Hedonisme (3): De Cyreense School

Portret van een voorname dame uit Kyrene (Louvre, Parijs)

[Tijdens het Hellenisme kregen de Academie van Plato en de Peripatetische school van Aristoteles gezelschap van nieuwe filosofische stromingen, zoals het Cynisme. In deze vijfdelige reeks: de hedonisten. Het eerste deel was hier.]

Over de positie van de vrouw in de Oudheid hoeven we ons geen al te grote illusies te maken. Machtige vrouwen zijn er destijds zeker geweest, maar meestal slechts als verlengstuk van hun man, eventueel tot na zijn dood. Als er iemand was die aan deze conventie lak kon hebben, was het Aristippos.

Arete

Hij stichtte uiteindelijk een school in de stad Kyrene, een Griekse stad in het noordoosten van het huidige Libië. Als hoofd van deze filosofische school werd hij opgevolgd door een vrouw: Arete, zijn dochter.

Lees verder “Hedonisme (3): De Cyreense School”

Vragen rond de jaarwisseling (3)

Boeddha (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Ik beantwoordde in het eerste stukje de eerste vier vragen en in het tweede stukje de vragen vijf tot en met tien. We gaan vandaag verder.

11. Vraag via de mail: Wanneer kozen de Romeinen ervoor om de Griekse godenwereld over te nemen en wat dreef hen daartoe?

Business as usual. Elk volk in de Oudheid nam de goden van de buren over. De Romeinen deelden goden met de Sabijnen (zoals Janus), met de Etrusken (zoals Minerva), met de Grieken (zoals Hercules). Vaak stelde men goden met bekende namen gelijk aan vreemde goden, zodat de Romeinse Jupiter dezelfde kon zijn als de Etruskische Tinia, de Griekse Zeus of de Babylonische Marduk. De Romeinse Liber Pater was dan weer gelijk aan de Griekse Dionysos, aan de Indische Vishnu en aan de joodse Jahweh. Ik noem dit voorbeeld omdat de Grieken de naam Liber Pater weer overnamen van de Romeinen en hun Dionysos zo gingen noemen. De vakterm voor de gelijkstellingen is syncretisme.

Lees verder “Vragen rond de jaarwisseling (3)”

Maës, de antieke Marco Polo (2)

Een priester en een kind (Dalvarzin Tepa; Archeologisch Museum, Termez)

In het eerste stukje vertelde ik dat Maës was begonnen aan een reis die hem naar de Stenen Toren zou brengen, ergens in Centraal-Azië. Het einddoel was de hoofdstad van China.

Het Parthische Rijk

Ptolemaios noemt in 1.12 diverse plaatsen die Maës heeft aangedaan. Na het oversteken van de Eufraat was hij in het Parthische Rijk. Het reisgezelschap trok eerst door Mesopotamië, waar het de steden Edessa en Nisibis moet hebben aangedaan. Vervolgens bezocht het de Aramees-sprekende bevolking van Assyrië. Dat Ptolemaios niet de later populaire naam “Adiabene” gebruikt voor Noord-Irak, suggereert een vroege datering van Maës’ reis.

Lees verder “Maës, de antieke Marco Polo (2)”

De eerste filosofen en het boeddhisme

Boeddha (Nationaal Museum, Tasjkent)

[Omdat ik het in april redelijk druk heb, geef ik het woord aan Kees Alders, webdesigner en tevens auteur van het boek De wereld vóór God. Filosofie van de Oudheid. Vandaag gaan we verder met zijn reeks over de eerste filosofen, de zogenaamde voorsocratici. Het eerste deel was hier.]

Tot in de negentiende eeuw was men er nog van overtuigd dat de filosofie pas ten tijde van Sokrates tot wasdom was gekomen. Tegenwoordig zien we dat anders. Nu worden de natuurfilosofen beschouwd als degenen die het fundament legden voor het Griekse denken. Daar valt veel voor te zeggen.

Reductionisme en materialisme

Al bij de natuurfilosofen komen we de eerste ontwikkelingstheorieën tegen, die het ontstaan van het heelal, de aarde en zijn levende wezens op een andere manier verklaren dan met behulp van mythen. Daarbij zien we herkenbare zaken ontstaan, zoals empirisme en reductionisme. Daarnaast introduceren de natuurfilosofen het idee van een onveranderlijk Zijn achter de verschijnselen.

Xenofanes liet in het midden wat dit dan was, en noemde het voor het gemak ‘God’. Voor Pythagoras waren de getallen het onveranderlijke Zijn achter de verschijnselen. Voor Herakleitos was de natuurwet of logos de hogere waarheid.

Lees verder “De eerste filosofen en het boeddhisme”

Geliefde boeken: de Asoka-trilogie

Rotsedikten te Shahbazgarhi

Op 13 maart zat ik online aan bij de lezing van Marike van Aerde over de positieve propaganda van de oud-Indiase heerser Asoka. Zeer de moeite waard, ook al was het niet allemaal nieuw voor mij. Toen zei ze iets dat mij verbaasde: “er is op dit moment geen gepubliceerde Nederlandse vertaling van de vele inscripties die Asoka in rotsen, pilaren en grotten heeft laten beitelen”. Maar ik heb die inscripties wél in het Nederlands gelezen, dacht ik verbaasd. Namelijk achterin in deel 2 van de Asoka-trilogie van Wytze Keuning. Één van mijn geliefde boeken. Een trilogie die ik voor het eerst las tijdens mijn middelbareschooltijd en sindsdien herhaaldelijk opnieuw heb gelezen.

De trilogie beschrijft in romanvorm het leven van maharadja Asoka van de Maurya-dynastie, die heerste in India van 268 tot 232 voor Chr. Tot zijn rijk behoorde het grootste deel van het Indische subcontinent, van het huidige Afghanistan tot Bengalen en zo ver zuidwaarts als Mysore. Tijdens zijn regeerperiode bekeerde Asoka zich tot het boeddhisme. Hij droeg zijn ideeën over welzijn van zijn onderdanen, religieuze tolerantie, afkeer van geweld en de hervormingen die hij doorvoerde actief uit, onder andere via die fameuze edicten. Wytze Keuning beschrijft het allemaal.

Lees verder “Geliefde boeken: de Asoka-trilogie”

1. De periferie en het centrum

Sculptuur uit Oud-Termez

[Vandaag bestaat de Mainzer Beobachter tien jaar en daarom maak ik een persoonlijke balans op. De trouwe lezers van de blog zullen weinig nieuws tegenkomen, maar het is goed eens te kijken of mijn ambities overeenkomen met de praktijk. Dit is het eerste van twaalf stukjes; het eerste was hier.]

Oud-Termez is ontstaan rond 200 v.Chr., zoveel maakt de archeologie wel duidelijk, maar veel meer weten we niet. Dat de bouwheer een hellenistische koning Demetrios de Onoverwonnene was die de stad naar zichzelf vernoemde, is maar één hypothese over de stichting. De vondsten bieden geen uitsluitsel, al is het plaatselijke museum aardig genoeg: de gebruikelijke collectie aardewerk en munten en ook wat sculptuur. Daaronder is een kapiteel, gedecoreerd met palmetten, guirlandes en een afbeelding van een gespierde, naakte man met over zijn hoofd een leeuwenhuid. Herakles, zou je zeggen.

Termez ligt echter in Baktrië, op de grens van Oezbekistan en Afghanistan, en het kapiteel is gevonden in een boeddhistisch klooster. De makers hebben, toen ze Boeddha wilden afbeelden, gekozen voor een Grieks voorbeeld. Andere vroege Boeddha’s zijn gebaseerd op westerse afbeeldingen van de god Apollo.

Lees verder “1. De periferie en het centrum”

Suddhodana en Maya

Koningin Maya vertelt haar echtgenoot Suddhodana over een droom die de geboorte van Siddharta voorspelt (Allard Pierson-museum, Amsterdam)

Toen ik het stukje over de Achsenzeit voorbereidde en zocht naar een illustratie, vond ik deze foto, ooit gemaakt in het Allard Pierson-museum in Amsterdam. Ik wilde een afbeelding hebben van Boeddha en heb er, zoals u al constateerde, uiteindelijk ook een gevonden, al dateert die van enkele eeuwen ná de zesde/vijfde eeuw. Dit plaatje, waarop Boeddha niet staat, vond ik echter ook en is te aardig om niet ook te gebruiken.

Middenin ziet u koning Suddhodana en koningin Maya, die haar echtgenoot vertelt dat ze heeft gedroomd dat een witte olifant met zes slagtanden een kind bij haar verwekte. Dat is de vooraankondiging van de geboorte van prins Siddharta ofwel Boeddha. Zoals op wel meer boeddhistische afbeeldingen oogt de kleding nogal Grieks.

Lees verder “Suddhodana en Maya”

Achsenzeit

Boeddha (Nationaal Museum, Tasjkent)

Ik weet niet of ik u de roman Creation van Gore Vidal moet aanraden. Het idee was al lastig: een Perzische edelman, kleinzoon van Zarathustra, reist naar India en ontmoet de grondleggers van het jaïnisme en boeddhisme, reist naar China en ontmoet Confucius en Lao Tse, reist naar Griekenland en hoort Herodotos spreken, en dicteert aan Demokritos (die van de atoomtheorie) het verhaal van koning Xerxes. Dat is teveel name-dropping om geloofwaardig te zijn. Je zou misschien willen denken dat het boek overeind blijft als spoedcursus vergelijkende cultuurwetenschappen, maar daarvoor springt het ontbreken van de joden teveel in het oog. Dat Vidal een negatief portret van Athenes “gouden eeuw” baseert op een kritiekloze lectuur van Herodotos, zij het met reverse bias, maakt het eigenlijk ook nog tot een hypocriet boek.

Maar er is nog een dieper probleem. Al in de achttiende eeuw had de eerste westerse wetenschapper die het Perzische heilige boek Avesta bestudeerde, Abraham Hyacinthe Anquetil-Duperron – wat hadden ze destijds toch mooie namen –, geopperd dat de zesde/vijfde eeuw v.Chr. het moment vormde waarop de mensheid een soort spirituele geboorte meemaakte. In de Avesta kwamen ethische noties voor die ook elders doorklonken. Ook Mahavira en Boeddha, ook Confucius en Lao Tse, ook de Grieken stelden vragen over de relatie tussen mens en samenleving. We kunnen de door Vidal genegeerde joodse profeten Maleachi, Haggai, Zacharia toevoegen en de auteurs van het slot van Jesaja en de eerste hoofdstukken van Spreuken. De Duitse filosoof Karl Jaspers noemde deze creatieve periode de Achsenzeit, het tijdperk waarom de wereldgeschiedenis draaide.

Lees verder “Achsenzeit”

Bisschoppen in ballingschap (1)

Vergilius (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Als het goed gaat is het oudheidkundige deelgebied dat het sterkst zal veranderen door de DNA-revolutie de bestudering van de Griekse en Latijnse literatuur. De conclusie daarvan lijkt te zijn dat de mensheid in de voorindustriële tijd mobieler was dan aangenomen, veel mobieler. En waar mensen mobiel zijn, reizen hun ideeën mee. Dat verandert het werk van een classicus. Als hij bezig is met een Latijnse tekst uit Midden-Italië, zal hij voor het begrip van die tekst niet slechts kijken naar Latijnse en Griekse teksten, zoals nu gebeurt, maar meer dan nu het geval is ook naar teksten in andere talen (waarvan het Aramees de grootste is).

Heel nieuw is dit niet. Zeker bij de bestudering van vroegchristelijke teksten is er ook nu al een wijdere wereld van niet-Griekse en niet-Latijnse teksten. De Bijbel is immers geschreven in het Hebreeuws. En het christendom kende vanaf het begin teksten in bijvoorbeeld het Koptisch en Ethiopisch. Je kunt het voor-Constantijnse christendom niet bestuderen zonder een blik in bijvoorbeeld het Ethiopische Boek van Henoch; wie alleen Grieks en Latijn bekijkt, zal kijken naar teksten die een latere, orthodoxe selectie hebben doorstaan en doet de oorspronkelijke veelkleurigheid tekort. De implicatie van de DNA-revolutie is dat deze brede aanpak, die bij de vroegchristelijke literatuur dus al bestaat, veel vaker zal worden toegepast. De netten zullen breder geworpen gaan worden. Anders gezegd: de hermeneutische horizon of interpretatiehorizon wordt wijder. Of valt weg. Als ik talent had voor taal en als ik opnieuw kon beginnen, zou ik richting klassieke talen gaan, want dat is de komende tien jaar the place to be.

Lees verder “Bisschoppen in ballingschap (1)”

Klassieke literatuur (6c): filosofie

Een filosoof op een Romeinse camee (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

[Bij mijn mail zat een tijdje geleden de vraag welke klassieke teksten en vertalingen ik mensen zou aanraden. In deze onregelmatig verschijnende reeks zal ik een persoonlijk antwoord geven, waarbij leesplezier voorop staat. Wie zich er echt in wil verdiepen, kan het beste aan een universiteit bij een cursus aanschuiven. Voor de Latijnse literatuur is er Piet Gerbrandy’s Het feest van Saturnus. Voor de Griekse en christelijke literatuur is zo’n boek er niet. Vandaag vervolg ik met een stukje over de antieke filosofie – deel één was hier, deel twee komt nog.]

Alle volken hebben vroeg of laat de grote vragen des levens gesteld: wie zijn we, wat kunnen we weten, wat kunnen we doen? Meestal werden die vragen beantwoord via verhalen, ongeveer zoals u en ik wat inzichten hebben meegekregen via de verhalen van onze ouders. Je kunt ook proberen wat dieper te graven en te systematiseren, en dat is wat de Griekse filosofen hebben gedaan. Dat begon met wat natuurwetenschappelijke speculaties en daarna kwamen Plato en Aristoteles, die zich bezighielden met onder andere kentheorie. Laten we eerlijk zijn: veel heb je daar niet aan. Het is mooi geschreven, zoals bij Plato, en het is scherpzinnig, zoals bij Aristoteles, maar als het doel van de filosofie is de mensen gelukkiger te maken – en die ambitie is weleens uitgesproken geweest – dan zijn ze mislukt. Ook de twee filosofische stromingen die ik vandaag behandel, zijn eerder curieus dan toepasbaar.

Lees verder “Klassieke literatuur (6c): filosofie”