XII Fulminata, het bliksemlegioen

Een soldaat van XII Fulminata (Capitolijnse Musea, Rome)

Het heeft er de schijn van, al is het niet bewijsbaar, dat de nummers van de Romeinse legioenen al vóór Julius Caesar waren gekoppeld aan provincies – wat in de tijd vóór Caesar overigens geen territoriaal afgebakende gebieden waren maar aangewezen oorlogszones. De eerste vier legioenen stonden ter beschikking van de twee consuls, de nummers vijf en zes lagen in de twee Spaanse provincies en de nummers VII, VIII, VIIII en X lagen in de Provence en op de Po-vlakte. Waarna de oostelijker gebieden weer hogere nummers hadden.

Caesar

Toen Caesar gouverneur werd van de Provence en de Po-vlakte, beschikte hij dus over vier legioenen. Voor de oorlog tegen Helvetiërs die in 58 v.Chr. uitbrak, voegde hij er twee aan toe, die hij de nummers XI en XII gaf. Over dat laatste legioen wil ik het vandaag hebben. Het heeft tijdens de Gallische Oorlog zeker gestreden in de slag aan de Sabis (de Selle in Noord-Frankrijk) tegen de Nerviërs; het nam deel aan de belegering van Bourges, onderscheidde zich bij Lutetia en hielp bij de blokkade van Alesia.

In de Tweede Burgeroorlog, waarin Caesar het opnam tegen Pompeius en de troepen van de Senaat, streed het Twaalfde in Italië en in Farsalos. Het legioen heette in deze tijd XII Victrix, “overwinnares”. Daarna stuurde hij de mannen met pensioen. Er zijn landtoewijzingen bekend uit de omgeving van Parma, die worden gedateerd in het jaar 45.

Marcus Antonius

Nadat Caesar was vermoord, werden de veteranen opnieuw ingelijfd door zijn adjudant Lepidus (44), die het legioen daarna weer overdroeg aan Marcus Antonius. Mogelijk heeft het Twaalfde aan diens zijde gevochten in de gevechten rond Modena, waarin Marcus Antonius het moest opnemen tegen een leger van de Senaat. Uit dat conflict kwam Caesars geadopteerde zoon Octavianus als overwinnaar tevoren; na zich met Marcus Antonius en Lepidus te hebben verbonden (het “tweede driemanschap”) keerde hij zich tegen de moordenaars van Caesar. Het Twaalfde lijkt actief te zijn geweest in de dubbele slag bij Filippoi (42) en nam onmiddellijk daarna deel aan de gevechten die Marcus Antonius’ broer Lucius leverde tegen Octavianus. Bij Perugia zijn slingerkogels gevonden met de inscriptie XII Victrix.

Later diende het legioen Syrië. Het nam deel aan Marcus Antonius’ moeizaam verlopen oorlogen tegen het Parthische Rijk. Munten tonen dat hij zijn legioen in deze tijd Antiqua noemde, wat “oud” betekent in de zin van “beproefd” of “van bewezen kwaliteit”.

Na de zeeslag bij Aktion, waarin Octavianus afrekende met Marcus Antonius, vestigden enkele veteranen zich in Patras (in Griekenland), waar ze gezelschap hadden van soldaten van X Fretensis.

Augustus

Octavianus, die zich inmiddels Augustus noemde, stuurde het eigenlijke legioen weer naar het oosten. Het diende enige tijd in Beneden-Egypte en het staat vast dat het in 14 na Chr. was gestationeerd in Raphanae in Syrië. Samen met III Gallica, VI Ferrata en X Fretenis vormde het Twaalfde het leger waarmee Augustus’ stiefzoon Tiberius in 20 v.Chr. de Parthen onder druk zette om veldtekens terug te geven die ze eerder hadden buitgemaakt.

In 2018 zijn in de Zwitserse Alpen, in een kloof die Crap-Ses heet, Romeinse militaire voorwerpen gevonden. De munten maken een datering mogelijk in het vroege decennium v.Chr., toen generaal Drusus dit deel van de Alpen onderwierp. Al eerder waren er ondateerbare slingerkogels van het Twaalfde Legioen gevonden. We weten nu dus dat het tijdelijk zijn Syrische basis verlaten heeft om in het westen te vechten. Omdat soms een bliksemschicht is afgebeeld, weten we bovendien dat de bijnaam Fulminata, “bliksemschicht”, toen al bestond.

Slingerkogels uit Crap-Ses

Kort daarna keerde het terug. Na de dood van koning Herodes (laat in 5 v.Chr.) gebruikte gouverneur Publius Quinctilius Varus van Syrië drie van de Syrische legioenen om de opstanden van de joodse messiaanse leiders Judas, Simon en Athronges te onderdrukken. Het is waarschijnlijk dat het Twaalfde er één van was, maar dat weten we niet zeker.

Armenië

Met behulp van dezelfde Syrische legioenen lanceerde de Romeinse commandant Gnaeus Domitius Corbulo een succesvolle campagne in het vazalkoninkrijk Armenië. In 58 en 59 bezetten de Romeinen de Armeense hoofdsteden Artaxata (ten zuiden van het moderne Yerevan) en Tigranokerta; de Armeniërs kregen ook een nieuwe, pro-Romeinse koning, Tigranes VI.

Daarop plaatsten de Parthen een andere koning op de Armeense troon, Tiridates, de broer van hun koning Vologases. Al snel – te snel, zoals bleek – reageerde de Romeinse generaal Lucius Caesennius Paetus, die in 62 met XII Fulminata en IIII Scythica oprukte naar Armenië. De Parthen dwongen hen echter tot overgave bij Rhandeia (winter 62/63). Nu was het opnieuw aan Corbulo op orde op zaken te stellen. Hij accepteerde Tiridates als Armeense vorst, maar dwong hem zijn kroon te gaan afhalen bij de Romeinse keizer Nero. De legioenen IIII Scythica en XII Fulminata, die waren onteerd, mochten aan deze oorlog niet deelnemen. Er zou nog erger komen.

Wordt vervolgd.

Deel dit:

Een gedachte over “XII Fulminata, het bliksemlegioen

Reacties zijn gesloten.