
[Joris Verheijen, wiens blog u hier vindt, studeerde geschiedenis en filosofie en werkt in het middelbaar onderwijs. Hij stuurde me onlangs de onderstaande recensie toe van drie boeken over de apostel Paulus.]
In de loop van de negentiende eeuw zochten sommige atheïsten de confrontatie met de kerk en haar vertegenwoordigers. Met Jezus gingen ze echter zachtzinniger om en zo ontstond de nog altijd populaire neiging om onderscheid te maken tussen de “goede Jezus” en de “slechte Paulus”. De Franse schrijver Ernest Renan omschreef de apostel als een “lelijk Joodje”, iemand die de gezonde “arische” kern van Jezus’ leer had verziekt. Ook Nietzsche, de zelfbenoemde Antichrist, richtte zijn pijlen vooral op Paulus en de door hem geïnspireerde kerkhervormers Luther en Calvijn. Ze hadden de mens hulpeloos gemaakt, om de macht van God te vergroten, en ze hadden het aardse leven van alle waarde ontdaan ten gunste van het hiernamaals.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw keerde het onderscheid tussen de “goede Jezus” en de “slechte Paulus” terug in de kritiek van sommige feministen, die in Paulus de chauvinistische vrouwenhater bij uitstek zagen. Sinds de millenniumwisseling is er echter een opvallende kentering te zien: een stroom aan wetenschappelijke en populairwetenschappelijke publicaties over Paulus, die dat negatieve beeld nuanceren en corrigeren. In deze beschouwing bespreek ik drie sterk verschillende Nederlandstalige boeken van de afgelopen jaren: Paulus: een leven tussen Jeruzalem en Rome (2012) van de historicus Fik Meijer, Paulus en de rest (2010) van de theoloog Bert Jan Lietaert Peerbolte en Het uitschot en de geest: Paulus onder filosofen (2018) van de filosoof Gert-Jan van der Heiden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.