De Donau

De bovenloop van de Donau bij Kelheim

Ik heb al geblogd over de Aoos, Elbe, Eufraat, Rijn en Tigris, dus laten we het nu eens hebben over de Donau. De Romeinen noemden de hele stroom Danubius, de Grieken gebruikten die naam alleen voor het westelijke deel. De benedenloop kenden ze als Ister. De mooie blauwe rivier ontspringt in het Zwarte Woud en mondt uit in de Zwarte Zee. Met een lengte van ongeveer 2860 kilometer is de rivier ongeveer even lang las de Eufraat. In Europa is alleen de Wolga langer. De antieke auteurs meenden dat, afgezien van de halflegendarische rivieren van India, alleen de Nijl groter was dan de Donau.

Onder de vele zijrivieren van de Donau – Plinius de Oudere kende er niet minder dan zestig – zijn de Iller, de Lech, de Altmühl, de Naab, de Regen, de Isar, de Ilz, de Inn, de Traun, de Enns, de Morava, de Leitha, de Rába, de Váh, de Drava, de Tisza, de Sava, de Olt, de Siret en de Prut. Dat is nogal wat, maar de rivier is dus lang en stroomt door Duitsland, Oostenrijk, Slowakije, Hongarije, Kroatië, Servië, Roemenië, Bulgarije en schampt zelfs even aan Moldavië en Oekraïne.

Lees verder “De Donau”

Skiënde Finnen

Ski’s (Volkenkundig museum, Leiden)

Het is de Week van de Klassieken en vandaag neem ik u mee naar de uiterste rand van de klassieken: naar Prokopios, een Grieks-schrijvende auteur uit de zesde eeuw na Chr. Je kunt hem aanduiden als een laatantieke historicus maar ook als een vroegmiddeleeuws schrijver. Hij publiceerde diverse boeken over Justinianus, de keizer die probeerde het Romeinse Rijk te herstellen en dat project zag mislukken. Hij was ook iemand op de rand van Oudheid en Middeleeuwen. Prokopios vermeldt bovendien een volk op de geografische rand van de klassieke wereld: de Finnen.

De Finnen

Hij was niet de eerste. Al in de eerste eeuw kende de Romeinse geschiedschrijver Tacitus de Fenni en in de tweede eeuw vermeldt Ptolemaios de Fennoi. De relatie met de huidige Finnen is omstreden en laat ik verder buiten beschouwing.

In zijn Geschiedenis van de Gotische Oorlog 2.15 beschrijft Prokopios Thule, een spreekwoordelijk ver naar het noorden gelegen gebied. De Griek Pytheas had er al eens over geschreven. Hij lijkt IJsland te hebben bedoeld; de Romeinen identificeerden het met de eilanden ten noorden van Shetland. Prokopios denkt aan Scandinavië en weet bijvoorbeeld dat de zon er in de zomer nooit ondergaat en in de winter nooit schijnt.

Lees verder “Skiënde Finnen”

Byzantijnse krabbel (7): Walvis

Walvis op een gevelsteen (Elleboogsteeg 12, Amsterdam)

Nee, dat dit Byzantijnse krabbel numero zeven is, wil niet zeggen dat u er zes hebt gemist. De waarheid is dat ik een klein dozijn in de pen heb om later te publiceren, maar dat één ervan ineens actueel is, zodat ik die nu naar voren haal. Het is een geweldige anekdote uit de Geschiedenis van de oorlogen van Prokopios, een zesde-eeuwse hoveling uit de tijd van keizer Justinianus (r.527-565).

In die tijd werd de walvis (κῆτος) gevangen die de inwoners van Constantinopel Porfyrios noemden. Het dier had Byzantium en omliggende steden zo’n vijftig jaar lastig gevallen, hoewel niet aan een stuk. Soms was het er voor enige tijd niet, maar op andere momenten bracht het schepen tot zinken en joeg het de opvarenden van andere schepen zoveel schrik aan dat ze lange omwegen maakten. Het was daarom een punt van aandacht voor keizer Justinianus om het dier te vangen.

Lees verder “Byzantijnse krabbel (7): Walvis”

Klassieke literatuur (5d): geschiedschrijving

Kleio, de muze van de geschiedschrijving (Archeologisch museum van Sousse)

[Bij mijn mail zat onlangs de vraag welke klassieke teksten en vertalingen ik mensen zou aanraden. In deze onregelmatig verschijnende reeks zal ik een persoonlijk antwoord geven, waarbij leesplezier voorop staat. Wie zich werkelijk in de klassieke letteren wil verdiepen, kan het beste aan een universiteit aanschuiven bij een collegereeks. Voor de Latijnse literatuur kun je verder Piet Gerbrandy’s Het feest van Saturnus lezen, maar voor de Griekse en christelijke literatuur bestaat zo’n boek niet.]

Na stukjes over Herodotos en Thoukydides, de hellenistische en republikeinse geschiedschrijving en enkele auteurs van de vroege keizertijd, komen we nu bij de Late Oudheid.

De christenen namen het genre van de geschiedschrijving over. Net als de joodse auteurs van de boeken der Makkabeeën en Flavius Josephus hadden ze de gewoonte om in hun verslagen oudere documenten te citeren om zo de betrouwbaarheid van hun verhaal te bewijzen. Dat geeft aan zulke teksten een heel eigen karakter, maar roept wel de vraag op hoe betrouwbaar de citaten zijn. Omdat we de originelen soms kennen mogen we concluderen dat de christelijke auteurs de kluit niet belazerden, maar we hebben soms wel de indruk dat ze wat al te goedgelovig zijn geweest. In elk geval is Eusebios’ Kerkgeschiedenis boeiende lectuur: schrijvend nadat het christendom werd toegestaan maar voordat het zijn dogmatieke eenheid had gevonden, biedt hij rijke documentatie over de eerste eeuwen van het christendom. Er is een Nederlandse vertaling van Chr. Fahner, die ik niet heb gelezen.

Lees verder “Klassieke literatuur (5d): geschiedschrijving”