Battaros aan het woord (illustratie Harrie Geelen)
In het vorige blogje vertelde ik u over Herodas, de hellenistische dichter. Van hem zijn acht in iambische verzen geschreven kluchten over. Hieronder is Hein van Dolens vertaling van de tweede: een redevoering van de bordeelbaas Battaros, die de rijke Thales aanklaagt omdat hij een prostituee uit zijn bordeel heeft meegenomen.
De tekst is een parodie op een Atheense rechtszaak en de genoemde Chairoondas heeft in de zesde eeuw wetten opgesteld voor verschillende Griekse steden rond de Ionische Zee.
Er gaan dagen, soms zelfs weken, voorbij zonder dat ik denk aan hellenistische poëzie. Terwijl de dichters uit Alexandrië best de moeite waard zijn. Zo was daar Kallimachos, die korte, complexe en – om eerlijk te zijn – elitaire gedichten schreef vol intertekstuele verwijzingen. Het beroemde verhaal over de aan de hemel geplaatste haarlok van koningin Berenike, vormt het slot van het gedicht Oorzaken van Kallimachos. Tegenover deze poëzieopvatting stond die Apollonios, die met zijn Argonautika het aloude heldendicht nieuw leven inblies. We weten iets over de poëtische ruzies: Kallimachos vergeleek zijn eigen gedichten met helder water en de epen van Apollonios met een rivier (dus vol modder en kiezels).
Belangrijkste overeenkomst tussen de twee concurrerende visies op de dichtkunst: de torenhoge didactische ambities die de poëzie ooit had gehad, is opgegeven. Berenikes haarlok is een mooi stuk gelegenheidspoëzie, de Argonauten varen door een topografie waarvan de dichter weet dat die niet klopt. “In Alexandrië,” schrijft classicus Ilja Pfeijffer ergens, “ontstond de poëzie zoals ze is op haar best: nutteloos.”
Zie de zesde van de vragen hieronder: een versierd scheermes uit het Bardomuseum in Tunis.
Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Gisteren beantwoordde ik de eerste vier vragen. We gaan vandaag verder.
5.Vraag via de mail: Ik ben nieuwsgierig naar de omgang met hongersnood, alternatieven voor voedsel, directe en indirecte gevolgen.
Het boek daarover is van Peter Garnsey en heet Famine and Food Supply in the Graeco-Roman World. Als er alternatieven zijn geweest voor voedsel, dan heb ik daar overheen gelezen. Garnsey constateert dat we geen harde cijfers hebben en gebruikt statistieken uit het Ottomaanse Griekenland. Daaruit leidt hij af dat de oogst eens in de vier jaar mislukte (voedselschaarste). Dan hielp men zich met importen en zorgde men dat er voldoende zaaigoed was voor het volgende jaar. Een wijze stad hield een strategische voorraad aan; in het keizerlijke Rome lag altijd voor een jaar extra voedsel.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.