Wie in Beiroet het Nationaal Museum binnenloopt, stapt een vrijwel ideaal museum binnen. Het is een grote hal, waarin prachtige sculptuur zo staat opgesteld dat je er aan alle kanten omheen kunt lopen. Op een bovenverdieping staan de kleine voorwerpen, terwijl in de kelder grafvondsten liggen. De wandschilderingen en textiel die daar zijn te zien, zijn kwetsbaar en vergen speciale belichting en temperaturen. De sculptuurhal loopt aan weerszijden uit op twee zalen. Vanuit de linkerzaal staart de enorme kolos je aan die u hierboven ziet.
Ik herinner me het moment dat ik die voor het eerst zag, in gezelschap van mijn zakenpartner en zijn echtgenote. We stonden echt paf. Ik dacht voor een moment aan Paaseiland. En vervolgens: wat is dit in vredesnaam?!
De filmpjes over Byblos die ik tot nu toe met u deelde, gingen vooral over de Bronstijd. De sarcofaag van Ahirom was weliswaar beschreven met een inscriptie in het Fenicische alfabet, maar dateerde zelf uit de Bronstijd en is gevonden in een diep schachtgraf uit de Bronstijd. Die periode kennen we dus. De jongere perioden niet. Of nauwelijks. Het archeologische probleem is dat hoger gelegen strata – dus uit de IJzertijd en later – deels bij Romeinse verbouwingswerkzaamheden zijn verwijderd en deels zijn geërodeerd. En o ja, de benedenstad van Byblos, ten noorden en oosten van het plateau, is nog volop bebouwd.
En dus zijn er nauwelijks resten uit de IJzertijd en de geschiedenis van Byblos in deze periode is vooral bekend uit Assyrische teksten. Vooruit, de laatantieke auteur Stefanos van Byzantion vermeldt in een goed gedocumenteerd aardrijkskundeboek dat mensen uit Byblos een handelspost hebben gesticht op het Griekse eiland Melos. Archeologisch valt er aan het jongere Byblos echter weinig eer te beleven.
Het graf van Ahirom van Byblos (Nationaal Museum, Beiroet)
De sarcofaag hierboven werd in 1923 ontdekt in een van de Fenicische koningsgraven in de Libanese havenstad Byblos. Om precies te zijn: Graf 5. Ik toonde vorige week een inscriptie die in de schacht is gevonden. De sarcofaag is nu te zien in het Nationaal Museum in Beiroet, maar wie dat te ver vindt, kan een mooie replica zien in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel.
Koning ten troon
De sarcofaag is uit één steen gehouwen en versierd met leeuwenkoppen op de onderste hoeken en de deksel. Aan de korte kanten staan klaagvrouwen. We zien de overledene zitten op een prachtige troon: het is de koning van Byblos, die een defilé van onderdanen ontvangt, dat beide lange zijkanten beslaat.
Wie Byblos bezoekt, zal bovenop de heuvel een paar vreemde vierkante kuilen zien, uitgehakt in de rots. Dit zijn de negen koninklijke graven. De toenmalige bewoners van Jbeil ontdekten de eerste daarvan na een stevige regenbui, waardoor veel aarde was weggeslagen. Dat is dit jaar precies een eeuw geleden. De Franse archeologen deden vervolgens onderzoek en ontdekten nog meer graven. De schachten gaan een meter of tien de grond in en geven daar toegang tot een grafkamer waar een sarcofaag heeft gestaan.
De fantasieloze foto hierboven toont een van de wanden van Graf 5. Met wat geluk herkent u de inscriptie. Als het niet lukt, kijk dan hier. De tekst valt op verschillende manieren te lezen. “Pas op, je dood wacht hier beneden” is voorgesteld, en ook “Pas op, je zult tot je verdriet beneden komen”. In elk geval gaat het om een oeroude inscriptie in het Fenicische alfabet.
De Obeliskentempel is vermoedelijk het bekendste heiligdom van Byblos. Het is, zoals ik al eerder vertelde, de herbouw van de L-vormige tempel, en de herkomst van de naam hoef ik niet uit te leggen. De Obeliskentempel is in de hellenistische of Romeinse tijd herbouwd; in het latere heiligdom zijn sommige van de oeroude obelisken hergebruikt.
Even drie losse opmerkingen, voordat ik het filmpje op u loslaat. Primo, zijn deze kleine obelisken slechte imitaties van Egyptische voorbeelden? Nee. Om te beginnen zijn die supergrote Egyptische obelisken, die nu vaak staan op pleinen in Europa, veelal jonger dan de stenen uit Byblos. Maar het is ook verkeerd om te zeggen dat iets een imitatie is. De mensen in de Levant waren niet dom. Ze namen elementen uit andere culturen over om te laten functioneren binnen hun eigen cultuur. Vergelijk het met cappuccino: geen Italiaan zal op het idee komen die na de ochtend nog te drinken, maar dat wij dat wel doen, wil nog niet zeggen dat wij een slechte imitatie presenteren.
De L-vormige tempel, met links achteraan de Obeliskentempel en rechts achteraan de haven.
Ruim tien jaar geleden bezocht ik Byblos voor de eerste keer. We hadden die ochtend een auto weten te huren – niet makkelijk, op Paaszaterdag – en reden nu noordwaarts. We hadden een wat melige bui en ik grapte dat ik vooral heel nieuwsgierig waarom een “Tempel met obelisken” zo heette. Een reisgenote echode terug “…of welke vorm een L-vormige tempel heeft.” Het is misschien niet het hoogtepunt van humor maar de herinnering is me bijgebleven.
Twee bouwfasen
De L-vormige tempel, tegenover de tempel van de Dame van Byblos gelegen aan het heilige meer, had helemaal geen L-vorm. Het was een gebouwtje met drie cultusplekken op een soort pleintje, met achteraan nog en vierde cultusplek. (Een cella, in jargon.) Er was ook een langgerekt voorhofje. Dat was dat.
Het geheel dateert uit de eerste helft van het derde millennium v.Chr., dus zeg maar de tijd van de Sumerische stadstaten en de piramidenbouwers. Later werd er een klein gebouwtje aan toegevoegd, waar smeden metaal bewerkten. Dat gaf het vierkante complex de vorm die de Franse opgravers ertoe bracht het aan te duiden als de Temple en L.
De Dame van Byblos (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)
Hunter S. Thompson was ooit te ver heen – drugs of alcohol, daar wil ik vanaf zijn – om de reportage die hij moest inleveren, fatsoenlijk af te ronden. Daarom leverde hij toen bij wijze van ooggetuigenverslag zijn aantekeningenbriefjes maar in. Zo ontstond de gonzo-journalistiek. Eigenlijk zou ik de grotendeels onbewerkte, notitieachtige filmpjes die mijn geliefde en ik maakten in Irak en in Byblos, gonzo-filmpjes moeten noemen. De draad van de microfoon komt regelmatig in beeld, de horizon ligt scheef, op de achtergrond gebeurt van alles, er duiken Kruisvaarderskastelen op zonder dat iemand daarom heeft gevraagd. Wij waren niet dronken of stoned. De reden van onze gonzo-filmpjes is dat we een telefoon als camera gebruikten en in het felle licht niet goed konden zien wat we precies filmden.
Dame van Byblos
Nou ja, het gaat om de inhoud. Vandaag de Dame van Byblos ofwel Ba’alat Gubla. De Egyptenaren identificeerden haar lange tijd met hun godin Hathor. Na de IJzertijd lijkt ze gelijkgesteld te zijn aan Astarte. In de hellenistische tijd kwamen identificaties met Afrodite en met de gehelleniseerde Egyptische godin Isis. De Romeinen dachten dan weer aan Venus. De vraag is wel gesteld hoe de bewoners van Byblos hun godin noemden, maar dat is misschien de verkeerde vraag. In de Levant heette de oppergod gewoon Ilu of El of Allah (“god”), Balu of Ba’al (“heer”), of Adon (“meester”). Een godin heette Allat (“godin”) of Ba’alat (“heerseres”). De Dame van Byblos heette dus gewoon Dame.
Oké, kort blogje vandaag. Over de noordwestelijke stadspoort van Byblos is niet bijster veel te vertellen. De eerste bouwfase van de muur, waarover we het onlangs hadden, dateert uit het vroege derde millennium en is daarna enkele keren herbouwd. Aanvankelijk waren er vier poorten: een naar de zuidelijke haven en drie naar het noorden, waarvan de middelste later is gesloten. De noordwestelijke poort, ook wel aangeduid als Porte de la mer omdat hij uitziet op de noordwestelijke haven, is echter een beetje vreemd.
Kijk maar hierboven. Welke idioot bouwt nu een trap in een poort?! Dit is toch niet handig, als je met een wagen vol overzeese producten naar de stad wil?
Een filmpje over Byblos, waarom ook niet? Helaas kan ik er geen kameel of dromedaris in stoppen, en ook al geen Zijderoute waarover die beesten, beladen met allerlei soorten handelswaar, voortsjokken tot ze in China zijn. Maar handel en Byblos, dat lukt natuurlijk wel.
Vanaf het einde van het vierde millennium v.Chr. stuurde men cederhout vanuit Byblos naar Egypte. En er kwamen allerlei kostbaarheden terug. Naarmate de havenstad rijker en rijker werd, werden de verschillen met de omgeving groter. En dus groeide de jaloezie. Om zich tegen bewapende aanvallen van piraten en rovers te beschermen, bouwde men aan het begin van de Bronstijd een stadsmuur, die aan de landzijde liep rond de dubbele heuvel die het terras vormt waarop Byblos is gebouwd. Ik denk dat er ook wel een vorm van verdediging naar de zeezijde zal zijn geweest maar ik ken de sporen daarvan niet.
Naast de Torentempel van Byblos waarover ik onlangs schreef, stond een groot gebouw dat de Franse archeologen aanduidden als de “Grande Résidence”. Groots was het zeker, althans voor wie zo praktisch is geen energie te verspillen aan het opwerpen van die horizonvervuiling die ze piramiden noemen. De Grande Résidence is, voor een utiliteitsgebouw uit het derde millennium v.Chr., behoorlijk indrukwekkend.
Indrukwekkende muren
Het was vijfendertig meter lang en tweeëndertig meter breed. Het dak moest worden gestut met pilaren. Een architectonische primeur voor Byblos. De hamvraag is: wat is de Grande Résidence? De opgravers kunnen het dan wel een residentie hebben genoemd, maar dat wil niet zeggen dat het dat ook was. De huidige interpretatie is dat het een administratieve functie heeft gehad. Misschien lagen hier ook de meest kostbare voorraden opgeslagen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.