Oude olijfbomen

Laërtes’ olijfboom

Drie jaar geleden was ik in Souk Ahras, een klein Algerijns stadje dat ooit Thagaste heette en dat de geboorteplaats is van Augustinus. Er zijn geen opvallende resten uit de Romeinse tijd, maar achter het gemeentehuis toont men een olijfboom die, zo vertelt men, eeuwenoud is. Ik blogde er destijds over – lees maar – en schreef toen dat de christelijke veelschrijver de boom minimaal zou kunnen hebben gezien.

Het is niet de enige oeroude olijfboom. Het exemplaar hierboven staat op Ithaka en men vertelt ter plekke dat de vader van Odysseus, Laërtes, er weleens ging zitten als hij het gedonder in het paleis zat was. In Athene wijzen ze Plato’s olijfboom aan. In Libanon staan bij Bcheale zestien bomen die zouden zijn ontstaan toen Noach het olijftakje zou hebben geënt dat de duif hem na de Zondvloed had gebracht. Op de Olijfberg in Jeruzalem tonen ze u de bomen waaronder Jezus zou hebben gebeden voordat Judas hem kwam verraden.

Lees verder “Oude olijfbomen”

Geliefd boek: Lost Species

Wat me fascineert aan natuurhistorische musea zijn niet de geraamtes van dinosaurussen of de opgezette dieren, maar iets anders. Aan die musea zijn namelijk ook onderzoekscentra verbonden met omvangrijke collecties van dieren en planten. Grote natuurhistorische musea in Berlijn, Londen of Leiden, maar ook in de Verenigde Staten, bezitten tientallen miljoenen exemplaren. Insecten zijn in de meerderheid. Christopher Kemps The Lost species. Great Expeditions in the Collections of Natural History Museums (2017) is een loflied op het verzamelen en bewaren van dieren- en plantensoorten, en op de wetenschappers die ze bestuderen.

Taxonomie

Big data zijn nodig om bij een diersoort variaties en ondersoorten te kunnen opsporen. Het principe is eigenlijk hetzelfde als bij teksten op kleitabletten. Hoe meer teksten, des te beter. Ook als sommige teksten tientallen keren zouden voorkomen. Alleen dan zijn er vergelijkenderwijs variaties in stijl en spelling te ontdekken.

Lees verder “Geliefd boek: Lost Species”

Stel, je bent een virus

Vergeet de vondst van een katapultpijlpunt in Utrecht, vergeet het valse gewicht uit Jeruzalem (dat bij nader inzien toch niet was wat ze dachten), vergeet geospatiale analyse, denk zelfs niet aan de DNA-revolutie. Het echte archeologienieuws momenteel is dat iedereen op de set van de nieuwe Indiana Jones-film ziek is door het norovirus. Dat is een vervelende kwaal die ellendige voedselvergiftigingen veroorzaakt. “Elk jaar laat het zo’n tweehonderdduizend mensen zich letterlijk doodschijten”, schrijft Bart Braun in Stel, je bent een virus.

Ik ga dat boek niet recenseren. Enerzijds omdat Braun en ik elkaar weleens hebben ontmoet en anderzijds omdat ik weinig weet van virussen. Dan moet je geen inhoudelijk oordeel geven over biologieboeken. Wat ik weer wél kan zeggen is dat Braun in minder dan 100 pagina’s een stortvloed aan informatie over de lezer uitstort. Stel, je bent een virus bezwijkt daar gelukkig niet onder. Braun wisselt de eigenlijke informatie af met leuke weetjes en grappige terzijdes, waardoor hij de aandacht vasthoudt. Ik herkende er zijn branie in. Le style c’est l’homme même, om zelf ook eens een bioloog te citeren.

Lees verder “Stel, je bent een virus”

Geliefd boek: The Voyage of the Beagle

Charles Darwin (Natural History Museum, Londen)

De belangrijkste wetenschappelijk reis van de negentiende eeuw was misschien wel de vijfjarige tocht die Charles Darwin maakte aan boord van het zeilschip de Beagle. Darwin was pas 22 jaar oud toen het schip eind 1831 uit Engeland vertrok. Hij was een enorme geluksvogel dat hij deze reis op dat tijdstip kon maken. Zo waren er net nieuwe geologische inzichten gepubliceerd die hem hielpen bij zijn eigen waarnemingen. Was hij tien jaar later geweest dan zou waarschijnlijk iemand anders zijn ontdekkingen hebben gedaan. Wetenschappelijk succes berust soms op geluk en toeval.

Tijdens de wereldreis van de Beagle bracht hij overigens de meeste tijd op het vasteland door, vooral in Zuid-Amerika. Hij werkte hard en was voortdurend op expeditie, altijd bezig planten en dieren te verzamelen. In 1839 publiceerde Darwin met groot succes zijn reisverslag The Voyage of the Beagle. Het is een innemend boek, geschreven door een intelligente, goed observerende jongeman maar nog zonder vastomlijnde toekomstplannen.

Lees verder “Geliefd boek: The Voyage of the Beagle”

Misverstand: Een- en tweebulters

Reliëf uit Jemen van een vrouw en een man, beide gezeten op een dromedaris, die elkaar ontmoeten bij een bron (Istanbul, Archeologische Musea)

Misverstand:  In het Nabije Oosten leefden kamelen

Mel Gibson wilde zó graag een realistische film maken over de dood van Jezus van Nazareth dat hij de acteurs dwong Aramees en Latijn te spreken. Of The Passion of the Christ daarmee een betere film werd, staat te bezien. Het Aramees klonk althans niet alsof de spelers begrepen wat ze zeiden. Maar eerlijk is eerlijk, er zijn films gemaakt met minder aandacht voor historische details. Jammer alleen dat Gibson niet ook het advies inwon van een bioloog, want dan zou de kijker niet die kameel hebben hoeven zien die in een scène pontificaal door Jeruzalem beent.

Lees verder “Misverstand: Een- en tweebulters”

Mest en stront

Even een vies praatje over mest en stront. We hebben het over hondenstront, kattenstront en varkensstront. Maar we hebben het over paardenmest, kamelenmest, kippenmest, koeienmest en olifantenmest.

In een gesprek zaterdag attendeerde iemand erop dat stront smeriger ruikt en dat dit komt doordat het gaat om vleeseters. De uitwerpselen van planteneters zijn niet werkelijk welriekend maar een stuk beter te verdragen.

Lees verder “Mest en stront”

Romeinse kamelen

Trajanus en een kameel (© VCoins)

In 161 vielen de Parthen, de bewoners van het antieke Irak en Iran, onverwacht het Romeinse Rijk binnen. Minimaal één legioen werd vernietigd maar de Romeinse keizer Lucius Verus en generaal Avidius Cassius stelden orde op zaken. Op de militaire successen volgde een literaire catastrofe. Iedereen die de schrijfkunst machtig was, schreef namelijk een geschiedenisboek. Het ene was nog slechter dan het andere, meent de geestige Grieks-Romeinse schrijver Lucianus, die een heel traktaat over geschiedschrijving wijdde aan de kwakhistorici van zijn tijd. In de vertaling van Gé de Vries:

Ik heb een historicus moeten aanhoren die nota bene de toekomst beschreef, namelijk de gevangenneming van [de Parthische koning] Vologesus … en dan als hoogtepunt de overwinningsparade waar we zo verlangend naar uitzien. Zo, helemaal bezeten van zijn zienerschap, haast hij zich naar het einde van zijn geschrift. … Hij heeft beloofd over de toekomstige gebeurtenissen in India te zullen schrijven en over de tocht om de aarde via de Buitenste Zee. De Inleiding van zijn ‘Veldtocht tegen India’ is al klaar: het Derde Legioen, met Kelten en een kleine afdeling Mauretaniërs, is onder bevel van Cassius al de Indus overgestoken. Hoe het daar allemaal afloopt en hoe ze de aanval van de olifanten zullen opvangen… onze briljante historicus zal het ons binnenkort vertellen in een brief uit Mouziris of het gebied van de Oxydraken.

Lees verder “Romeinse kamelen”

Een kameel voor Van Jole

Dit is geen kameel maar een dromedaris. Pasgeboren dromedarisjes kunnen meteen lopen, zoals deze kleine eenbulter in een karavaanserail in Iran.

Internetjournalist Francesco van Jole twittert vanmorgen dat het ongelooflijk is dat de Bijbel voortdurend kamelen noemt terwijl dat dier nog niet bestond. Hij linkt naar dit artikel en geeft met een emoticon aan dat hij erbij moet lachen, maar een tweet zijnde een tweet kan ik niet bepalen of hij lacht omdat hij verbaasd is, omdat hij het herkent als non-nieuws of omdat hij het wel erg kort door de bocht samenvat.

Voor de goede orde: het dier bestond natuurlijk. Het was alleen nog niet gedomesticeerd. Verder: dat weten we al een kleine eeuw. En de verbazing zou ergens anders om moeten gaan – en betreft een veel serieuzere kwestie. Vandaar deze uitgebreide reactie.

Lees verder “Een kameel voor Van Jole”

Dromedarissen, kamelen en anglicismen

Pasgeboren dromedarisjes kunnen meteen lopen, zoals deze kleine eenbulter in een karavaanserail in Iran.

Effectief schrijven: Aristoteles dacht er al over na en onderscheidde drie zaken waarop je moest letten. Ze zijn nog altijd een makkelijke kapstok voor wie wil leren een overtuigend betoog te schrijven. Zo iemand moet

  • zijn verhaal logisch doen (de argumenten moeten de conclusie schragen);
  • persoonlijk geloofwaardig zijn (Sonja Bakker en Adriaan van Dis moeten niet verontwaardigd doen over plagiaat);
  • het zo brengen dat het publiek uit je hand eet.

Dat laatste houdt bijvoorbeeld in dat je rekening houdt met emoties en verwachtingen die bij het publiek leven. Wie een ander wil overtuigen, doet er meestal niet verstandig aan hem te beledigen. Maar er zijn ook taalkundige verwachtingen die een effectieve schrijver respecteert, bijvoorbeeld bij de woordkeuze. Men mag best zeggen dat “hun” iets hebben gedaan, maar wie het opschrijft, zal een deel van zijn publiek kwijtraken, uit louter ergernis. Irritante, rare en ongebruikelijke woorden dienen, zoals Julius Caesar al opmerkte, te worden vermeden als klippen op zee. Je betoog kan erop stranden.

Lees verder “Dromedarissen, kamelen en anglicismen”