Een geschiedenis van Syracuse (5)

Reliëf van een dodenmaal (Museo archeologico regionale Paolo Orsi, Syracuse)

[Dit is het voorlaatste deel van een zesdelige reeks over de geschiedenis van de voornaamste stad van het antieke Sicilië, Syracuse. Het eerste stukje was hier en een landkaartje is daar.]

De Eerste Punische Oorlog

Ik was in mijn vorige stukje beknopt over Pyrrhos, omdat ik er al eens over had geblogd. Over de Eerste Punische Oorlog wil ik het ook niet lang hebben, want ik schreef een boek over dit conflict tussen Rome en Karthago. Dat boek heeft de superoriginele titel De vergeten oorlog en u moet het maar lezen als u wil weten hoe Rome tussen 264 en 241 v.Chr. Karthago versloeg en Sicilië annexeerde.

Samengevat: het begon met een klein conflict om Messina, daarna sloot Syracuse zich aan bij Rome, vervolgens mobiliseerde Karthago pas echt, en toen besloot Rome er ook echt werk van te maken. Akragas viel na een lange belegering. Waarop de Karthagers besloten met schepen de Italische kust te plunderen. Waarop de Romeinen een vloot bouwden en de Karthagers met een nieuw wapen, de enterbrug, wisten te verslaan. Waarop de Romeinen besloten à la Agathokles over te steken naar Afrika. Waar consul Regulus de Karthagers versloeg om zelf te worden verslagen door de Karthaagse huurlingenleider Xanthippos. Om dat verhaal te vernemen hoeft u mijn boek niet te lezen, u leest het namelijk hier op de blog.

Lees verder “Een geschiedenis van Syracuse (5)”

Spartacus en Crassus

Crassus (Louvre, Parijs)

[Laatste stukje over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

Crassus commandant

In Rome trad een nieuwe bevelhebber aan: Marcus Licinius Crassus. De verslagen consulaire legioenen schijnen in de buurt van Ancona te zijn achtergebleven, en Crassus gaf hun commandant Mummius opdracht zich in het zuiden bij hem te voegen. Hij mocht geen contact met de vijand maken. Mummius meende echter een goede gelegenheid te zien het probleem zelf op te lossen, bond de strijd toch aan en werd verslagen. Crassus was woedend en meedogenloos in zijn straf: decimatie. Elke tiende soldaat moest door zijn kameraden worden gedood. De legionairs moesten weten dat ze meer hadden te vrezen van hun commandant dan van de slaven en gladiatoren. Dit is een van de zeer weinige bekende gevallen van decimatie.

De Cilicische Piraten

In de winter van 72/71 kwam Spartacus aan in de teen van Italië, waar hij Thourioi innam. Dit was de enige keer dat hij zijn mensen in een stad vestigde. Het doel lijkt te zijn geweest Sicilië te veroveren. Op dat eiland waren in het recente verleden verschillende grote slavenopstanden geweest, met leiders die zich tot koning hadden uitgeroepen.

Lees verder “Spartacus en Crassus”

Spartacus (2)

Re-enactors in de uitrusting van soldaten uit de eerste eeuw v.Chr.

[Derde van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

Twee consuls in actie

Het volgende jaar begreep de Senaat hoe ernstig deze oorlog was. Volgens Appianus voerde Spartacus nu het bevel over zo’n 70.000 man, en hoewel we niet weten waarop de Grieks-Romeinse geschiedschrijver dit cijfer baseert, kunnen we er zeker van zijn dat de rijke landeigenaren in de Senaat zich realiseerden dat ook hun slaven konden vluchten. Daarom gaven de senatoren de beide consuls, Lucius Gellius Publicola en Gnaeus Cornelius Lentulus Clodianus, opdracht op te treden tegen de bendes van Spartacus.

Volgens Appianus had Spartacus de winter gebruikt om wapens te vervaardigen. Zijn leger moet het platteland van Campanië hebben beheerst. Het was zijn plan om de Apennijnen over te steken en naar het noorden te trekken, zodat zijn mensen konden terugkeren naar Gallië, Germanië of de Balkan. Het zou moeilijk zijn 70.000 mensen uit Italië weg te leiden. Het was noodzakelijk om in gescheiden colonnes op te trekken.

Lees verder “Spartacus (2)”

Spartacus (1)

Gladiatoren op een Italiaans reliëf uit de eerste helft van de eerste eeuw v.Chr. (Glyptotheek, München)

[Tweede van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

We hebben twee bronnen over de opstand van Spartacus. Ploutarchos (46-c.122) beschrijft de oorlog in zijn Leven van Crassus, en een generatie later vertelt Appianus het verhaal in zijn Geschiedenis van de Burgeroorlogen. Omdat beiden min of meer dezelfde gebeurtenissen in dezelfde volgorde beschrijven, is het verleidelijk om een gedeelde bron achter hun verhalen aan te nemen, waarschijnlijk de (grotendeels verloren) Historiën van Sallustius of (iets minder waarschijnlijk) de verloren boeken 95, 96 en 97 van het geschiedwerk van Titus Livius. Het lijkt er daarbij op dat Appianus zijn verslag wat heeft ingekort, terwijl Ploutarchos verschillende verhalen over Spartacus’ wreedheid heeft weggelaten.

In 73 v.Chr. wisten achtenzeventig gladiatoren te ontsnappen uit de school van een zekere Gnaeus Lentulus Batiatus te Capua. Volgens Ploutarchos waren ze bewapend met niet meer dan keukengerei, maar al snel bemachtigden ze echte wapens. Van nu af aan waren ze zwaar bewapend en ze trokken zich in eerste instantie terug op een berg. Appianus vertelt ons dat dit de Vesuvius was.

Lees verder “Spartacus (1)”

Slavernij in Italië

Vier slaven (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

De Romeinse economie was gebaseerd op landbouw en op oorlog. En dus was een Romeins burger eeuwenlang boer en soldaat geweest. Tijdens de Tweede Punische Oorlog – u weet wel, die tegen Hannibal – was beginnen te veranderen. De Romeinen moesten voor hun oorlogen vaak vér naar het buitenland: naar Hispania en Africa bijvoorbeeld, maar ook naar de gebieden ten oosten van de Adriatische Zee. Na 200 v.Chr. waren Griekenland en Macedonië belangrijke strijdtonelen. Vaak bleven de soldaten lange tijd in het buitenland en het gebeurde niet zelden dat ze bij terugkomst vaststelden dat hun boerderijen failliet waren. Dan was er maar één oplossing: de boerderij verkopen en verhuizen naar de stad.

Appianus’ analyse

De Italische steden groeiden snel en het platteland veranderde van karakter. Een voor een gingen de kleine boerderijen op in grote plantages, die historici wel aanduiden als latifundia. Daar deden slaven het werk, mensen die niet in militaire dienst hoefden. De Grieks-Romeinse geschiedschrijver Appianus van Alexandrië (c.95-c.165) analyseert het ontstaan van de massale slavernij op het Italiaanse platteland:

Lees verder “Slavernij in Italië”

De brief aan Filemon

De vrijlating van twee slaven met vrijheidsmutsen; de eigenaar schudt een van hen de hand; achteraan kijkt een magistraat toe (Musée royal de Mariemont, Morlanwelz)

We verdelen het Nieuwe Testament traditioneel in een aantal “boeken”. Bij de vier evangeliën, de Handelingen van de Apostelen en de Openbaring van Johannes is dat probleemloos, maar bij de brieven is dat eigenlijk een beetje een rare aanduiding. Zeker bij de Brief aan Filemon, die slechts vijfentwintig zinnetjes telt. Evengoed is het een interessante tekst.

Ik zal nog weleens een keer te spreken komen over het auteurschap van de diverse brieven, maar voor het moment wil ik alleen constateren dat onbediscussieerd is dat Paulus aan het woord is. Hij heeft zich weer eens in de nesten gewerkt, want hij schrijft vanuit de gevangenis aan zijn “geliefde medewerker Filemon” en de gemeente die bij hem thuis samenkomt. Na wat complimenten over Filemons vriendschap komt Paulus ter zake.

Lees verder “De brief aan Filemon”

Oud-oosterse maatschappelijke verhoudingen

Twee Assyrische paleisbedienden (Tell Ahmar; Louvre, Parijs)

Tijd om het te hebben over de maatschappelijke verhoudingen in het oude Nabije Oosten. In de eerste plaats slavernij. Je hoeft niet heel Bijbelvast te zijn om de verhalen te kennen over de vreselijke slavenarbeid van de Hebreeën in Egypte en de deportatie van de Joden naar Babylonië. Onvrije arbeid was destijds doodnormaal. De vrijheid van de een was mogelijk door de onvrijheid van de ander, zo simpel. In de oud-oosterse samenlevingen bestond dus een onderscheid tussen degenen die eigen baas waren en degenen die andermans bezit waren.

Dat was maar één manier om de toenmalige maatschappij onder te verdelen. De maatschappelijke verhoudingen waren zo complex als je bij vijfentwintig eeuwen geschiedenis mag verwachten. Rijkdom was een ander onderscheid, net als iemands plaats in de economie: boer, soldaat, ambachtsman. Voor ons niet zo goed te begrijpen is de positie binnen of buiten de twee grote organisaties, d.w.z. paleis en tempel. Tempelpersoneel en hovelingen kregen voor hun diensten betaald door de redistributie van de opbrengsten van het land. Dat maakte hen opvallend geprivilegieerd.

Lees verder “Oud-oosterse maatschappelijke verhoudingen”

Geliefd boek: The Voyage of the Beagle

Charles Darwin (Natural History Museum, Londen)

De belangrijkste wetenschappelijk reis van de negentiende eeuw was misschien wel de vijfjarige tocht die Charles Darwin maakte aan boord van het zeilschip de Beagle. Darwin was pas 22 jaar oud toen het schip eind 1831 uit Engeland vertrok. Hij was een enorme geluksvogel dat hij deze reis op dat tijdstip kon maken. Zo waren er net nieuwe geologische inzichten gepubliceerd die hem hielpen bij zijn eigen waarnemingen. Was hij tien jaar later geweest dan zou waarschijnlijk iemand anders zijn ontdekkingen hebben gedaan. Wetenschappelijk succes berust soms op geluk en toeval.

Tijdens de wereldreis van de Beagle bracht hij overigens de meeste tijd op het vasteland door, vooral in Zuid-Amerika. Hij werkte hard en was voortdurend op expeditie, altijd bezig planten en dieren te verzamelen. In 1839 publiceerde Darwin met groot succes zijn reisverslag The Voyage of the Beagle. Het is een innemend boek, geschreven door een intelligente, goed observerende jongeman maar nog zonder vastomlijnde toekomstplannen.

Lees verder “Geliefd boek: The Voyage of the Beagle”

Historische excuses

Monument voor de slavenopstand van Tula op Curaçao

Wat of ik als historicus en als Amsterdammer nou vond van de historische excuses die burgemeester Halsema onlangs maakte voor het slavernijverleden? Ik had de vragensteller graag een wijs en diepzinnig antwoord gegeven, maar ik heb geen uitgekristalliseerde mening. Dat wil niet zeggen dat ik niet een paar losse, half uitgewerkte gedachten zou hebben.

Kentheorie

Om te beginnen zit er aan zo’n historisch excuus een kentheoretisch aspect. Niemand zal ontkennen dat het geweldig goed was toen Willy Brand door de knieën ging voor het monument voor de Getto-opstand in Warschau, want zowel hijzelf als de andere aanwezigen hadden de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Het maken van een excuus voor iets dat lang geleden is gebeurd veronderstelt echter dat er zoiets zou zijn als een overerfbaarheid in slachtofferschap en daderschap. Ik weet niet goed hoe ik zoiets zou kunnen onderbouwen.

Lees verder “Historische excuses”

Geliefd boek: De zwarte met het witte hart

De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet zwart. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar donkerder was ik niet. Dat weet ik. Er is een dag geweest waarop ik een verkleuring gewaarwerd. Later, toen ik dan eenmaal zwart wás, ben ik weer verschoten.

Zo begint De zwarte met het witte hart, Arthur Japins prachtige vertelling van een wonderlijke geschiedenis. Twee Ashanti-prinsen, Kwasi en Kwame, werden in 1837 cadeau gedaan aan onze koning Willem I. De Trans-Atlantische Slavenhandel was afgeschaft, maar de Nederlanders misten de inkomsten. Generaal-majoor Verveer sloot namens onze regering een deal met de Ashanti: zij zouden jaarlijks duizenden soldaten leveren aan het Nederlands-Indisch leger. De Ashanti-koning leverde slaven en krijgsgevangenen uit de omliggende regio’s die van de Nederlanders een voorschot kregen waarmee ze zichzelf vrij konden kopen. Dit voorschot dienden ze uit hun soldij terug te betalen. Omdat hun soldij hiervoor niet toereikend was, bleven ze vaak tot hun al dan niet voortijdige dood in Nederlandse dienst. Als onderpand voor deze verkapte slavernij werden de beide prinsjes geschonken aan onze koning. In Nederland kregen zij een opleiding.

Lees verder “Geliefd boek: De zwarte met het witte hart”