Joodse literatuur (5): wat te lezen?

Byzantijns kistje met bijbelse scènes

Ik heb u in vier blogjes, te beginnen hier, een chronologisch overzicht van de joodse literatuur geboden. Ik vermoed dat de meeste lezers van deze blog daaraan genoeg hebben, maar wie weet is er iemand die nu besluit zich er eens in te verdiepen.

Dat kan. Sterker, deze reeks was bedoeld als handreiking aan mensen die meenden dat ze toch die Bijbel eens moesten lezen. Ik weet dat er veel mensen zijn die vinden dat ze toch eigenlijk eens zouden moeten doen. Het is immers belangrijk erfgoed. En die mensen beginnen dan voorin de Bijbel, bij Genesis, en haken allemaal af halverwege Exodus, want die wet- en regelgeving is nu eenmaal onverdraaglijk saai. Dat is jammer, voor de lezer én voor de joodse literatuur, die allebei beter verdienen. Een betere aanpak is

Lees verder “Joodse literatuur (5): wat te lezen?”

Joodse literatuur (4): de Romeinse tijd

Nogal wat Joodse literatuur gaat over de cultus in de tempel in Jeruzalem (Israel Museum, Jeruzalem)

Het vierde deel van dit chronologisch overzicht van de joodse literatuur (waarvan het eerste deel hier was te lezen), is eigenlijk ook het lastigste. Al vóór de komst van de Romeinen in 63 v.Chr. was het jodendom versnipperd geraakt. Er waren verschillende canons van religieuze literatuur, waarin recente innovaties zijn gedocumenteerd als messianisme en apocalyptiek. Na de regering van koning Herodes (40-5/4 v.Chr.) meende menigeen dat de tijd was aangebroken waarop de messias Israël zou herstellen. Tot de kandidaten behoorde ook Jezus van Nazaret, de stichter van een nieuwe joodse stroming.

De verwoesting van de tempel in 70 na Chr. betekende het einde van het pluriforme Tempeljodendom. Hierop volgde de harde incassering van de Fiscus Judaicus. Het jodendom viel door deze gebeurtenissen uiteen in twee groeperingen: enerzijds diverse groepen die meenden dat het aloude jodendom zijn voleinding had bereikt met Jezus van Nazaret en die zijn terugkeer verwachtten, anderzijds de groepen die het onderricht in de Wet centraal stelden en werkten aan de voltooiing daarvan. Beide groeperingen, die we nu kennen als christendom en rabbijns jodendom, wortelen dus in het Tempeljodendom.

Lees verder “Joodse literatuur (4): de Romeinse tijd”

Joodse literatuur (3): hellenisme

Blad uit het Leidse Makkabeeënhandschrift

Dit is het derde deel van een chronologisch overzicht van de joodse literatuur, waarvan het eerste deel hier was. Een beredeneerd overzicht vindt u daar. Ik eindigde het tweede deel met de komst van Alexander de Grote. In de hierop volgende hellenistische periode ondervond het jodendom Griekse invloeden, waar het zich ook tegen afzette.

Vanaf deze periode is de joodse religieuze literatuur niet dezelfde als die van wat tegenwoordig geldt als de Bijbel. De diverse stromingen in het toenmalige jodendom erkenden verschillende teksten als geïnspireerd. Pas in de tweede eeuw na Chr. begon de huidige canon van de joodse Bijbel te domineren.

Lees verder “Joodse literatuur (3): hellenisme”

Joodse literatuur (2): Na de ballingschap

Dit kleitablet in het Pergamonmuseum (Berlijn) documenteert hoe de Judese koning Jojachin in Babylonië in ballingschap was.

Dit is het tweede deel van een chronologisch overzicht van de joodse literatuur, waarvan het eerste deel hier was. Een beredeneerd overzicht vindt u daar. In de nu beschreven periode, die begint in 587 v.Chr., vinden we de joodse schrijvers in Babylonië, waar een belangrijke redactie van de Wet van Mozes heeft plaatsgevonden. Die heb ik, wegens de enorme complexiteit, buiten deze tabel gehouden. In 539 onderwierp koning Cyrus van Perzië de Babyloniërs en keerden de joden terug uit hun Babylonische Ballingschap.

Deze terugkeer wordt meestal geplaatst in de jaren na 539, maar er is wel enige twijfel. Het nederzettingenpatroon in het land van Israël veranderde pas in het tweede kwart van de vijfde eeuw v.Chr. en de geslachtslijsten in Kronieken suggereren ook een latere terugkeer. (Als de joden meteen zijn teruggekeerd, zijn de generaties tussen 587 en 539 namelijk wel erg kort en die na 539 wel erg lang.) Deze kwestie is belangrijk, omdat een langer verblijf in het oosten meer gelegenheid laat voor de beïnvloeding die er evident is. Teksten als Kronieken documenteren een van oorsprong Perzisch dualisme. Satan maakt zijn opwachting.

Lees verder “Joodse literatuur (2): Na de ballingschap”

Joodse literatuur (1): het begin

Koning Jehu van Israël onderwerpt zich aan Salmanasser van Assyrië (British Museum, Londen)

Een chronologisch overzicht van de joodse literatuur, ik heb het daar wel vaker over gehad, en u vindt hier al een beredeneerd verhaal. Het kan echter ook in meer detail en met verwijzingen naar andere teksten. Hieronder is zo’n overzicht, en later vandaag heb ik een heus leesrooster. Maar eerst enkele aantekeningen.

Eén, ik heb de Wet van Mozes (de Tora, de Pentateuch, de eerste vijf boeken van de Bijbel…) buiten beschouwing gelaten. Daarover bestaat eindeloos veel discussie. Er zijn geleerden die de eindredactie pas in de derde eeuw v.Chr. plaatsen. De kern van Deuteronomium (de hoofdstukken 12-22 en 26) is echter rond 620 v.Chr. geschreven.

Twee, sowieso zijn alle pogingen omstreden om de joodse literatuur te dateren.

Lees verder “Joodse literatuur (1): het begin”

Joodse literatuur (epiloog)

De Mishnah

[Dit is het laatste stukje over de bronnen van mijn komende boek Israël verdeeld; het eerste is hier.]

In 70 na Chr. werd de tempel verwoest, waarmee de Joodse godsdienst werd beroofd van een van zijn twee traditionele zwaartepunten. Verschillende teksten, zoals 4 Ezra, 2 Baruch, 2 Henoch en JosephusJoodse Oorlog, dienden om in het reine te komen met deze catastrofe. Het andere zwaartepunt van de Joodse religie, het lezen van en discussiëren over de heilige schrift, werd echter niet wezenlijk aangetast door de ondergang van Jeruzalem. In de loop van de tweede eeuw legden rabbi’s de mondelinge uitlegtraditie van de farizeeën steeds vaker op schrift vast, een proces dat culmineerde in de optekening van de Mishna: een collectie van drieënzestig traktaten die bewees dat God niet vér van de Joden stond, maar in elk aspect van het dagelijks leven was te vinden. Latere optekeningen van de rabbijnse wijsheid zijn de Tosefta en de Palestijnse en Babylonische Talmoed.

Lees verder “Joodse literatuur (epiloog)”

Joodse literatuur (4)

Pompeius (Louvre, Parijs)

[Dit is het vierde van vijf stukjes over de bronnen van mijn komende boek Israël verdeeld; het eerste is hier.]

In de tussentijd had Alexander de Grote een einde gemaakt aan het Perzische Rijk en was Judea, na een eeuw Ptolemaïsche heerschappij, in handen gekomen van de Seleukiden. Een deel van de Joden zag in de Griekse beschaving een verrijking, zocht naar aansluiting en benutte een Griekse Bijbelvertaling, de Septuaginta. Daarnaast ontstonden filosofisch-getinte teksten als de Wijsheid van Jezus Sirach, geschiedwerken, toneelstukken, gebeden, hymnen, biografieën, briefliteratuur en roman. Ook Joodse groeperingen die de Griekse beschaving later zouden afwijzen, hebben er elementen aan ontleend: zelfs de sektariërs wier opvattingen zijn gedocumenteerd in de Dode Zee-rollen, aanvaardden dat de mens een ziel zou hebben.

Lees verder “Joodse literatuur (4)”

Joodse literatuur (3)

Jona en de grote vis (Sarcofaag, Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

[Dit is het derde van vijf stukjes over de bronnen van mijn komende boek Israël verdeeld; het eerste is hier.]

De Perzische tijd, van 539 tot 332 v.Chr., zag grote veranderingen binnen de Joodse godsdienst. Het exclusivisme van de Verbondstheologie, waarin één uitverkoren volk op één plaats één God diende, werd bijgesteld. Hoewel de tempelcultus inmiddels was hersteld, bevatten de tijdens de Perzische heerschappij geschreven slothoofdstukken van Jesaja opnieuw beschrijvingen van een nieuw Jeruzalem, waarin de tempel het gebedshuis van alle volken zou zijn. Opnieuw is er het idee van een vernieuwde wereld, waarin in feite de paradijstoestand zal worden hersteld.

Lees verder “Joodse literatuur (3)”

Joodse literatuur (2)

De belegering van Lachis. Tekening van een reliëf uit Nineve, nu in het British Museum.

[Dit is het tweede van vijf stukjes over de bronnen van mijn komende boek Israël verdeeld; in het eerste, hier, vertelde ik dat de uitleg in principe een cyclisch proces is.]

Cyclische processen zijn alles wat we hebben en het gevaar van cirkelredeneringen is levensgroot. Teksten worden – als er geen verwijzingen zijn naar contemporaine gebeurtenissen – vaak gedateerd aan de hand van de inhoud, die al dan niet overeenstemt met opvattingen die op een bepaald moment gangbaar waren, maar tegelijk is de veronderstelde geschiedenis van de antieke ideeën voor een groot deel gebaseerd op diezelfde teksten. De totstandkoming van de vijf boeken van de Wet is een onontwarbare puzzel: het staat vast dat er oeroude delen in zitten – de hogepriesterlijke zegen is aangetroffen op een zilveren amulet uit de zevende eeuw v.Chr. – maar het lijkt er ook op dat nog in de vijfde eeuw v.Chr. delen zijn toegevoegd.

Lees verder “Joodse literatuur (2)”

Joodse literatuur

Een van de snippers van “Enige werken der Wet” (Wikimedia Commons)

Het is onmogelijk een inschatting te maken van de mentale afstand die ons scheidt van de Joodse wereld aan het begin van onze jaartelling. De evangeliën documenteren de rafelrand van de antieke samenleving en gaan over de opvattingen van marginale mensen als vissers, hoeren en timmerlieden. Ze waren arm, wisten wat honger was en hadden de middelen niet om zich te laten scholen. Is dit voor ons, levend in de welvarendste samenleving uit de menselijke geschiedenis, al moeilijk voor te stellen, nog moeilijker te begrijpen is wat het met mensen doet rechteloos te zijn. Dat moet voor het overgrote deel van de bevolking van de oude wereld echter de dagelijkse realiteit zijn geweest.

Andere Joodse teksten waren geschreven door geleerden die heel erg vertrouwd waren met de toenmalige religieuze teksten. De Dode Zee-rollen hangen van allusies aan elkaar en als in de Mishna (een grote optekening van rabbijnse wijsheid uit de late tweede eeuw na Chr.) een versregel wordt aangehaald, kan de samensteller volstaan met de eerste woorden. Wij bezitten deze vertrouwdheid ten enenmale niet en veel teksten blijven daarom onbegrijpelijk. Zelfs commentaren, die toch bedoeld zijn geweest om teksten uit te leggen, veronderstellen meer bekend dan ze verhelderen. (De auteur van het beroemde Commentaar op Habakuk hoefde bijvoorbeeld niet uit te leggen wie de Leraar der Gerechtigheid was, want dat was mondeling al doorgegeven.) Wat we in de teksten van de Joodse schriftgeleerden zien, is maar een deel van de informatie die circuleerde. Dit werd al in de Oudheid als probleem ervaren en in elk geval Q en de Mishna zijn bedoeld geweest om mondelinge tradities te bewaren.

Lees verder “Joodse literatuur”