dagboeken. Nacht na nacht werd bijgehouden wat er te zien was geweest, dag na dag schreef men op wat er was gebeurd.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.