
Mijn reeks museumstukken heb ik altijd bedoeld om dingen te tonen die interessant zijn. Er moet een verhaaltje over te vertellen zijn. Als ze mooi zijn, is het meegenomen, maar het is niet mijn eerste opzet. Dit reliëf van de Arabische godin Allat is er een voorbeeld van. De ruwe zwarte steen (basalt uit de Hauran) is moeilijker tot verfijnde sculptuur om te zetten dan bijvoorbeeld marmer, maar de beeldhouwer heeft iets fraais gemaakt.
Allat (اللات) betekent gewoon “godin”, zoals Allah gewoon “god” betekent. De gelijkenis van de twee namen suggereert dat we, zoals gebruikelijk in de Semitische wereld, te maken hebben met een normaal godenechtpaar, zoals Baal en zijn Astarte of JHWH en zijn Asjera. In de Koran wordt Allat genoemd met Al-’Uzza en Manat als een van de drie godinnen die in Mekka bij de Kaäba werden vereerd en die een steen des aanstoots vormden voor Mohammed. De cultus beperkte zich echter niet tot het Arabische Schiereiland: Herodotos kende “Alilat” en stelde haar op gezag van een Perzische zegsman gelijk aan de liefdesgodin Afrodite (Historiën 1.131.3).
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.