Troje is nooit veroverd!

Portret van een sofist, tijdgenoot van Dio van Prusa (Louvre, Parijs)

Het moet geweldig zijn geweest om mee te maken, zo’n avond in een Romeins odeon, als daar het optreden was van een sofist. Je kunt dat laatste woord vertalen als “concertredenaar”: een spreker die zijn publiek vermaakte met een mooie redevoering. Die kon gaan over een historisch onderwerp (“Leonidas spoort zijn manschappen aan te strijden tot de dood”) maar ook over een onzinonderwerp. Een voorbeeld daarvan is Synesios’ “Lof van de kaalheid”, waarvan ik de vertaling ooit online heb geplaatst. Een sofist kon dus de rol spelen van Spartaanse koning of van buutereedner, en alles wat daartussen zat, zoals politiek activist of filosoof.

De Trojaanse Redevoering van Dio van Prusa (Dion Chrysostomos, Dio Cocceianus, Guldenmond… kies maar een weergave) is het werk van een sofist die de rol aanneemt van een buutereedner die speelt dat hij een activist is die doet alsof hij geschiedkundige is. Dat klinkt complexer dan het is. Dio betoogt dat de Grieken er nooit in zijn geslaagd Troje in te nemen: een historisch ogende redenering die moet doorgaan voor lokaal politiek activisme maar feitelijk is bedoeld als vermaak.

Lees verder “Troje is nooit veroverd!”

Polybios (3): Het menselijk bestaan

De zogenaamde Cato uit Otricoli (Torlonia-collectie, Rome)

[Derde deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]

In 151 v.Chr. losten de Karthagers de laatste termijn af van de herstelbetaling die zij na de Tweede Punische Oorlog (218-201) aan Rome verschuldigd waren. Vrijwel onmiddellijk verklaarde Rome opnieuw de oorlog. Dat had weinig te maken met angst voor Karthaags herstel, al is er een populair misverstand dat Cato de Oudere zijn medesenatoren ten oorlog had geceterocenseood. De feitelijke reden was dat de macht van koning Massinissa van Numidië te groot werd. Rome kon zich niet permitteren dat hij ook Karthago in handen kreeg.

Dus staken de legionairs in 149 v.Chr. de Middellandse Zee over en sloegen het beleg op voor Karthago. De Derde Punische Oorlog was begonnen. Het bleek een moeilijke operatie die eindeloos aansleepte, tot Scipio Aemilianus, die tijdens een van de Keltiberische oorlogen een reputatie had opgebouwd als eerlijk en bekwaam bevelhebber, het commando kreeg. Polybios bevond zich in het gezelschap van zijn vriend en was getuige van de bestorming van de stad. De plundering zou een halve maand duren. Dit deel van Polybios’ Wereldgeschiedenis is verloren maar een fragment is nog te vinden bij Appianus van Alexandrië.

Lees verder “Polybios (3): Het menselijk bestaan”

“Briljante” nieuwe inzichten

“Ja natuurlijk, maar Schliemann was ook geen archeoloog”: ik weet niet meer hoe vaak ik dat zinnetje heb gelezen. Of iets dat erop lijkt. En steeds dezelfde context: iemand denkt een briljant inzicht te hebben, mailt me, wil dat ik er aandacht aan besteed en is verbolgen als ik uitleg dat ik er onvoldoende van verwacht om er mijn (en uw) schaarse tijd aan te besteden. Dat is geen kwaaie wil mijnerzijds, en ongetwijfeld wil ook u álles lezen, maar iedereen heeft meer te doen dan alles lezen. En we mogen sceptisch zijn over claims dat Dorestad eigenlijk Doornik is, dat de Feniciërs in Brazilië zijn geweest, dat Varus ten onder is gegaan bij Oberhausen en dat de kerstster valt te identificeren met deze of gene komeet. Allemaal heel boeiend. De beste verhalen zijn de verhalen die niemand anders vertelt. Maar dat maakt ze niet per se waar.

Opleiding en vakliteratuur

Elke gedachte valt te overwegen, zeker, maar op voorhand zijn sommige gedachten plausibeler dan andere. Bijvoorbeeld als degene die een nieuw idee oppert, ervoor heeft doorgeleerd. Een oudheidkundige opleiding is geen noodzakelijke voorwaarde om kwaliteit te leveren, maar helpt wel. Ook is de kans dat iemand een goed nieuw idee heeft, groter als zo iemand de vakliteratuur kent. En dan bedoel ik niet alleen Engelstalige publicaties, maar ook artikelen en boeken in het Duits en Frans. Als het gaat over de historische achtergrond van de Trojaanse Oorlog, wil ik verwijzingen zien naar publicaties over Wiluša.

Lees verder ““Briljante” nieuwe inzichten”

Het schild van Achilleus (2)

[Tweede deel van een stuk over pseudowetenschap, wetenschap en wetenschapscommunicatie. Het eerste was hier.]

Speculaties

Oudheidkunde kenmerkt zich door dataschaarste en dus speculatie. De waarde van het vak is dat je leert nadenken over die onzekerheid en dan kom je al snel bij het onderscheid tussen speculaties over gedocumenteerde en ongedocumenteerde verschijnselen. Ik zal het uitleggen aan de hand van een voorbeeld.

Een classicus kan, als hij op een onbekend woord stuit, speculeren dat het gaat om een bekend maar ongebruikelijk gespeld woord. Hij of zij weet namelijk dat spelfouten bestaan. De diverse typen in kaart zijn gebracht. (Ik zal nog bloggen over zaken als permutatie, dittografie, haplografie.) De classicus kan dus speculeren over het rare woord door te verwijzen naar een verschijnsel dat goed is gedocumenteerd.

Lees verder “Het schild van Achilleus (2)”

Het schild van Achilleus (1)

Hefaistos en Thetis met de nieuwe wapenrusting van Achilleus (Musée royal de Mariemont, Morlanwelz )

Er valt iets te zeggen vóór pseudowetenschap. De theorieën zijn vaak origineel en tonen de menselijke fantasie op haar mooist. Bovendien vinden pseudowetenschappers, steeds op zoek naar argumenten, hun aanwijzingen overal. Ze denken interdisciplinair en dat is goed. Pseudowetenschap daagt je daardoor uit na te denken over wat echte wetenschap is. Als je die uitdaging echter aangaat, lopen de rillingen je over het lijf.

Alle redenatiefouten die je aanwijst in een pseudowetenschappelijke theorie, zie je namelijk ook in de officiële wetenschap (wat dat ook moge zijn). Je zou willen zeggen dat de peer-review weliswaar niet onfeilbaar is maar excessen toch verhindert, maar je kent legio voorbeelden van het tegendeel. Je zou willen zeggen dat het zelfreinigend vermogen van de academische wetenschap blunders uiteindelijk corrigeert. Alleen weet je dat dit verrotte langzaam gaat of onvolledig is. Je zou willen zeggen dat de toetsing aan de empirie uiteindelijk allesbeslissend is. Maar je weet dat dat in de oudheidkunde niet gaat. Er is immers dataschaarste en dus onvoldoende empirie.

Lees verder “Het schild van Achilleus (1)”

Misverstand: Patroklos

Garrett Hedlund als Patroklos in de speelfilm Troy (©Warner Bros.)

De Griekse literatuur begint met de Ilias, het prachtige gedicht van de legendarische bard Homeros over de heldhaftige Achilleus die, na een belediging, weigert nog langer deel te nemen aan de Trojaanse Oorlog, wat tot gevolg heeft dat ontelbare soldaten de prooi worden van vogels en honden. Als echter ook zijn vriend Patroklos sneuvelt, is Achilleus’ woede zó groot dat hij zich over zijn rancune heen zet en weer meevecht om zo wraak te nemen op degene die Patroklos doodde, de Trojaanse kampioen Hektor.

Het verhaal is naverteld, geparodieerd, als opera en ballet opgevoerd, en ook verschillende keren verfilmd. Een voorbeeld is de speelfilm Troy (2004), waarin er zó nadrukkelijk op wordt gewezen dat Achilleus en Patroklos neven waren, dat het de kijker ging storen. Het zal er, zoals verschillende recensenten destijds opperden, mee te maken hebben gehad dat het slecht zou zijn geweest voor de bezoekerscijfers als de film leek te gaan over homoseksuele geliefden, want dat is hoe Achilleus en Patroklos vooral bekendstaan.

Lees verder “Misverstand: Patroklos”

De Trojaanse Oorlog (slot)

Model van een strijdwagen uit de Late Bronstijd, gevonden in Kamed el-Loz, Libanon (Nationaal Museum, Beiroet)
Als er een Trojaanse Oorlog is geweest, zijn er strijdwagens ingezet (Nationaal Museum, Beiroet)

[Het laatste stukje in mijn kerstserie over de Trojaanse Oorlog. De legendarische expeditie van een coalitie van Griekse krijgers die ergens in de dertiende eeuw v.Chr. de stad Troje innamen vormt een romantisch verhaal en het onderzoek brengt diverse subdisciplines samen: klassieke talen, oude geschiedenis, archeologie, hittitologie. Allemaal redenen om u dit kerstweekend te trakteren op een longread. Het eerste deel vindt u hier.]

Eerst maar even een samenvatting van wat we tot nu toe hebben bezien. In de eerste plaats: dé ontdekking van Heinrich Schliemann was de Egeïsche Bronstijdcultuur, ergens tussen 1600 en 1200 v.Chr. Deze mensen spraken Grieks, zoals we zagen door de ontcijfering van het Lineair-B. Verder hebben we gezien dat archeologen vaststelden dat er in Troje allerlei bewoningslagen zijn, waarvan er twee in aanmerking komen het Homerische Troje te zijn geweest:

  • het prachtige Troje VI, dat rond 1300 v.Chr. ten onder is gegaan door een aardbeving,
  • en Troje VIIa, dat door mensenhanden is verwoest rond 1190 v.Chr., op een moment waarop de Mykeense Grieken geen expeditie meer konden uitvoeren.

Dat is een behoorlijk probleem. Het Hittitische materiaal (1, 2, 3) leverde het inzicht op dat de op een steile heuvel gelegen stad ooit Wiluša en Taruwiša heeft geheten, geregeerd is geweest door een koning Alaksandus en de god Apalliunas heeft vereerd. Het leverde ook voldoende aanwijzingen op voor een Trojaanse Oorlog. Om precies te zijn: voor vier min of meer Trojaanse Oorlogen.

Lees verder “De Trojaanse Oorlog (slot)”

De Trojaanse Oorlog (7)

Het steile Troje

[Dit kerstweekend blog ik over de Trojaanse Oorlog. De legendarische expeditie van een coalitie van Griekse krijgers die ergens in de dertiende eeuw v.Chr. de stad Troje innamen vormt een romantisch verhaal en het onderzoek brengt diverse subdisciplines samen: klassieke talen, oude geschiedenis, archeologie, hittitologie. Allemaal redenen om u dit kerstweekend te trakteren op een longread. Het eerste deel vindt u hier.]

Rond 1983 werd de Manapa-Tarhunta-brief gevonden. De inhoud lag in het verlengde van wat al bekend was over de relaties tussen de Hittiten en het westen: het bevestigde een paar zaken en voegde er nog wat aan toe. Ik zal het totaalbeeld in het volgende stukje schetsen. De crux is dat een Hittitische leger oprukt naar Wiluša en daarbij eerst het zogeheten Seha-land aandoet. Omdat dit de vallei is van een van de rivieren in het westen van het huidige Turkije, moest Wiluša dus in die richting liggen en eigenlijk was alleen het noordwesten van mogelijk. Steeds meer wetenschappers accepteerden nu Forrers vermoeden dat Wiluša gelijk was aan Troje.

De geografische aanwijzing was niet de eerste. Welbeschouwd lag het bewijsmateriaal al een tijdje op tafel, maar soms is een zetje nodig om het te aanvaarden. Om te beginnen was er de dubbele naamovereenkomst: het Wiluša en Taruwiša uit de Hittitische bronnen correspondeerden met het Ilios en Troia uit de Griekse teksten. Blijkbaar had de stad twee namen. Er was de naam van de koning, Alaksandus, die sterk lijkt op de naam van de Homerische held Alexandros, en bovendien was er de naam Apalliunas, die overeenkomt met de Apollo die in de Ilias de stad beschermt.

Lees verder “De Trojaanse Oorlog (7)”

De Trojaanse Oorlog (6)

Aardewerk uit Troje VI (Archeologisch Museum van Istanbul)
Aardewerk uit Troje VI, de stad van de Trojaanse Oorlog (Archeologisch Museum van Istanbul)

[Dit kerstweekend blog ik over de Trojaanse Oorlog. De legendarische expeditie van een coalitie van Griekse krijgers die ergens in de dertiende eeuw v.Chr. de stad Troje innamen vormt een romantisch verhaal en het onderzoek brengt diverse subdisciplines samen: klassieke talen, oude geschiedenis, archeologie, hittitologie. Allemaal redenen om u dit kerstweekend te trakteren op een longread. Het eerste deel vindt u hier.]

Archeologen kunnen aan de stratigrafie van hun vondsten afleiden wat ouder en en wat jonger is. Dit heet de “relatieve chronologie” en die is voor de Griekse Bronstijd voldoende robuust. Het is echter veel leuker als we de inzichten ook kunnen koppelen aan een kalenderjaar, al is het maar bij benadering. Om deze “absolute chronologie” vast te stellen, was er lange tijd niets beters dan zogeheten “kettingdatering”. Als op het Griekse vasteland een bepaald soort aardewerk werd gevonden – laten we zeggen Laat-Helladisch IIIb – dat ook bekend was van Cyprus, en daar werd aangetroffen in combinatie met Egyptisch aardewerk, dat op zijn beurt weer ergens was gevonden in combinatie met een scarabee met de naam van een farao, kun je aannemen dat LH IIIb werd gemaakt tijdens of ná die farao. Aangezien de regeringsjaren van de Egyptische koningen redelijk bekend zijn, kunnen we het Griekse aardewerk dateren door de schakel van de Mykeense cultuur te laten grijpen in de schakel van Cyprus in de schakel van Egypte. Vandaar: kettingdatering. De methode is bedacht door de op deze kleine blog al eens beschreven Oscar Montelius.

Lees verder “De Trojaanse Oorlog (6)”

De Trojaanse Oorlog (5)

De oostelijke poort van Troje VI/VIIa
De oostelijke poort van Troje VI/VIIa

[Dit kerstweekend blog ik over de Trojaanse Oorlog. De legendarische expeditie van een coalitie van Griekse krijgers die ergens in de dertiende eeuw v.Chr. de stad Troje innamen vormt een romantisch verhaal en het onderzoek brengt diverse subdisciplines samen: klassieke talen, oude geschiedenis, archeologie, hittitologie. Allemaal redenen om u dit kerstweekend te trakteren op een longread. Het eerste deel vindt u hier, maar ik begin hieronder met een samenvatting.]

Ik heb u gisteren verteld hoe de negentiende-eeuwse Britse oudhistoricus George Grote had beargumenteerd dat de Trojaanse Oorlog niet kon hebben plaatsgevonden: de Griekse stadstaten waren maar nauwelijks in staat geweest hun eenheid te bewaren ten tijde van Xerxes’ invasie, dus het was onwaarschijnlijk dat in een veel primitievere tijd een paar armzalige Griekse dorpen zich wél zouden hebben kunnen verenigen in een grootscheepse overzeese expeditie. De Duitse miljonair Heinrich Schliemann had echter de Griekse Bronstijd ontdekt: er waren machtige burchten geweest waarin krijgers hadden gewoond. Niks primitieve tijd, niks armzalige dorpen. De ontcijfering van het Lineair-B bevestigde dat het Mykeense Griekenland veel geavanceerder was geweest dan vóór Schliemann aangenomen was geweest.

Schliemann had aan het einde van zijn leven geopperd dat Troje VI de stad moest zijn geweest waaraan Homeros had gedacht toen hij de Ilias schreef. Een kleine halve eeuw later had de Amerikaanse archeoloog Carl Blegen echter vastgesteld dat Troje VI rond 1300 v.Chr. door een aardbeving was verwoest, ruwweg toen de Mykeense paleisburchten op het Griekse vasteland bloeiden, maar dat Troje VIIa rond 1260 door mensenhanden was verwoest in de nadagen van de Mykeense beschaving. De Trojaanse Oorlog zélf was echter nog altijd zoek, maar het Hititische materiaal leek enkele verrassingen te bieden.

Lees verder “De Trojaanse Oorlog (5)”