De eerste preek van Boeddha, met onder de toehoorders Brahma en Indra (Kizil-grotten; Humboldtforum, Berlijn)
Ik heb wel vaker geblogd over reizende verhalen. De grote vis uit Sindbad de Zeeman is ook die van Sint-Brandaan. De zondige stad heet Sodom of in het Solse Gat. Het mandje van Mozes is ook dat van Sargon, van Romulus en Remus, van Merlijns leermeester Taliesin en van een meisje (met kat) dat in 1421 landde op wat sindsdien de Kinderdijk heet. Ook heb ik weleens verteld dat een heldenleven steeds hetzelfde patroon heeft. Het is dus geen verrassing dat het leven van Boeddha, waarover ik vorige week had, parallellen kent in de klassieke literatuur.
Scène één was de vorige incarnatie van Boeddha, als de brahmaan Sumedha. Ook over de eerdere levens van Pythagoras vertelde men zulke verhalen. De voorspellende droom – scène twee – kent ook allerlei parallellen, vaak van het type dat een vorst verneemt dat zijn dochter een zoon zal baren die de macht zal krijgen.
Fragment uit Plato’s Faidon (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)
[Dit is de dertiende aflevering van een reeks over de Atheense filosoof Plato, die veel mensen vooral kennen om zijn zogenoemde ideeënleer, om de Platonische liefde en om zijn ideale filosofenstaat. Dat is echter wat misleidend. Plato’s filosofie is breder en gaat dieper.]
Plato geldt als de filosoof die zich afwendde van het fysische en zichtbare en op zoek ging naar een hogere, achterliggende waarheid. Maar dit was geen nieuw idee in de Griekse filosofie. We zagen het al eerder bij Parmenides. Die meende dat beweging en verandering in wezen niet bestaan. De werkelijkheid achter de verschijnselen was volgens hem een bewegingloos en onveranderlijk iets.
Reïncarnatie
Plato combineert dit idee met het idee van zielsverhuizing, dat we eerder tegenkwamen bij Pythagoras. Volgens Plato zitten het geestelijke en rationele deel van de mens gekluisterd in een lichaam.
[Omdat ik het in april redelijk druk heb, geef ik het woord aan Kees Alders, webdesigner en tevens auteur van het boek De wereld vóór God. Filosofie van de Oudheid. Vandaag gaan we verder met zijn reeks over de eerste filosofen, de zogenaamde voorsocratici. Het eerste deel was hier.]
Tot in de negentiende eeuw was men er nog van overtuigd dat de filosofie pas ten tijde van Sokrates tot wasdom was gekomen. Tegenwoordig zien we dat anders. Nu worden de natuurfilosofen beschouwd als degenen die het fundament legden voor het Griekse denken. Daar valt veel voor te zeggen.
Reductionisme en materialisme
Al bij de natuurfilosofen komen we de eerste ontwikkelingstheorieën tegen, die het ontstaan van het heelal, de aarde en zijn levende wezens op een andere manier verklaren dan met behulp van mythen. Daarbij zien we herkenbare zaken ontstaan, zoals empirisme en reductionisme. Daarnaast introduceren de natuurfilosofen het idee van een onveranderlijk Zijn achter de verschijnselen.
Xenofanes liet in het midden wat dit dan was, en noemde het voor het gemak ‘God’. Voor Pythagoras waren de getallen het onveranderlijke Zijn achter de verschijnselen. Voor Herakleitos was de natuurwet of logos de hogere waarheid.
[Omdat ik het in april redelijk druk heb, geef ik het woord aan Kees Alders, webdesigner en tevens auteur van het boek De wereld vóór God. Filosofie van de Oudheid. Vandaag gaan we verder met zijn reeks over de eerste filosofen, de zogenaamde voorsocratici. Het eerste deel was hier.]
Empedokles: het multitalent van Sicilië
In de vijfde eeuw voor onze jaartelling leefde de in de Griekse kolonie Akragas op Sicilië geboren filosoof Empedokles. Hij was bedreven in de dichtkunst en gold als autoriteit op het gebied van religie en magie. Hij bemoeide zich ook met staatszaken en was in zijn tijd een vermaard geneesheer. In die hoedanigheid zou hij zelfs iemand uit de dood weer tot leven hebben gebracht.
Maar ook was hij een wetenschapper. Hij had begrepen dat de wind en moerassen ziekten konden veroorzaken, zeker in combinatie met elkaar, en had dankzij dat inzicht veel succes met het bestrijden van epidemieën. Al met al dus een type dat van vele markten thuis was, die Empedokles. Hij trad bovendien op als goeroe.
Een filosoof (Archeologisch museum van Chaironeia)
[Omdat ik het in april redelijk druk heb, geef ik het woord aan Kees Alders, webdesigner en tevens auteur van het boek De wereld vóór God. Filosofie van de Oudheid. Vandaag gaan we verder met zijn reeks over de eerste filosofen, de zogenaamde voorsocratici. Het eerste deel was hier.]
We gaan nu drie filosofieën behandelen die probeerden het probleem van Parmenides op te lossen. Parmenides stelde: hoe kan verandering plaatsvinden in een wereld waarin iets niet zomaar kan veranderen in iets anders?
De Milesiërs
De eerste is de filosofie van Anaxagoras, een reizende goeroe die werkte als filosoof en astronoom.
Het zal lezers opvallen dat de naam van deze man irritant veel lijkt op zijn collega’s Anaximandros (die van die oerchaos) en Anaximenes (die van dat water). Alle drie waren ook afkomstig uit de regio van Milete. Anaxagoras bracht de filosofie daarvandaan naar Athene, waar hij zich als eerste grote filosoof zou vestigen.
[Omdat ik het in april redelijk druk heb, geef ik het woord aan Kees Alders, webdesigner en tevens auteur van het boek De wereld vóór God. Filosofie van de Oudheid. Vandaag gaan we verder met zijn reeks over de eerste filosofen, de zogenaamde voorsocratici. Het eerste deel was hier.]
Een gelopen wedstrijd
Achilleus en een schildpad besluiten een hardloopwedstrijd te houden. Natuurlijk gaat Achilleus ervan uit dat hij deze met gemak zal winnen. Hij weet immers dat hij meer dan twee keer zo snel rent als de schildpad.
Als het dier vraagt of hij met een voorsprong van een meter of tien mag starten, gaat Achilles dan ook welwillend akkoord. Hierop barst de schildpad echter in lachen uit en beweert hij de wedstrijd hierdoor al gewonnen te hebben.
‘Waarom?’ vraagt Achilleus natuurlijk.
‘Welnu,’ zegt de schildpad: ‘op het moment dat jij op de plek bent gekomen waar ik gestart ben, dan ben ik alweer een stukje verder nietwaar?’
‘Dat klopt,’ lacht Achilleus, ‘maar de afstand tussen ons is dan al veel minder geworden dan die tien meter!’
‘Inderdaad,’ zegt de schildpad, ‘Maar als je aangekomen bent op dat punt waar ik toen was, dan ben ik weer net een stukje verder gekropen, toch?’
Achilleus knikt.
‘En telkens zal je naar de plek hollen waar ik het laatst was,’ stelt de schildpad. ‘Maar in de tijd die jij nodig hebt om daar te komen, ook al is die nog zo kort, zal ik altijd een stukje verder kunnen lopen. Telkens lig ik een klein stukje voor, en moet je weer een heel klein stukje inhalen. En het aantal stukjes dat je in zal moeten halen, is oneindig, ook al zijn ze nog zo klein. Je kunt me dus nooit inhalen,’ lacht de schildpad.
Achilleus begrijpt dat de schildpad gelijk heeft. Hij geeft zich gewonnen en de strijd wordt afgelast.
Zenon van Elea
Het verhaal van Achilleus en de schildpad las je natuurlijk niet voor niets. Dit verhaal werd in de vijfde eeuw voor ons jaar nul bedacht door de filosoof Zenon van Elea, een leerling van Parmenides.
Zenon is de geschiedenis ingegaan als verteller van dit soort verhalen. Hij verzon ze om te wijzen op de theoretische problemen van concepten als snelheid en beweging. Dit ter verdediging van zijn leermeester Parmenides, die beweerde dat beweging slechts een illusie is.
Het verhaal van de schildpad zal een aantal lezers in verwarring hebben gebracht. Natuurlijk kan Achilleus het dier inhalen, maar waar gaat het denken nu mis?
Het gaat mis waar we geloven dat een oneindig aantal stappen ook oneindig moet zijn in tijd en afstand. Het klopt dat het aantal stukjes tussen de schildpad en Achilleus, ook al worden die steeds kleiner, oneindig is. Maar in de praktijk blijkt dat zelfs een oneindig aantal stapjes niet oneindig is in de tijd. Achilleus en de schildpad komen immers niet langzaam tot stilstand. Nee, de klok tikt genadeloos door en uiteindelijk komt het moment dat Achilleus voorbij de schildpad raakt. En toch klinkt het betoog van de schildpad zo logisch en aannemelijk.
Het is volgens deze redenering onmogelijk om een afstand te overbruggen. Als je een afstand wil overbruggen, moet je eerst de helft van die afstand overbruggen. Maar om dat te doen moet je eerst de helft van de helft van die afstand overbruggen, en van die helft weer eerst de helft overbruggen. En aangezien afstanden oneindig deelbaar zijn, kan je onmogelijk een gegeven afstand afleggen.
Kortom, hier botst het denken met de ervaring. Dat iets wat oneindig deelbaar is toch eindig is, is theoretisch ook niet echt te snappen.
Tegenwoordig lossen we dit probleem in de wiskunde op door een limiet te hanteren. Een limiet is een kunstgreep om die schijnbare tegenstelling op te lossen. Met een limiet kunnen we berekenen wanneer Achilleus de schildpad toch inhaalt.
Wat is metafysica?
Hiermee hebben we ons denken aangepast aan onze waarneming. Parmenides en Zenon kiezen daarentegen radicaal voor de andere kant. Zij koesterden een fundamenteel wantrouwen ten opzichte van de zintuigen, en vertrouwden volledig op het verstand. En dat verstand komt tot een andere conclusie dan wat we zien in het dagelijks leven (namelijk dat schildpadden wel degelijk worden voorbij gerend door snelle jongens).
Zij stellen daarom dat achter de illusie van de zintuigen een werkelijkheid schuilt die we niet via het waarnemen, maar vooral via het denken kunnen begrijpen: een werkelijkheid achter de illusies van beweging en verandering.
En dit is het centrale idee van wat bekendstaat als metafysica: dat er een diepere waarheid schuilgaat achter de werkelijkheid zoals wij die ervaren.
Stiekem waren we al eerder met metafysica bezig. Met Herakleitos hadden we namelijk óók al een metafysisch concept te pakken: de logos, oftewel de wereldwet, volgens welke alles beweegt. Ook hierbij was sprake van een werkelijkheid achter onze waarnemingen, die alleen via het denken viel te begrijpen, en niet puur via het waarnemen. Ook de visie van Pythagoras – dat het getal één de basis van alles is, en dat de essentie van alles teruggaat op getalsverhoudingen – is een vorm van metafysica.
Zie je het verschil met Thales en Anaximenes, die geen metafysica bedreven, met hun ideeën over de oerbeginselen water en lucht? Water en lucht zijn tastbare zaken, en geen theoretische constructen: daarom spreken we hier over fysica, en geen metafysica.
Wat is transcendente metafysica?
Parmenides en Zenon brengen wel wat nieuws in. De natuurwetten en getallen van Heraclitus en Pythagoras zijn aspecten die we kunnen rijmen met het waarnemen. Het zijn aspecten die we uit de waarneming kunnen afleiden: we noemen dit immanent. Met Parmenides wordt de transcendente metafysica in de filosofie geïntroduceerd. Transcendent is het tegengestelde van immanent: het richt zich niet op bepaalde wetten die we kunnen afleiden uit zichtbare eigenschappen, maar daar juist mee botsen, het richt zich op wat zich bevindt buiten het domein van onze waarneming.
Dit beeld van Parmenides is in onze filosofie zeer invloedrijk geweest. Veel latere filosofen hebben gezocht naar een waarheid achter de wereldse verschijnselen. En later zullen we zien dat de Atheense filosoof Plato de gedachte overneemt dat wat wij ervaren een vervorming is van een hogere waarheid.
Via Plato komt die gedachte zeer sterk terug bij zijn leerling Aristoteles. Ze steekt later de kop op bij volgelingen van Plato, binnen de filosofische stroming die we het neoplatonisme noemen. We komen de neoplatonisten tegen in de laat-Romeinse tijd. Nog later heeft dit beeld het christendom beïnvloed. Want de christelijke God is natuurlijk heel duidelijk een transcendent metafysisch begrip: hij staat buiten de waarneembare waarheid en valt er niet rechtstreeks uit af te leiden.
Magisch en anti-magisch
Veel mensen vinden dit soort gedachten maar vaag gezwam. Ze denken dat transcendente metafysica gelijkstaat aan het soort ‘magisch denken’ dat kenmerkend is voor religie.
Maar dat oordeel is in het geval van Parmenides’ leer onterecht. Het hele idee dat dingen zonder meer in iets anders kunnen veranderen, dat is volgens hem juist een vorm van magisch denken. Het centrale punt van Parmenides en Zenon, dat iets niet zomaar kan ontstaan of verdwijnen of veranderen in iets anders, is volgens die gedachte juist anti-magisch denken. En of we dat dogma van Parmenides nu accepteren of niet: Parmenides en Zenon stellen ons wel voor een heel uitdagende gedachte met hun filosofie dat tijd slechts een illusie is.
Tijd is volgens deze twee filosofen iets dat wij als waarnemers aan de werkelijkheid toevoegen. Maar de waarneming bedriegt ons: er moet achter ruimte en tijd een andere waarheid liggen. Een vaste, blijvende en onveranderlijke waarheid.
Mocht het idee dat tijd afhankelijk is van de waarnemer je nog steeds als een maf verzinsel in de oren klinken: zo gek is het uiteindelijk niet. We komen het immers ook tegen in de moderne natuurkunde, vanaf de relativiteitstheorie van Einstein.
Maar meer praktisch ingestelde mensen zullen wellicht zeggen dat met de stap waarmee Achilleus de schildpad inhaalt, de transcendente metafysica dood wordt verklaard, dat het denken faalt.
Een empirische houding: je vertrouwt op je waarneming. Op zich prima, maar houd in gedachten dat zowel het denken als je waarneming je kunnen bedriegen. Een beetje kritisch zijn naar beide vermogens is zeker niet onverstandig.
Genoeg nu! Voor nu hebben we onze hersens genoeg gepijnigd. Parmenides is geen makkelijke jongen, en misschien heb je behoefte aan wat meer vaste grond onder de voeten. We gaan daarom kijken naar drie filosofieën die het dogma van Parmenides – dat iets niet kan veranderen in iets anders – heel serieus namen, maar desondanks toch probeerden te verklaren waarom er iets als verandering en beweging kan bestaan.
[Morgen meer. Deze reeks, oorspronkelijk gepubliceerd op de beëindigde website Grondslagen.net, is gebaseerd op het boek De wereld vóór God, dat een introductie biedt tot de filosofische stromingen van de oude wereld. Het hele boek is hier te bestellen.]
[Omdat ik het in april redelijk druk heb, geef ik het woord aan Kees Alders, webdesigner en tevens auteur van het boek De wereld vóór God. Filosofie van de Oudheid. Vandaag gaan we verder met zijn reeks over de eerste filosofen, de zogenaamde voorsocratici. Het eerste deel was hier.]
Pythagoras. We kennen hem allemaal nog wel van zijn welbekende stelling, waarmee we de lengte van de zijden van een rechthoekige driehoek kunnen berekenen. Op basis van de lengte van twee zijden, berekent Pythagoras’ stelling de lengte van zijde nummer drie. Best handig in bijvoorbeeld de bouwkunde. Maar wie was deze man?
Wie was Pythagoras?
Pythagoras leefde net als Xenofanes in de zesde eeuw voor onze jaartelling. Over zijn leven doen de wildste verhalen de ronde. Hij is hoogstwaarschijnlijk geboren op Samos, en heeft vervolgens flink wat van de wereld gezien. Zo zou hij een flink deel van het Middellandse Zeegebied hebben verkend, en ook Perzië en Egypte hebben bezocht. Volgens sommige bronnen is hij zelfs tot in India gekomen. Maar hij zou ook geboren zijn met een gouden dijbeen, zijn tijd hebben verdreven met het verrichten van wonderen, en bovendien goddelijk zijn. We hoeven niet alles te geloven.
Misverstand: Pythagoras vond als eerste het bewijs voor de naar hem genoemde stelling
De filosofie is ontstaan in de Griekse steden in het westen van wat nu Turkije heet. Eén van de bekendste wijsgeren was Pythagoras van Samos (ca. 570 – ca. 495), die nog steeds mag gelden als een van de beroemdste Grieken aller tijden, vooral vanwege de “stelling van Pythagoras”. Er is echter maar weinig over hem bekend. Hij emigreerde, zoals wel meer Grieken in deze tijd, naar de Griekse koloniën in Zuid-Italië, stichtte daar een ascetisch levende sekte, geloofde in reïncarnatie en hield zich bezig met wiskunde en harmonieleer.
Later werd zijn filosofie opnieuw bestudeerd en zijn allerlei zaken aan hem toegeschreven die in eerdere bronnen niet worden vermeld.
[Dit is het tiende van twaalf stukjes over de antieke charismatische wijze Apollonios van Tyana, die ik presenteer ter gelegenheid van de verschijning van de door mijn vriendin Simone Mooij gemaakte vertaling van Filostratos’ Leven van Apollonios. Het eerste stukje is hier.]
leefde in de tweede helft van de eerste eeuw, presenteerde zich als magiër en pythagorese filosoof. Hij wilde de culten hervormen en schreef boeken over astrologie, offers en pythagorisme. Hij reisde naar India. Mensen geloofden dat hij de toekomst kende en zieken kon genezen.
Een paar problemen blijven zo onopgelost. In de eerste plaats: het Leven van Apollonios bevat enkele korte – eerlijk gezegd: platvloerse – dialogen en een apologie. Beide dienen om de wijze van Tyana te presenteren als een soort Sokrates. De apologie is zeker een compositie van Filostratos, maar van de dialoogjes valt te overwegen of het bewerkingen zijn van materiaal dat hij aantrof in zijn tradities. Ik heb geen methode om dat te bepalen, en dat is jammer, want ik zou graag willen weten of Apollonios zichzelf of Filostratos zijn stof modelleerde op Sokrates. De gedachte dat een leerling van Apollonios de stof zo kan hebben bewerkt, verdient eveneens overweging.
Over een week of drie verschijnt de Nederlandse versie van het Leven van Apollonios van Tyana, dat de Atheense auteur Filostratos (ca.170-ca.245) ergens in de eerste helft van de derde eeuw schreef. Deze interessante tekst is in onze taal omgezet door mijn vriendin Simone Mooij, die eerder onder andere de Persoonlijke notities van keizer Marcus Aurelius en Arrianus’ biografie van Alexander de Grote vertaalde. Als de vertaling van het Leven van Apollonios er eenmaal is, zal uw krant daar wel over schrijven; ik neem de gelegenheid te baat eens te kijken voorbij de derde-eeuwse tekst, om de charismatische wijsgeer, wonderdoener, wereldreiziger en redenaar Apollonios bij u te introduceren.
Filostratos’ Leven van Apollonios is de voornaamste bron voor het leven van de wijze van Tyana (een oeroud stadje in het zuiden van de Centraal-Anatolische hoogvlakte). We leren dat Apollonios een nogal bereisde filosoof was uit de school van Pythagoras en dat hij overal in Anatolië, Syrië en Griekenland probeerde de culten te hervormen. Een eerste constatering is dat het een raar soort pythagorisme is, want elke wiskundige interesse lijkt Apollonios vreemd te zijn geweest. Dit kan betekenen dat zijn biograaf er geen belangstelling voor had, dat Apollonios er geen held in was of dat ons beeld van het pythagorisme ongenuanceerd is.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.