Comparatisme & etnografische parallellen

Een tijdje geleden zag ik de film The Eagle uit 2011. Na alle slechte kritieken viel ’ie me reuze mee en achteraf begrijp ik waarom de kritieken niet betrouwbaar waren. Het is de verfilming van een opvallend geliefd jeugdboek, The Eagle of the Ninth van Rosemary Sutcliff, dus de filmmakers konden het sowieso nooit goed doen. Om de sfeer van de Romeinse wereld op te roepen, hebben ze echter wel degelijk hun best gedaan. De locaties zien er best goed uit.

Regisseur Kevin Macdonald stuitte echter op een probleem toen hij de wereld buiten het Romeinse Rijk moest schetsen. Hoe leefden de bewoners van Caledonië, zeg maar Schotland, in de tweede eeuw na Chr.? Daarover weten we veel minder dan over de Romeinse wereld. Niet alleen omdat de Picten, zoals de noorderlingen heetten, niets hebben opgeschreven, maar ook omdat ze archeologisch wat moeilijker te duiden zijn dan de goed-gedocumenteerde Romeinen. We hebben een gat in onze kennis.

Lees verder “Comparatisme & etnografische parallellen”

Geld, cultuur en welzijn (2)

Reconstructie van een inscriptie (op naam van Plinius de Jongere) met een schenking aan de stad Como (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

[Tweede deel van een recensie, geschreven door Dirk-Jan de Vink, van Daniel Hoyer, Money, Culture, and Well-Being in Rome’s Economic Development, 0-275 CE (2018). Het eerste deel is hier.]

Te rade bij sociale wetenschappen

Een klacht van de auteur is dat kwantificerende oudhistorici en maatschappelijk georiënteerde oudhistorici langs elkaar heen werken. Om tegenstellingen te overbruggen gaat hij zelf te rade bij de sociale wetenschappen, in het bijzonder economie en politicologie. Verder maakt Hoyer – zeer beperkt – uitstapjes naar pre-industriële grootmachten als het Chinese Keizerrijk en het Indiase Mogolrijk.

De auteur betrekt nadrukkelijk het welzijn van mensen bij zijn onderzoek. Dat wil zeggen: de mate waarin zij in hun behoeften kunnen voorzien, hun gezondheid, levensverwachting, toegang tot kennis, inclusiviteit van de samenleving en de mate waarin mensen invloed hebben op hun eigen leefomstandigheden. Een interessante vraag in dat verband is: welke omstandigheden bepalen dat mensen een betere kwaliteit van leven ervaren? Door deze insteek maakt het boek een moderne indruk.

Lees verder “Geld, cultuur en welzijn (2)”

Verkeerd geleerde historische lessen

Vorige week overleed Donald Kagan. De in Litouwen geboren Amerikaanse classicus is de auteur van een van de aardigste inleidingen tot de reeks conflicten waarin Athene, Sparta, Korinthe, Thebe, Argos, Syracuse en Macedonië in het laatste derde van de vijfde eeuw v.Chr. verwikkeld raakten. Daarover eerst iets, daarna over Kagan zelf.

Griekse oorlogen

Die conflicten begonnen bij Sybota (433), escaleerden tot de tienjarige Archidamische Oorlog (431-421), kregen een kort intermezzo dat bekendstaat als de Vrede van Nikias, werden vervolgd met een conflict op de Peloponnesos en vervolgens de Siciliaanse Expeditie (waarover ik toevallig volgende week blog), gingen over in de Ionische of Dekeleïsche Oorlog (413-404), die eindigde met de val  vanAthene (404), dat zich herstelde, waarop de Korinthische Oorlog begon (395-387).

We hebben drie bronnen. De eerste is Thoukydides’ indrukwekkende maar onvoltooide geschiedwerk. Omdat deze auteur vóór de Korinthische Oorlog overleed beschouwde hij de gebeurtenissen van 431 tot en met 404 als één geheel, en daarmee maakte hij school. Historici duiden het vaak aan als de Peloponnesische Oorlog. Xenofon beschreef het vervolg, de Hellenika (“Griekse oorlogen” in de vertaling van Gerard Koolschijn). Tot slot is er Diodoros van Sicilië, de auteur van een samenvatting van eerdere geschiedwerken. Hij biedt een overzicht van de gehele vijfde en vierde eeuw, inclusief het heel relevante detail dat Sparta al in 431 v.Chr. Perzië om hulp vroeg.

Lees verder “Verkeerd geleerde historische lessen”

Comparatisme: verklaren door vergelijken (3)

De Romeinse brug van Alcantara

In de twee eerste stukjes (één, twee) heb ik uitgelegd dat vergelijken een manier is om oorzaken op te sporen, al moet je rekening houden met valkuilen en werken brede patronen (“modellen”) beter dan simpele parallellen. De toepassing van dit vergelijkend-oorzakelijke verklaringsmodel komt vaak neer op het uitsluiten van concurrerende variabelen en daarvan wil ik nu een voorbeeld geven: wat is de voornaamste oorzaak was van de romanisering? Het voorbeeld zou eigenlijk tientallen parallellen – een patroon, een model – moeten hebben, maar ik kies toch even voor één casus, Andalusië.

Daar kunnen we de romanisering namelijk vergelijken met de arabisering. Tweemaal werd de bevolking door overmachtige legers onderworpen en veranderden taal en religie. Hoewel de processen op elkaar lijken, is er een groot verschil tussen de eindes van de vergeleken periodes: toen in de vijfde eeuw het Romeinse staatsapparaat desintegreerde en een van oorsprong Visigotische elite de macht overnam, absorbeerde de bevolking haar heersers, die zich aanpasten, Latijn gingen spreken en christelijk werden. In de Late Middeleeuwen, toen veroveraars uit Portugal, Castilië en Aragon het gebied overnamen, kon de inmiddels Arabisch geworden bevolking haar nieuwe meesters echter niet absorberen. Blijkbaar greep de romanisering dieper in dan de arabisering, maar waardoor?

Lees verder “Comparatisme: verklaren door vergelijken (3)”

Comparatisme: verklaren door vergelijken (2)

In het eerste stukje over het comparatisme hebben we vooral gekeken naar simpele parallellen, waarin een onderzoeker een verschijnsel verklaart door er één ding naast te nemen. Sparta lijkt op Kreta, Kolchis op Egypte, en die verwantschap is de oorzaak van de overeenkomsten. Het is echter verstandiger om bredere patronen te zoeken, wat in feite is waarom Marx productiewijzen beschouwde als basis voor wat vergelijkbaar was en wat niet.

Een ander voorbeeld: een archeoloog weet bijvoorbeeld dat veel volken de gewoonte hadden kostbaarheden aan de goden te wijden en veronderstelt daarom, als hij ergens veel dure voorwerpen opgraaft, dat het opgegraven gebouw een religieuze functie kan hebben gehad. Hij vergelijkt dus niet met één andere cultuur, maar met een algemener patroon, en dat is, zolang n>1 beter is dan n=1, een hardere methode. Zo’n patroon wordt ook wel aangeduid als een model.

Een voorbeeld is De boeren bedreigd, de inaugurele rede van mijn leermeester Pieter Willem de Neeve (1945-1990). Hierin behandelde hij de economie van Italië in de periode voordat Tiberius Gracchus in 133 v.Chr. voorstelde de akkerbouw te hervormen. De Neeve paste het model toe dat de Pruisische sociaal-geograaf Johann Heinrich von Thünen in 1826 had voorgesteld in zijn boek Der isolierte Staat.

Lees verder “Comparatisme: verklaren door vergelijken (2)”

Comparatisme: verklaren door vergelijken (1)

Standbeeld van een magistraat (“suffeet”) uit Lepcis Magna (Nationaal Museum, Tripoli)

Al zijn er mensen als Paul Schnabel die denken dat historici alleen maar feitjes verzamelen, en al wekt de Historische Scheurkalender van het Historisch Nieuwsblad dezelfde indruk, het is maar één aspect van wat historici doen. Ze proberen de gebeurtenissen ook te verklaren. Daarvoor hebben ze verschillende “verklaringsmodellen”.

  • Soms doen ze dat wetmatige verbanden te formuleren, waarin ze oorzaak-gevolg-relaties leggen. We noemen dat wel positivisme en het lukt heel redelijk als het gaat om zaken als demografie.
  • Soms doen ze dat door zich in de mensen van vroeger in te leven. Dat model heet hermeneuse en is eigenlijk het meest gebruikelijke model. Het leidt niet per se tot grote-mannen-geschiedenis, maar de nadruk ligt wel sterk op het individu en de eveneens reëel bestaande processen blijven wat onderbelicht. (Zie daarover mijn stukje over individu en proces.)
  • Narrativisme is dat je, heel postmodern, accepteert dat het verleden voorgoed onkenbaar is geworden – we hebben immers te weinig data – en dat je afziet van de ambitie oorzaak-gevolg-relaties uit het verleden op te sporen, maar dat je ze creëert. Dat kan een overtuigend of een minder overtuigend verhaal opleveren, maar ik zou het geen wetenschap meer noemen en ik begrijp niet goed waarom academici dit model niet radicaler afwijzen.
  • Dan zijn er de nieuwe visies op causaliteit die mogelijk worden door de brute rekenkracht van computers; daarover een andere keer. Dit is zó nieuw, en hermeneuse is zó populair, dat het weleens is gebeurd dat toen een leuke computer-gebaseerde ontdekking werd gedaan, historici zich er niet in verdiepten omdat het geen geschiedenis zou zijn.
  • Vandaag het derde verklaringsmodel, dat bekendstaat als vergelijkend-oorzakelijk: het zoekt oorzakelijke verklaringen, maar ziet af van wetmatigheden en spoort oorzaken op door middel van vergelijking. Het wordt ook wel comparatisme genoemd.

Lees verder “Comparatisme: verklaren door vergelijken (1)”

Het ongrijpbare antieke christendom (2)

Je kunt niet altijd afgaan op wat concreet waarneembaar is

In het eerste stukje heb ik beschreven dat christendom, zowel nu als vroeger, lastig valt te definiëren. De diverse gelovigen vertonen echter familiegelijkenis: hoewel ze op wezenlijke punten kunnen verschillen, lijken ze toch wel op elkaar. Dat wat u en/of ik herkennen, is echter subjectief en brengt het gevaar met zich mee dat je, als je in het verleden zaken waarneemt die jij herkent, je eigen noties projecteert op de rest. Simpel gezegd: bisschoppen, bijbels en kerkgebouwen vormen overeenkomsten tussen toen en nu, maar willen nog niet zeggen dat het antieke christendom ook in andere aspecten lijkt op het huidige.

Wél lijkt het erop dat na Constantijn een kerk is ontstaan die lijkt op wat u of ik herkenbaar vinden, maar nog aan het einde van de vierde eeuw was de daar gepredikte orthodoxie niet de enige mogelijkheid. (Tot in de achtste eeuw waren er christenen en joden die dezelfde feestdagen vierden.) Dit moet in de periode vóór Constantijn nog meer dan in de vierde eeuw het geval zijn geweest, maar de eigen teksten van de andersdenkenden zijn niet overgeleverd. We mogen, ja moeten, de vraag stellen wat we mogen verwachten.

Lees verder “Het ongrijpbare antieke christendom (2)”