Kleopatra en Caesar: scène uit de speelfilm Cleopatra (1963)
Als ik u zeg dat het was in de maand phamenoth in het vijfde regeringsjaar van koningin Kleopatra VII Filopator, en als ik dat omreken naar maart 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Kleopatra en Caesar
We hebben geen idee. Hij is zoek. Op 27 maart, onze 6 februari, was hij in Alexandrië en op 28 juni, onze 17 april, neemt hij daar afscheid. Waar hij in de tussenliggende tijd was, is onbekend. Er is wel beweerd dat hij met Kleopatra een cruise maakte over de Nijl, maar daarvoor is geen bewijs. Het is meer Hollywood (zie boven) dan feit.
Van de andere kant: sinds het oversteken van de Rubico waren zevenentwintig maanden verstreken, maanden waarin hij voortdurend op reis was geweest en had moeten vechten. Voor Kleopatra gold hetzelfde: haar troonsbestijging, die gewoon in overeenstemming was met het testament van haar vader, was vier jaar lang onzeker geweest. Ze had vaak in levensgevaar verkeerd. Ze was zwanger. Als er ooit bewijs komt voor een vakantie in de maanden waarin zeevaart sowieso moeilijk was, zal niemand ervan opkijken. Wie weet duikt nog eens een tekst op over een bezoek aan de piramiden of de Memnonkolossen, die voor Romeinse bezoekers onweerstaanbaar waren.
Rotstekeningen als deze, met een ruiter met een kudde, documenteren Arabisch nomadisme en migratie (Wadi Rum).
Het verhaal van de Arabische migraties is steeds hetzelfde: een groep nomaden trekt van het zuiden van het Arabische Schiereiland langs de Wierookroute naar het noordwesten en vestigt zich in de Levant. Wellicht kent u de Midjanieten die (volgens het Bijbelboek Richteren) de tegenstanders waren van Gideon. Die verjoeg ze. Latere migraties waren succesvoller. De Nabateeërs vestigden zich rond Petra en verdreven de Edomieten naar de randen van de Negevwoestijn. De Itureeërs vonden nieuwe woonplaatsen in de Bekaavallei. In de Late Oudheid kwam uit Jemen een stam aan die zich in Syrië bekeerde tot het christendom en nog steeds bestaat in de vorm van de Libanese maronieten.
Migratie volgde op migratie. Een beetje voorspelbaar. Ook de verhalen zijn vaak hetzelfde. Steeds is er een natuurramp in Jemen waardoor steeds mensen op drift raken. Die verlaten dan steeds het Arabische Schiereiland op zoek naar een beter woongebied. Het is een standaardverhaal, een sjabloon. Wat de vraag oproept wat er feitelijk waar is.
De Fransman Alphonse de Lamartine (1790-1869) was zo iemand die in alles was geïnteresseerd en alles probeerde. Hij was soldaat, hij was dichter, hij was oriëntalist, hij was reiziger, hij was abolitionist, hij was historicus, hij was diplomaat en hij was ook nog een van de leiders van de burgerlijke revolutie van 1848. In juli 1832 verliet hij Frankrijk voor een reis naar het Heilig Land, waarvandaan hij pas in september 1833 zou terugkeren. Onderweg trok hij door het Ottomaanse Rijk, waar hij zich aandiende bij Bashir Shihab II, de heerser van het emiraat Libanon.
Die was in deze jaren bezig zijn paleis in Beit ed-Din te bouwen. Ik blogde al eens over dat paleis. Het bestaat uit drie delen:
een zeer rijk gedecoreerd woongedeelte, waar Bashir ook recht sprak;
een iets minder rijk gedecoreerd deel voor staatszaken met ontvangstzalen voor voorname en minder voorname gasten;
en – op dat moment in aanbouw – een algemeen voorhof waar iedere gast enkele dagen kon blijven.
Deel van een joodse sarcofaag met theatermaskers, die in een andere context zouden zijn uitgelegd als verwijzing naar de cultus van Dionysos. Deze god werd door menigeen echter aangezien voor de god der joden. (Nationaal museum, Rome)
De Nederlandse wet definieert universiteiten als instellingen die informatie overdragen aan de samenleving. Er staat niet dat ze informatie mogen verkopen of overdragen aan een commerciële uitgever. Omdat dat te vaak de praktijk is, ben ik altijd blij als een academicus zijn inzichten gewoon deelt. Zoals Leonard Rutgers in zijn uitstekende boek Israël aan de Tiber. Rutgers bestudeert de joodse catacomben in Rome en stelde bijvoorbeeld vast dat die ouder zijn dan eerdere onderzoekers vermoedden.
Zoals gezegd: een uitstekend boek. Goed opgebouwd, vlot verteld, functioneel geïllustreerd. Een handvol persoonlijke anekdotes, maar niet teveel. Geen pseudogeleerde verwijzingen naar ontoegankelijke hyperspecialistische literatuur. Wel een heldere rode draad: dat de joden in Rome volledig geïntegreerd waren in de stedelijke samenleving.
Ik verblijf deze week in het buitenland (voor antropologisch veldonderzoek naar West-Aziatische wetenschapsbloggebruiken) maar ik wil u het onderstaande niet onthouden. Sinds de opening van de tentoonstelling ‘Byblos. ’s Werelds oudste havenstad‘ in afgelopen oktober kwamen al meer dan 100.000 bezoekers naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Zoals de vaste lezers van deze blog weten, gaat de expositie over de archeologie van de aloude Libanese havenstad.
100.000 bezoekers: dat is niet alleen maar een succes voor het museum of leuk voor 100.000 bezoekers. In een tijd waarin cultuur zienderogen verschraalt tot kunst, zoals literatuur verarmt tot fictie, is het fijn dat juist deze tentoonstelling het goed doet. Een tentoonstelling waar niet alleen mooie stukken te zien zijn, maar die ook en vooral een archeologisch verhaal vertelt. Dit is cultuur zoals het is bedoeld: mooi maar vooral intellectueel prikkelend.
Mot, de antiheld uit het Fenicische scheppingsverhaal (relief uit Ugarit; Archeologisch museum van Aleppo).
U heeft nog ongeveer een week om naar de Byblos-tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden te gaan. Misschien is het leuk nog één keer over Byblos te bloggen en daarvoor neem ik nog een citaat uit de Fenicische Geschiedenis van Filon van Byblos. De expositie legt de nadruk vooral op de Bronstijd, wat een perfect te verantwoorden keuze is, maar bij elke keuze vallen dingen overboord. Zoals de aanwijzingen die we hebben voor de godenverhalen die circuleerden.
Aanwijzingen. Méér is het niet. Over Filon heb ik al verteld dat hij een Griekstalige Romein was die schreef over het oude Fenicië. Zijn geschiedwerk bevatte euhemeristische delen, dat wil zeggen dat Filon – op gezag van een eerdere auteur Sanchouniathon? – de goden presenteerde als verdienstelijke stervelingen. Dit is een hellenistische interpretatie van de aloude mythen, maar dat laat onverlet dat die mythen dus wel ouder zijn en kunnen teruggaan op de IJzer- of Bronstijd.
Een muilezel in Kyrene. Het dier wilde met me spelen. Ik overleefde de aanval.
Over de voor-islamitische Arabieren is de laatste jaren veel meer bekend geworden. Eén reden is de publicatie van tienduizenden inscripties op het Arabische Schiereiland. Wim Raven schreef er eerder over:
In de handen van specialisten zijn al die inscripties goud waard. Hele nieuwe talen worden er ontdekt (bijv. Safaïtisch), reeds bekende talen worden bekender, de ontwikkeling van diverse alfabetten is te volgen, handelsroutes en de verbreiding van stammen en staatjes over het schiereiland worden zichtbaar. Het is niet overdreven te zeggen dat de oude geschiedenis van Arabië door die inscripties geheel moet worden herschreven, inclusief het ontstaan van de islam.
Waanzinnig leuk natuurlijk maar vooral: de nieuwe kennis blijkt op allerlei onverwachte punten van pas te komen. Neem mijn reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Crisis in Syrië
Later dit jaar zal ik vertellen over Caesars verblijf in Syrië, waar hij zijn achterneef en vertrouweling Sextus Julius Caesar als gouverneur achterliet. Met een paar legioenen moest hij de Eufraatgrens verdedigen tegen de Parthen, die sinds de slag bij Carrhae (53 v.Chr.) gevaarlijk waren. Hij lijkt te laat in de gaten te hebben gekregen dat het eigenlijke gevaar thuis dreigde. Na Caesars nederlaag bij Ruspina – waarover we het nog zullen hebben – kwam een zekere Quintus Caecilius Bassus in opstand. Nadat deze Romeinse officier Sextus Julius Caesar had uitgeschakeld, benoemde hij zichzelf tot gouverneur.
Uiteraard stuurde Caesar troepen om orde op zaken te stellen. De commandant heette Gaius Antistius Vetus. Hij had de rebel al opgesloten in de citadel van Apameia en ontving bovendien versterkingen, toen een zekere Alchaudonios arriveerde. Deze Arabische leider had eerder samengewerkt met de Romeinse generaal Lucullus (69 v.Chr.), had zich ten tijde van de slag bij Carrhae aangesloten bij de Parthen en bood nu zijn steun aan aan de meestbiedende. Dat was de rebel en in het volgende gevecht behaalde Alchaudonios de overwinning. De provincie zou nog jaren in handen blijven van de opstandeling.
Alchaudonios
Over dit alles later meer. Wat mij boeide, was de naam Alchaudonios: evident de Griekse weergave van een Arabische naam. Wellicht een titel, want de eerste lettergreep betekent gewoon “de”. Kon het gaan om een Al-Khadun of zoiets? En zo ja, wat betekent dat dan?
Ik legde de vraag voor aan de Leidse onderzoeker Marijn van Putten. Hij weet alles over het vroegste Arabisch. (Op deze blog kwam zijn onderzoek naar de overlevering en de taal van de Koran al eens aan de orde.) Van Putten moest er even over puzzelen en raadpleegde Ahmad Al-Jallad, die vroeger werkte in Groningen maar nu in Ohio. Samen kwamen ze tot een oplossing.
In het dertiende-eeuwse woordenboek Lisān al-ʿArab van Ibn Manẓūr is het woord al-Kawdanī opgenomen. Ibn Manẓūr vertaalt als “een halfbloed pakpaard” en voegt toe dat men ook wel zegt dat het een muilezel is. Het leuke is nu dat de kortere vorm <kdn>tevens bekend is uit het Safaïtisch. Dat werd geschreven in wat we nu Jordanië en zuidelijk Syrië noemen.
Conclusies
Conclusie één: de Arabische tegenstander van Caesars leger heette Het Muildier. Dat klinkt ons in de oren alsof het slechts een lastdier is, maar muildieren zijn opvallend sterk, dus het is vrijwel zeker een trotse eretitel geweest. En misschien is het wel een verwijzing naar een gemengde afkomst.
Conclusie twee: Alchaudonios ofwel Al-Kawdan kwam wellicht uit het Safaïtische gebied, dus ten zuiden van Apameia. Dat maakt zijn eerdere samenwerking met Lucullus, wiens strijdtoneel zich bevond in het oosten van het huidige Turkije, ronduit opmerkelijk. Al-Kawdan was niet zomaar het hoofd van een stam, maar was een grote regionale speler. Dankzij de ontdekking van het Safaïtisch winnen we nu aan inzicht in de Romeinse geschiedenis.
Cato de Jongere deelde borden als deze uit aan potentiële kiezers. Wie het eten op had, las op wie hij moest stemmen. (Museo nazionale delle terme, Rome)
Als ik u zeg dat het was in het voorjaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius enkele maanden later als consuls hun naam zouden geven, en als ik die vage datering voor u omreken naar eind februari 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u: het is tijd voor een blogje in een vandaag inaccuraat “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” genoemde reeks. Inaccuraat, want we gaan het hebben over Cato de Jongere.
Cato de Jongere
Marcus Porcius Cato, een afstammeling van de Cato die anderhalve eeuw eerder had gepleit voor het behoud van traditionele waarden, was een conservatieve senator. Anders dan zijn voorvader, die weinig moest hebben van de Griekse filosofie, was de jongere geïnteresseerd in de Stoa. Hij leefde dan ook opzichtig sober, zoals een wijsgeer betaamde. Als magistraat zou hij onkreukbaar zijn geweest: hij trachtte de belastingdienst te saneren, liet valse documenten verwijderen uit de staatsarchieven en probeerde al vroeg de opkomst van de populaire Caesar te beletten. Hoewel Cato begreep dat hervorming van het republikeinse staatsbestel noodzakelijk was, bleef hij een conservatieve verdediger van de belangen van de Senaat.
Gnostische hanger uit Byblos; afgebeeld is de leeuwenkop-slang Yaldabaoth, de kwade demiurg die zielen opsloot in de materie (Nationaal museum, Beiroet).
Egypte is een “geschenk van de Nijl” maar dat wil niet zeggen dat het leven van de Egyptische landsman genoeglijk heen rolt. Wat de grote stroom ook brengt, geen zout, terwijl dat wel nuttig is. Zo kwam het dat op een ochtend in december 1945 twee boeren uit het Midden-Egyptische stadje Nag Hammadi, Mohammed en Khalifa Ali, op weg gingen naar de hellingen van de berg Jabal al-Tarif.
Tijdens hun rit bespraken ze de dood van hun vader, in de zomer. Hij had irrigatiewerken bewaakt bij de stad Nag Hammadi en op een nacht een stroper doodgeschoten, maar was daarna zelf vermoord. De familie wist niet wie dat gedaan kon hebben, en omdat ook de politie weinig kon doen, had ze het gevoel dat de plicht tot bloedwraak nog op haar rustte.
Masker uit de Straubinger Römerschatz (Gäubodenmuseum, Straubing)
De bruine borden “Straubing Römer” voerden even weg van de Duitse A3, naar Straubing, een stadje in Beieren met ruim 45.000 inwoners. Eind veertiende, begin vijftiende eeuw vormde het zowaar een personele unie met de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen. Verder is het de geboorteplaats van schlagerzanger Rex Gildo. Maar mij ging het om het Gäubodenmuseum en zijn Romeinse schat met onder meer zeven Romeinse gezichtsmaskers.
Castellum
Al in de zestiende eeuw bestond het idee dat op deze plek aan de Donau een Romeins castellum had gestaan. Pas eind negentiende eeuw vonden de eerste opgravingen plaats, uitgevoerd door lokale amateurhistorici- en archeologen. Vanaf 1978 is het onderzoek in handen van de archeologische dienst van Straubing.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.