Olielamp met stierengevecht

Stierengevecht op een olielampje (Museum Makhtar)

Zoals u wellicht al in de gaten had, zwerf ik momenteel als reisbegeleider door Tunesië. Hoewel ik – zei hij blasé – hier weinig nieuws zie, is het geen moeilijke groep, zodat er wat tijd overblijft om zo nu en dan even te kijken naar deze blog. En dan kan ik een stukje schrijven over iets dat wél nieuw voor me was: namelijk bovenstaand olielampje, dat ik zag in een vitrine in het kleine museum van Makthar, het antieke stadje Mactaris.

Meestal zie je op een olielampje een vrij eenvoudige afbeelding: een bloem, een dier of een fabeldier, een gladiator, een godheid of (in de Late Oudheid) een christogram. Dit keer is de afbeelding wat complexer: een stierengevecht. Drie mensen zijn bezig met het temmen van een woeste stier; een ervan heeft het dier bij de hoorns gevat, een tweede pakt het dier bij de voorpoten; de derde lijkt de voorpoten vast te hebben genomen, al is het voorwerp precies daar beschadigd. Nummer vier is door het ondier de lucht ingeworpen. Omdat de maker van dit olielampje boven de scène nog een fleuron heeft afgebeeld met een lange kronkelige steel, lijkt het alsof de hemelpiloot een salto heeft gemaakt.

Lees verder “Olielamp met stierengevecht”

De Thuringers

Germaans graf uit Reuden (Landesmuseum für Vorgeschichte, Halle)

Voor de oudheidkundige vormen de Germanen een probleem. Hij beschikt over de archeologische vondsten van onder meer de Jastorf-cultuur, die een IJzertijdcultuur documenteren die, in materieel opzicht, eenvoudiger was dan de aangrenzende La Tène-cultuur (“de Kelten”). Hij beschikt over Germaanse teksten, maar die zijn ontzettend laat. Ze documenteren vooral laatantieke visies op een verleden dat niet alleen legendarisch is maar ook destijds al gold als hypothetisch. En de oudheidkundige beschikt over Griekse en Romeinse bronnen, die altijd datgene weergeven wat de auteurs zelf wilden vertellen, en niet per se een compleet of zelfs maar representatief beeld bieden. Kortom, de Germanen zijn leuk.

Woonplaats

Eén van de problemen is de landkaart. Uit diverse auteurs kennen oudheidkundigen de namen van enkele stammen uit het land ten oosten van de Rijn en ten noorden van de Donau. De wereldkaart van de Grieks-Romeinse geograaf Ptolemaios van Alexandrië biedt de coördinaten van enkele plaatsen, en de geografische breedte is doorgaans redelijk accuraat, maar de lengte is dat niet. Belangrijker echter is dat de de verzameling namen verwijst naar diverse tijdstippen en bovendien vrijwel zeker incompleet is. Als een archeoloog dus beweert

deze vondsten zijn van de Thuringers,

bedoelt hij eigenlijk

deze vondsten zijn gedaan in een gebied waarvan we feitelijk niet weten wie er woonden maar waarop we vooralsnog het etiket “Thuringers” plakken omdat die naam nu eenmaal beschikbaar is en omdat in de buurt een Duitse regio ligt die sinds de Middeleeuwen “Thüringen” heet.

Het cruciale woord in de voorgaande volzin is “vooralsnog”: de uitspraak is ad hoc, zoals alle oudheidkundige kennis. Het is de beste hypothese om van de onvolledige en ambigue informatie chocola te maken. Aan vondsten die uit zichzelf niet zeggen aan wie ze toebehoorden, koppelen we een naam uit de verzameling waarover we beschikken. Het is weinig méér.

Lees verder “De Thuringers”

Een vaas die fluit

Een fluit in de vorm van twee kruikjes, versierd met een panfluitist; Vicus-cultuur (Musée du Quai Branly, Parijs)

De trouwe lezers van deze blog weten dat ik een groeiende belangstelling heb voor Precolumbiaans Amerika, dus de Nieuwe Wereld vóór Columbus. Natuurlijk is dat eigenlijk dezelfde interesse als mijn belangstelling voor de Oudheid of het Midden-Oosten: een andere wereld die je dwingt na te denken over de wereld waarin je zelf woont. Mijn groeiende belangstelling voor Precolumbiaans Amerika is echter ongestructureerd. Ik lees weleens wat, maar ik ben nooit in Mexico of Peru geweest, en moet het vooral doen met wat ik oppik in volkenkundige musea.

In het Musée du Quai Branly in Parijs zag ik voorwerpen die ik maar zal aanduiden als fluitende vazen. Ze bestaan uit twee kruikjes, waarvan de een open is en de ander gesloten, zij het dat die uitloopt op een fluit. Die is vaak versierd en kan dan bijvoorbeeld de vorm hebben van een mannetje of een vogel of iets anders. De twee vaasjes zijn verbonden door een buisje. Als je nu water giet in het open vaasje, loopt het door het buisje naar het andere kruikje, waar het de lucht wegperst door de fluit. Je kunt die fluitende vazen ook een beetje schudden, dan maken ze (denk ik) korte piepgeluiden.

Lees verder “Een vaas die fluit”

Het Senaatsgebouw in Rome (1)

Het door Julius Caesar gebouwde Senaatsgebouw

Een van de opvallendste gebouwen op het Forum Romanum, althans in de huidige staat, is het Senaatsgebouw, de Curia. Het ziet eruit als een grote bakstenen kubus. Daarvóór lag het Comitium, waar vertegenwoordigers van het volk zich bij officiële gelegenheden verzamelden.

Senaat en Volksvergadering

Volgens de staatsrechtelijke fictie die is verwoord in de formule Senatus PopulusQue Romanus (S.P.Q.R.), regeerden “Senaat en Volk van Rome” samen over het wereldrijk. Comitium en Senaatsgebouw vormden daarom hét bestuurscentrum van de Mediterrane wereld – althans in theorie. In de praktijk was het de keizer die het beleid bepaalde. Het échte hart van het imperium was dan ook het Auditorium op de Palatijn, waar de vorst overlegde met zijn adviseurs.

Ook al had de Senaat in de Keizertijd nog maar weinig invloed, toch deed de heerser er goed aan het college met respect te bejegenen. De zeshonderd multimiljonairs die er zitting in hadden, konden het ook iemand die dertig legioenen commandeerde immers knap lastig maken.

Lees verder “Het Senaatsgebouw in Rome (1)”

Naar de dokter

Bezoek aan de dokter (Musée national des antiquités, Algiers)

Zoals u wellicht heeft gemerkt, was ik onlangs in Algerije. Daarover later meer. Maar eerst eens een blogje over een mozaïek dat ik in Algiers zag in het Musée national des antiquités. Het is gevonden in een voorstad van Batna die Ouled Arif heet; in de Oudheid heette de plaats Lambiridi. Het mozaïek vormde de vloer van een familiegraf, waarin drie sarcofagen stonden. De voornaamste was van een zekere Cornelia Urbanilla, die hier rustte na “te zijn gered van een groot gevaar” en een leven van achtentwintig jaar, tien maanden twaalf dagen en negen uur. Dat is vreemd precies, want doorgaans wisten Romeinen niet zo goed hoe oud ze waren.

Het schijnt dat zulke nauwkeurige aanduidingen duiden op horoscoopgebruik, maar ook als dat zo is, is mij niet duidelijk aan welk gevaar Urbanilla is ontkomen. Misschien is het leven zelf wel het bedoelde gevaar. Daarvoor pleit dat links twee pauwen zijn afgebeeld, vogels die in de derde eeuw na Chr., toen dit mozaïek werd gemaakt, een symbool waren voor de wederopstanding en verlossing uit dit ondermaanse tranendal. Maar ja, dat verklaart dan weer niet waarom rechts twee eenden staan.

Lees verder “Naar de dokter”

III Augusta, het garnizoen van de Maghreb (2)

Lambaesis, basis van III Augusta

Ik noemde in het vorige stukje hoe III Augusta in Tunesië en Algerije was terechtgekomen en een basis had gebouwd in Lambaesis. Uit de tijd van keizer Hadrianus (r.117-138) komt een belangrijke inscriptie: een toespraak van de keizer tot de manschappen. Hij prijst ze, maar maakt ook duidelijk hoe scherp de hiërarchie is tussen soldaten en officieren.

Met een onderbreking die ik nog zal noemen, was en bleef Lambaesis de basis van III Augusta. Soms gingen onderafdelingen naar andere provincies.

Lees verder “III Augusta, het garnizoen van de Maghreb (2)”

Een overleden hond

Stoffelijk overschot van een hond (Burg Linn, Krefeld)

We moeten Dierendag niet ongemerkt voorbij laten gaan, en dus moeten we het eens hebben over een hond, want dat is toch maar de beste vriend van de mens. Alleen heb ik niet zo’n vrolijk stukje. Het bovenstaande hondje is maar een half jaar oud geworden en het is nogal sneu met hem afgelopen. Of haar – er zijn onvoldoende botten gevonden om te determineren of het een reu of een teef was. Het dier was vermoedelijk mank.

De vindplaats (in Krefeld-Gellep) is heel vreemd: onder een vertrek dat diende om groente, kruiden, fruit en vlas te drogen, zodat er geen schimmel op kon komen. Ook voor het mouten van graan is zo’n droogkamer onontbeerlijk. Onder de droogkamer – ooit heette dat een eest – lag een verwarmingskanaal, ongeveer zoals een Romeinse badinrichting een vloerverwarming had. Zo kon je voedsel drogen zonder het te roken (wat je bij sommige vlees- en vissoorten natuurlijk wel doet).

Lees verder “Een overleden hond”

Glanum: kleinood in de Alpilles

Glanum

Tussen het bij toeristen zeer populaire Saint-Rémy-de-Provence en de kleine, maar indrukwekkende bergketen van de Alpilles, ligt één van de belangrijkste opgravingen van Frankrijk: Glanum. Waar je in steden als Arles, Orange en Nîmes verspreid over het hedendaagse stedelijk grondgebied grootse bouwwerken vindt als (amfi)theaters, tempels, triomfbogen necropolen of villa’s, en nabij Nîmes ook nog eens het imposante aquaduct van de Pont du Gard, is Glanum echt een nederzetting waar moderne bebouwing nauwelijks een rol speelt.

Eerder kwam in deze Franse serie al Alba-la-Romaine voorbij, en later zal Vaison-la-Romaine volgen. Alba is bescheiden qua omvang, en Vaison biedt – naast een prachtig maar zwaar gerestaureerd theater – ook een opgravingsterrein dat (in tweeën gesplitst) beslist het bezoeken waard is: vergeet daarbij vooral ook niet het mooie museum met een aantal meer dan levensgrote beelden van Hadrianus, Sabina en Claudius en een marmeren torso van (vermoedelijk) Antinoös.

Lees verder “Glanum: kleinood in de Alpilles”

De Kushana’s

Een Kushana-prins uit Dalverzintepa (Nationaal Museum, Tasjkent)

Het begint dus in China. Of beter, ten noorden van China. Aan het begin van de tweede eeuw v.Chr. woonden daar twee groepen nomaden. In het noordwesten waren dat de Tochaars-sprekende Yuezhi en in het noordoosten de Xiongnu. En verder was er de eeuwige trek waarmee herdersvolken westwaarts reizen, omdat je dan van het betrekkelijk droge Mongolië en Siberië naar steeds groenere gebieden reist – over de Altai, naar de Pontische Steppe, naar de Hongaarse poesta.

En dat wil dus zeggen dat de Xiongnu westwaarts trokken en de Yuezhi voor zich uit dreven. In 176 v.Chr. kwam dit proces door een militair conflict in een stroomversnelling en de Yuezhi migreerden via het huidige Kazachstan naar Sogdië, zeg maar het huidige Oezbekistan, waar ze rond 130 v.Chr. aankwamen. Ook vestigden ze zich in Baktrië, het grensgebied tussen Oezbekistan en Afghanistan, aan weerszijden van de rivier de Oxus. Ze woonden hier te midden van een Sogdisch-Baktrisch-Perzisch-Griekse bevolking en namen het Griekse alfabet over. Opgravingen als het Oezbeekse Khalchayan en het Afghaanse Tillya Tepe documenteren het pluriforme karakter van deze wereld.

Lees verder “De Kushana’s”

Provinciale herindelingen

Africa (Musée des beaux-arts, Lyon)

Dit wordt een saai blogje. Ik schrijf het vooral voor mezelf, omdat ik even wat dingen op een rijtje wil hebben. Dus u moet het maar niet lezen, tenzij provinciale herindelingen uw hobby zijn.

Maar het zit dus zo. Als u in de eerste helft van de tweede eeuw v.Chr. naar de Maghreb had gekeken, dan lag in het oosten, waar nu Tunesië ligt, het gebied waarover de stad Karthago de scepter zwaaide. Reisde u naar het westen, dan arriveerde u in Numidië, en dat bestond uit het gebied van twee groepen: in het oosten de Massyliërs en in het westen de Masaeisyliërs. De koning van de Numidische volken is op dat moment Massinissa; hij resideerde in Cirta, het huidige Constantine. Nog wat verder naar het westen, zeg maar in wat wij Marokko noemen, leefden de Mauri.

Lees verder “Provinciale herindelingen”