Kleding op z’n Gallisch

Een man met een mantel die in het Gallisch cucullus heet (Rheinische Landesmuseum, Trier)

Ik heb al eerder over woorden uit het Gallisch geblogd (één, twee), maar dat is geen reden dat niet nog eens te doen. Ik neem voor de aardigheid wat kledingstukken en dan is het beroemdste Gallische woord natuurlijk caracalla. Dat is een soort mantel met een capuchon. De anonieme auteur van de Historia Augusta voegt toe dat het “een tot de enkels reikend kledingstuk” was. Omdat een keizer die eigenlijk Antoninus heette dit kledingstuk populair had gemaakt, zou, nog steeds volgens de Historia Augusta, “het gewone volk in Rome dergelijke caracallae  ook wel antoninianae noemen”. Het schijnt dat dit woord, dat dus Gallisch is, in het Provençaals heeft voortbestaan.

Het Gallische woord voor capuchons was cucullos. Ofwel cagoule in het huidige Frans, wat zoiets als bivakmuts betekent, en ook het Nederlandse woord kovel. We kennen de uitdrukking cucullos overigens – net als caracalla – alleen uit Latijnse teksten, dus er kan vertekening zijn. We kennen wel samenstellingen, zoals bardocucullus, wat de blijkbaar de muts was die een dichter droeg.

Lees verder “Kleding op z’n Gallisch”

De uitvinding van het geld

Torques uit Luristan (Archeologisch Museum van Azerbaijan, Tabriz)

Schreef ik gisteren dat munten in de Griekse wereld weliswaar leken op ons geld, maar niet helemaal hetzelfde functioneerden, vandaag heb ik in zekere zin een vervolg: betaalmiddelen in het oude Nabije Oosten. Het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, attendeert erop dat betaalmiddelen het antwoord vormen op een specifiek probleem. Ruilhandel is op zich een vrij natuurlijk proces, dat archeologen al in de Steentijd kunnen documenteren, maar er zit een addertje onder het gras: de wensen van de partijen, die verschillende dingen aanleveren en nodig hebben, zijn asymmetrisch. Hoe worden ze het eens over de waarde?

Waardebepaling

Op gezag van een Karthaagse bron geeft Herodotos van Halikarnassos een beschrijving van de handel aan de Afrikaanse westkust.

Eerst halen de Karthagers hun handelswaren van boord en stallen de spullen netjes op het strand uit. Vervolgens gaan ze weer naar hun schip en geven met rook signalen. Als de inboorlingen dat zien, dalen ze naar de kust af en leggen naast de goederen een hoeveelheid goud bij wijze van tegenwaarde neer. Daarna blijven ze op een afstand van de koopwaar staan. De Karthagers komen hierop van boord en bekijken het goud. Wanneer het naar hun idee voldoende is, varen ze ermee naar huis, maar is dit niet het geval, dan klimmen ze weer aan boord en wachten geduldig af tot de inboorlingen meer goud zijn komen brengen. Dat gaat zo door totdat de Karthagers tevreden zijn. Het is een kwestie van wederzijds vertrouwen, want het goud wordt pas gepakt wanneer het de waarde van de goederen lijkt te dekken en de inboorlingen raken de koopwaar niet aan voordat het goud door de anderen is meegenomen. (4.196; vert. Hein van Dolen)

Lees verder “De uitvinding van het geld”

De Dame van Schengen

Reconstructie van de Dame van Schengencultr

Het eerste kwart van de vijfde eeuw v.Chr. markeert in de regio van Lotharingen via de Elzas, Baden-Württemberg en Beieren naar Bohemen de overgang van de Hallstatt– naar de La Tène-tijd. Die laatste archeologische cultuur mag u Keltisch noemen. De eerste ook wel, want de tweede komt er geleidelijk uit voort. Er zijn echter wel verschillen. Het makkelijkst te onthouden is dat de wagens in Hallstatt-graven vier wielen hebben (zoals), terwijl La Tène-wagens er twee hebben. Het zijn echte strijdwagens en de opkomst van La Tène gaat dan ook gepaard met agressieve expansie in alle richtingen. Rome is geplunderd in 387/386 en Delfi een eeuw later, terwijl La Tène-krijgers ook Turkije bereikten. In noordwestelijke richting is de onlangs ontdekte bijzetting bij Heumen een zeer vroeg La Tène-graf. Het duidt op culturele expansie.

Uit die overgangstijd dateert ook een vijftal graven dat in 1995-1998 is gevonden bij Schengen in het uiterste zuidoosten van Luxemburg, tegen de Moezel aan (hier). Wonderlijk genoeg lag het kwintet tussen de Bronstijdgraven, drie eeuwen ouder. Het is echter nog wonderlijker.

Lees verder “De Dame van Schengen”

Glimmende schatten uit de Bronstijd

Hé, dat is leuk. We hebben weer een Jaap ter Haar en ze heet Linda Dielemans. Ik maak die vergelijking niet alleen bij wijze van compliment, maar ook omdat Dielemans dezelfde aanpak heeft als de auteur van de Geschiedenis van de Lage Landen. In haar boek Brons. Over glimmende schatten in mistige moerassen wisselt ze beschrijvende informatie over het verleden af met verhalen, en er zijn goede illustraties die het betoog ook werkelijk ondersteunen (van Zilveren-Penseel-winnares Sanne te Loo). Nog een overeenkomst: beide auteurs doen niet kinderachtig maar nemen kinderen serieus. Er zijn meer goede boeken voor kinderen, maar Dielemans springt er echt uit.

Brons, handel en verhalen

Brons gaat over – u vermoedde het al – brons, over de Bronstijd en over deposities. Die woorden behoren niet tot het basisvocabulaire van een tienjarige, maar Dielemans gaat ze niet uit de weg. Kinderen leren de hele dag door, dus deze ongebruikelijke woorden kunnen er ook wel bij. En zo neemt Dielemans haar lezers mee door de Steentijd, naar de ontdekking van het koper en het gerichte experimenteren van de eerste smeden. Die combineerden het koper eerst met arseen (giftig) en ontdekten later de alliage van koper en tin: brons!

Lees verder “Glimmende schatten uit de Bronstijd”

WvdK | Het Gallisch dorpje dat wij zo goed kennen

De Gallische krijger uit Vachères (kopie uit het Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

Laten we eerlijk zijn: u denkt niet werkelijk dat een Gallisch dorpje er uitzag zoals in Asterix. Zelfs in een kleine nederzetting aan de westelijke rand van Gallië (zo heette Frankrijk toen), waar de bewoners moedig weerstand boden aan de Romeinse overweldigers, waren er allerlei dingen die de dorpelingen hadden overgenomen van de aangrenzende cultuur. De verspreiding van Italiaanse vrouwensieraden rond 100 v.Chr. documenteert de handel die op dat moment al plaatsvond. Ze toont trouwens ook langs welke routes Julius Caesar tussen 58 en 50 v.Chr. Gallië zou onderwerpen.

Maar goed, hoe zag zo’n Gallisch dorp er nu wél uit? Hier zijn wat foto’s uit Aubechies in Henegouwen, waar in een historisch openluchtmuseum allerlei antieke gebouwen zijn nagebouwd, dus ook uit de La Tène-tijd, om de archeologische naam te gebruiken voor de cultuur van Gallië in de Late IJzertijd. Plus nog wat zaken uit andere plekken.

Lees verder “WvdK | Het Gallisch dorpje dat wij zo goed kennen”

Caesar in Kessel

Torques uit Rossum: halssieraden van krijgers. Ze dateren uit de Late Oudheid en zijn, al heel lang geleden, niet ver van het nu geïdentificeerde slagveld gevonden. Tegenwoordig zijn ze in het deze week heropende Rijksmuseum van Oudheden.
Krijgerssieraden uit Rossum uit de Late IJzertijd. Ze zijn iets ten westen van het nu geïdentificeerde slagveld gevonden en – als ik het wel heb – in 2006 verworven door het Rijksmuseum van Oudheden.

Ik vertelde in mijn vorige stukje dat het zo’n verademing was dat ik ook eens onverkort positief nieuws kon melden over een recente oudheidkundige ontdekking. Geen hype, geen overdrijving, gewoon een interessante en zelfs belangrijke vondst: het slachtveld – ik denk dat dit voor één keer de correcte term is – waar Julius Caesar de Usipetes en Tencteri vernietigde, is gevonden bij Kessel, niet ver van het punt waar de Maas en Waal elkaar naderen.

Bij baggerwerkzaamheden zijn in het laatste kwart van de vorige eeuw allerlei vondsten gedaan, waar VU-archeoloog Nico Roymans al enige tijd met belangstelling naar kijkt. Er waren menselijke botten, wapens, mantelspelden en vooral: er was veel. Woensdag heeft hij in De Wereld Draait Door bekendgemaakt dat dit de plek moest zijn waar de twee stammen uit het Overrijnse hun nederlaag leden.

Lees verder “Caesar in Kessel”

De Stervende Galliër

De Stervende Galliër (eigenlijk een Galaat) (Capitolijnse Musea, Rome)

Zo rond het midden van het eerste millennium v.Chr. ontstond in het gebied van Lotharingen, Elzas, het Zwarte Woud en Beieren een nieuwe archeologische cultuur: La Tène. We mogen deze mensen gelijkstellen aan de Kelten, al moeten we daarbij aantekenen dat de betekenis van de term niet precies vastlag. De Keltische stammen en staten hebben zichzelf nooit beschouwd als één Keltisch volk, terwijl de Grieken en Romeinen allerlei volken die niet behoorden tot de La Tène-cultuur en die ook geen Keltische taal spraken, aanduidden als Kelten. Vaak was de term synoniem met “barbaar”.

De vierde eeuw was de tijd van de Keltische migraties: Gallische Kelten vielen Italië binnen en meer oostelijk levende stammen trokken langs de Donau naar het Balkanschiereiland. In de eerste weken van 279 bezetten zulke groepen het noordwesten van het huidige Bulgarije, van waaruit ze de Thracische stammen bedreigden. Die vroegen hulp bij de pas aangetreden koning van Macedonië, Ptolemaios Keraunos, maar deze weigerde: hij hoopte dat de Thraciërs, die het zijn voorganger Lysimachos knap lastig hadden gemaakt, verzwakt zouden raken. Dit was een blunder, maar toen Ptolemaios dat inzag, was het te laat.

Lees verder “De Stervende Galliër”