De genezing van de verlamde (1)

Reconstructie van een antiek huis met een plat dak (Museumpark Orientalis, Berg en Dal)

Ik heb al vaker aangegeven dat het Nieuwe Testament is geschreven in een wereld met een ander waarheidsbegrip. Waar wij van een bewering vaststellen of ze waar is door te kijken of ze correspondeert met de feiten, keek men in de Oudheid of ze leek op soortgelijke beweringen. In voorindustriële samenlevingen heeft men immers de middelen niet om beweringen te toetsen. In het antieke wereldbeeld deden bijzondere mensen bijzondere dingen, want dat bleek uit elk bekend verhaal. Men vertelde dus dat de Romeinse keizer lammen kon laten lopen en blinden kon laten zien (vgl. Suetonius, Vespasianus 7.2). En het Nieuwe Testament vertelt zulks dus over Jezus.

Ik heb ook al vaker aangegeven hoe we zo’n anekdote moeten bekijken. Eén, we kijken hoe ze is overgeleverd. Twee, er zijn authenticiteitscriteria waarmee we voorbij de overlevering kijken naar wat er feitelijk gebeurd kan zijn.

De genezing van de verlamde

De anekdote is twee keer overgeleverd: één keer door de evangelist Johannes, één keer door de drie andere evangelisten (de synoptici). De laatsten zullen we als eersten behandelen.

Lees verder “De genezing van de verlamde (1)”

MoM | Bronkritiek

Kleio, de beschermgodin van de historische wetenschappen (Altes Museum, Berlijn).

Oudheidkundigen, en dan vooral de wat meer op teksten gerichten onder hen, maken onderscheid tussen bronkritiek en tekstkritiek. Over het laatste heb ik al vaker geschreven: het is de bepaling van wat eeuwen geleden iemand op papyrus of perkament heeft gezet. De kritiek betreft de overlevering in de meestal middeleeuwse handschriften, meervoud, waarvan we de tekst niet zomaar kunnen aanvaarden maar eerst moeten toetsen. Daarbij passen filologen de Lachmannmethode toe. In de praktijk betreft het vooral Griekse en Romeinse teksten. Egyptische en spijkerschriftteksten zijn namelijk meestal op slechts een kleitablet of één papyrus zijn overgeleverd, zodat er weinig valt te vergelijken.

Bronkritiek

Bronkritiek is de vooral voor oudhistorici belangrijke volgende stap: is de informatie in een bron te herleiden tot een eerdere auteur? Dit is belangrijk, want die eerdere auteur stond dichter bij de beschreven gebeurtenissen en heeft vermoedelijk scherper zicht. Als de evangeliën van Marcus en Lukas elkaar tegenspreken, gaat de voorkeur uit naar Marcus, omdat hij de bron is van Lukas; Lukas geldt dan als “elimineerbaar”.

Lees verder “MoM | Bronkritiek”

De Lachmannmethode

hdt

We hebben weinig teksten uit de Oudheid over. Wat we wél hebben, zijn kopieën uit de Middeleeuwen, die echter vol schrijffouten zitten. Ik blogde vorige maand over zo’n manuscript. Lange tijd hebben oudheidkundigen gedacht dat hoe ouder de handschriften waren, hoe kleiner de kans was op vergissingen. Daar is wel iets voor te zeggen, maar in de Renaissance realiseerde de Italiaanse geleerde Angelo Poliziano zich dat dit niet het laatste woord behoeft te zijn.

Stel je voor dat een Romeinse schrijver twee klerken heeft, een nauwkeurige en een slordige, en dat die elk een kopie maken van een tekst. Latere generaties lazen die teksten, ze sleten, en er kwamen kopiisten die ze opnieuw overschreven, waarna de oude kopieën werden weggegooid. In de vijfde eeuw na Chr., toen er een einde kwam aan de antieke overschrijfactiviteit, waren er zo twee families van manuscripten, een die was afgeleid van de slordige kopie en een die afstamde van de nette. In de Vroege Middeleeuwen gingen de meeste manuscripten verloren, maar in de tijd van Karel de Grote kwamen er weer kopiisten, die toevallig een net exemplaar vonden en kopieerden, waarmee de tekst weer onder de mensen kwam en kopiisten kreeg, tot tijdens de Renaissance de eerste wetenschappelijke uitgave werd gemaakt. Wanneer nu een classicus anno vandaag een vierde-eeuws exemplaar zou vinden uit de slordige manuscriptenfamilie, zou hij daaraan, volgens het principe “ouder is beter”, de voorkeur moeten geven, hoewel het in feite gaat om een tekst vol slordigheden.

Lees verder “De Lachmannmethode”

MoM: Eliminatie

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Vorige week blogde ik over de Hangende Tuinen van Babylon en vertelde ik dat er verschillende antieke bronnen bestaan over die tuinen, maar dat die allemaal teruggaan op één bron. Dit betekent dat informatie uit de afgeleide bronnen mag worden genegeerd. Dit staat bekend als “eliminatie”. Het is een krachtig instrument om betrouwbaardere en minder betrouwbare informatie te scheiden, omdat we zo in elk geval auteurs uit de discussie halen die anderen napapagaaien.

Eerst een makkelijk voorbeeld waarvan het belang in één keer duidelijk is. We hebben vier verslagen van de laatste dagen van Jezus van Nazaret: de evangeliën van Matteüs, Marcus, Lukas en Johannes. Daartussen zitten wat verschillen, zoals u voor uzelf kunt constateren als u de laatste woorden van Jezus erop naslaat. Aangezien kan worden bewezen dat Matteüs en Lukas zijn afgeleid van het evangelie Marcus, hebben we voor de procesgang in feite maar twee getuigenissen, namelijk Marcus en Johannes. Matteüs en Lukas zijn, ten opzichte van Marcus, elimineerbaar. Dit betekent dat de beruchte zelfvervloeking van de Joden die Matteüs als enige vermeldt (“zijn bloed kome over ons en onze kinderen”) ook elimineerbaar is. Als Mel Gibson deze toont in zijn film The Passion of the Christ, wijkt hij af van zijn opzet de gebeurtenissen historisch zo accuraat mogelijk te tonen.

Lees verder “MoM: Eliminatie”

De Jezus van Fik Meijer (slot)

Christus als wetgever. Detail van een sarcofaag uit Rome (Louvre, Parijs)

[Het derde deel van mijn bespreking van Fik Meijers Jezus en de vijfde evangelist. Het eerste deel is hier.]

Fik Meijer wil de historische Jezus tot leven brengen, maar verwaarloost de historische Jood Jezus en negeert belangrijke Joodse bronnen. Er zijn meer punten waarop Meijer als historicus niet de kwaliteit levert die we zouden verwachten van een hoogleraar.

Eliminatie en authenticatie

Eén voorbeeld is zijn behandeling van de Bergrede, die Fik Meijer op blz.240 typeert als “de enige tekst die echt iets prijsgeeft over de door Jezus beoogde samenleving”. De tekst is echter een compositie van de evangelist Matteüs, die gebruik maakte van het materiaal uit de bron Q. De precieze reconstructie is niet helemaal onomstreden, maar voor Meijers doel – een boek voor het grote publiek – weten we er voldoende van. We beschikken dus over een oude bron, Q, en een daarvan afgeleide bron, Matteüs. In dit soort situaties dient een historicus de voorkeur te geven aan de oude bron en de jongere “te elimineren”. Dit punt is belangrijk, want Q toont de door Jezus beoogde samenleving niet echt: Meijer ziet voor Jezus’ mening aan wat in feite die van Matteüs is.

Lees verder “De Jezus van Fik Meijer (slot)”